ECLI:NL:RVS:2022:1233

Raad van State

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
202102082/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huisverbod opgelegd door burgemeester na geweldsincident tussen appellant en partij

Op 11 mei 2020 heeft de burgemeester van Heerlen aan [appellant] een huisverbod opgelegd voor de duur van 10 dagen, na een geweldsincident met [partij]. Dit huisverbod omvatte ook een contactverbod met [partij] en hun minderjarige kind. De verklaringen van beide partijen over het incident zijn tegenstrijdig. [appellant] beweert dat [partij] hem aanviel, terwijl [partij] stelt dat [appellant] haar heeft geslagen. De burgemeester heeft het huisverbod op 20 mei 2020 verlengd met 18 dagen, omdat de dreiging van gevaar nog steeds aanwezig was. De rechtbank Limburg heeft het beroep van [appellant] tegen deze besluiten ongegrond verklaard op 16 februari 2021. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de burgemeester onterecht het huisverbod heeft opgelegd en verlengd, en dat er geen bewijs is dat hij een gevaar vormt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 april 2022. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid het huisverbod kon opleggen en verlengen om verdere escalatie te voorkomen en hulpverlening te faciliteren. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de burgemeester zijn bevoegdheid terecht heeft aangewend.

Uitspraak

202102082/1/A3.
Datum uitspraak: 26 april 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 februari 2021 in zaak nr. C/03/278625/FA RK 20-2015 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Heerlen.
Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2020 heeft de burgemeester aan [appellant] een huisverbod opgelegd voor 10 dagen.
Bij besluit van 20 mei 2020 heeft de burgemeester het opgelegde huisverbod met een aansluitende periode van 18 dagen verlengd.
Bij uitspraak van 16 februari 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen deze besluiten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester en [partij] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 13 april 2022, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.A.L. Devoi, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       De burgemeester heeft aan [appellant] een huisverbod opgelegd van 11 mei 2020 tot 21 mei 2020 voor de woning aan de [locatie] in Heerlen. Het huisverbod omvatte ook een verbod voor [appellant] om contact op te nemen met [partij] en hun minderjarige kind. Het huisverbod werd opgelegd omdat op 11 mei 2020 een geweldsincident tussen [appellant] en [partij] had plaatsgevonden. De verklaringen van [appellant] en [partij] over het geweldsincident staan lijnrecht tegenover elkaar. [appellant] stelt dat [partij] die dag zijn bankrekening bij de bank had laten blokkeren. Toen [appellant] met [partij] daarover in discussie ging, gaf [partij] hem plots een kopstoot. [appellant] probeerde haar van zich af te duwen. [appellant] heeft daarna de moeder van [partij] gebeld. Volgens [partij] pakte [appellant] juist haar arm en sloeg hij haar, waarop zij zich omdraaide en hij haar vervolgens op de rug sloeg.
De burgemeester heeft bij besluit van 20 mei 2020 het huisverbod verlengd met 18 dagen, tot 8 juni 2020. Tevens heeft hij bepaald dat het verbod ook een verbod omvat om contact op te nemen met de meerderjarige dochter van [partij], die weer bij haar moeder was komen inwonen. Tot verlenging heeft hij besloten omdat ten tijde van de verlenging de dreiging van gevaar, dan wel een ernstig vermoeden daarvan, nog voortduurde. Daarnaast heeft de burgemeester het verbod verlengd opdat de hulpverlening op gang gebracht kon worden. Tegen het huisverbod en de verlenging heeft [appellant] beroep ingesteld.
Aangevallen uitspraak
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om aan [appellant] een huisverbod op te leggen, om een afkoelingsperiode te creëren, verdere escalatie tussen hem en [partij] te voorkomen en de hulpverlening aan de betrokkenen, in verband met het incident dat had plaatsgevonden, op gang te brengen. Volgens de rechtbank heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat de dreiging van het gevaar voor de veiligheid van de huisgenoten, of het ernstige vermoeden daarvan, na afloop van de termijn van 10 dagen, waarvoor het huisverbod oorspronkelijk was opgelegd, niet was geweken. De burgemeester heeft daarom in redelijkheid kunnen besluiten het huisverbod te verlengen, aldus de rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten om aan hem een huisverbod op te leggen en dat te verlengen. Het besluit is genomen op basis van valse informatie, afkomstig van [partij]. Niet bewezen kan worden dat het verhaal van [partij] juist is. Daarom kan ook niet worden aangenomen dat [appellant] degene is aan wie een huisverbod opgelegd diende te worden. Niet duidelijk is waarom het huisverbod niet aan [partij] is opgelegd, nu zij degene is die een adempauze wilde. Verder herkent [appellant] zich niet in het Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld (hierna: RiHG). Er zijn al jaren geen risicoindicaties en het is dan ook onnodig om hem als risico te bestempelen. Tegen hem loopt wel een strafzaak, maar hij is ervan overtuigd dat hij vrijgesproken zal worden. Er kan geen huisverbod worden opgelegd vanwege een gebeurtenis die niet heeft plaatsgevonden, aldus [appellant].
[appellant] betoogt tevens dat voorafgaand aan en ten tijde van het verlengingsbesluit gesprekken hadden kunnen plaatsvinden tussen hem en [partij], waardoor een verlenging van het huisverbod niet nodig zou zijn geweest. Volgens [appellant] had de burgemeester daarom het verlengingsbesluit niet mogen nemen. De rechtbank heeft dit volgens hem miskend.
Wettelijk kader
