ECLI:NL:RBNNE:2024:2264

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
18-035761-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van harddrugs, vernieling van een politiebus en witwassen

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van handel in harddrugs, het aanwezig hebben van harddrugs, vernieling van een politiebus en witwassen. De verdachte, geboren in 1978 in Marokko en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. T. Altindag. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous. De zaak werd behandeld na eerdere zittingen op 30 april en 28 mei 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 januari 2024 opzettelijk heroïne, cocaïne en MDMA heeft verkocht en afgeleverd. Daarnaast had hij opzettelijk een hoeveelheid harddrugs voorhanden en vernielde hij het ontgrendelingssysteem van een politiebus. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich ook schuldig had gemaakt aan witwassen, omdat hij geen legale inkomsten had en er aanzienlijke bedragen aan contant geld in zijn woning werden aangetroffen. De rechtbank verwierp het verzoek van de verdediging om stukken te vertalen naar het Nederlands, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht voor de beslissing. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank verklaarde de in beslag genomen voorwerpen verbeurd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-035761-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 juni 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (Marokko), thans gedetineerd in [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 28 mei 2024. De strafzaak is eerder behandeld op de zitting van 30 april 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Altindag, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging op 30 april 2024, ten laste gelegd dat:
1
hij in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 januari 2024 te Leeuwarden, althans in Nederland opzettelijk, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(een) hoeveelhe(i)d(en) heroïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) MDMA (XTC), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA (XTC),
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA (XTC), (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 30 januari 2024 te Leeuwarden, (onder meer in de woning gelegen aan de [adres 2] en/of verstopt in zijn onderbroek) opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • ongeveer (netto) 27,99 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
  • ongeveer (netto) 9,96 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
  • ongeveer (netto) 19,21 gram MDMA (xtc), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 2 februari 2024 te Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk (het ontgrendelingssysteem van) het dakluik van een politiebus (merk Mercedes, type Vito, met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie Noord-Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4
hij in de periode 1 augustus 2022 tot en met 30 januari 2024, te Leeuwarden, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal
(van) (een) hoeveelhe(i)d(en) geld - (onder meer op 30 januari 2024 een geldbedrag van 11315 euro had verstopt in vier jassen, althans in de woning [adres 2] te Leeuwarden) - en/of (dure merk)kleding en/of huurpenningen , althans (telkens) een of meer voorwerpen
Sub a
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
  • gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en), althans die geldbedragen en/of huurpenningen en/of (dure merk)kleding - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (en/of uit eigen) misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1. Uit de verklaringen van afnemers, het aantreffen van verdovende middelen (heroïne, cocaïne en MDMA) bij verdachte en de berichten in de telefoons blijkt dat verdachte deze verdovende middelen gedurende de periode heeft verkocht, afgeleverd en vervoerd.
Feit 2
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 2, gelet op het aantreffen bij verdachte van hoeveelheden heroïne, cocaïne en MDMA en zijn bekennende verklaring.
Feit 3
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 3, gelet op de aangifte en de fotos van