3.1.    Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: de Wth), kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. In artikel 9, eerste lid, van de Wth, staat dat de burgemeester een huisverbod kan verlengen tot ten hoogste 4 weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:309, is een huisverbod een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van betrokkenen. De bevoegdheid daartoe is beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, althans ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voordoet voor de veiligheid van personen. Indien dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid aangewezen is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden van dien aard waren dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot oplegging van een huisverbod bestond. Indien dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester door de bestuursrechter terughoudend getoetst.
Opleggen van het huisverbod
3.2.    Vast staat dat op 11 mei 2020 een geweldsincident heeft plaatsgevonden tussen [appellant] en [partij]. Over het verloop hiervan hebben zij uiteenlopende verklaringen afgelegd, die lijnrecht tegenover elkaar staan. Wel stellen beiden dat de relatie sinds het begin niet goed liep. In de loop der jaren zijn de ruzies verergerd. Hun minderjarige kind was aanwezig bij een voorafgaande woordenwisseling eerder op de dag. Voorts blijkt uit het rapport over de situatie ter plaatse dat [partij] naar de huisarts is gegaan na het geweldsincident. De huisarts belde vervolgens de politie. [partij] heeft aangifte gedaan van mishandeling.
De burgemeester heeft aan zijn besluit, onder andere, het RiHG ten grondslag gelegd. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wth (Kamerstukken II 2005/06, 30 657, nr. 3, blz. 14) volgt dat het RiHG een beoordelingsinstrument is waarin wordt geadviseerd of bij een situatie van mogelijk huiselijk geweld een huisverbod moet worden opgelegd. Zoals uit het RiHG blijkt, wordt gekeken naar de mogelijke pleger van huiselijk geweld, het verloop van het incident en de achtergrond waarbinnen het huiselijk geweld of dreiging hiervan zich afspeelde. Bij de beoordeling wegen antecedenten en incidenten, mede op basis van politieregistraties, van de mogelijke pleger van huiselijk geweld mee. Uit het RiHG blijkt dat [appellant] meerdere antecedenten heeft op het gebied van fysiek geweld. In een eerdere relatie van hem was ook sprake van fysiek geweld. [partij] heeft eerder een melding van huiselijk geweld gedaan bij Veilig Thuis.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het feit dat geweld wordt gebruikt in een thuissituatie voldoende reden kan bieden om door middel van een huisverbod in te grijpen en dat het niet nodig is dat vaststaat door wie van de huisgenoten het geweld is gepleegd. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wth (Kamerstukken II 2005/06, 30 657, nr. 3, blz. 2) volgt dat het huisverbod in de gegeven noodsituatie ertoe strekt om escalatie te voorkomen en hulp te bieden. Het huisverbod moet worden gezien als een bestuurlijke maatregel, die ook kan worden ingezet wanneer zich geen strafbare feiten hebben voorgedaan, maar situaties zijn ontstaan waarbij acute en dringende behoefte bestaat aan het creëren van een afkoelingsperiode om escalatie te voorkomen. Gelet op wat hiervoor is overwogen mocht de burgemeester aannemen, althans ernstig vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voordeed. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was en in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om aan [appellant] een huisverbod op te leggen, om een afkoelingsperiode te creëren, verdere escalatie tussen hem en [partij] te voorkomen en de hulpverlening aan de betrokkenen, in verband met het incident dat had plaatsgevonden, op gang te brengen. Voor de keuze om aan [appellant] en niet aan [partij] het huisverbod op te leggen hoefde niet vast te staan dat hij degene was van wie het geweld (vooral) was uitgegaan. De burgemeester heeft bij het opleggen van het huisverbod aan [appellant] terecht meegewogen dat de woning eigendom is van [partij] en niet van hem, zodat zij in haar eigen woning kon blijven.
Het betoog slaagt niet.
Verlengen van het huisverbod
3.3.    De burgemeester heeft zijn besluit tot verlenging van het huisverbod gebaseerd op het zorgadvies en het beleidsadvies ten behoeve van het verlengen/intrekken van een tijdelijk huisverbod. Volgens de adviezen sloten alle betrokken professionals herhaling van geweld niet uit als het huisverbod niet verlengd zou worden. De periode van verlenging zou gebruikt worden om meer zicht te krijgen op de mogelijkheden van beide ouders en de manier waarop de omgang tussen [appellant] en zijn kind op een veilige manier vorm kon worden gegeven. Verder zouden partijen, volgens de adviezen, ondersteund moeten worden in het vormgeven van de nieuwe situatie. Ook moest gekeken worden naar de inzet van een zogenoemd Aware-kastje voor [partij], een draagbaar alarmsysteem waarmee met een enkele druk op de knop de politie gewaarschuwd wordt, zodat haar veiligheid ook na het aflopen van het huisverbod gewaarborgd kan worden.
Wat [appellant] naar voren heeft gebracht vormt geen grond voor het oordeel dat de burgemeester zich niet op deze adviezen had mogen baseren. Uit de adviezen volgt dat de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich, ondanks de afname, nog voortzette. Deze feiten en omstandigheden wijzen erop dat de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, voor de veiligheid van [partij], en eventueel haar kinderen, na afloop van de termijn van het huisverbod niet was geweken. De gevolgen van de verlenging van het huisverbod zijn daarom voor [appellant] niet onevenredig in verhouding tot het met die verlenging gediende doel.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2022
280-990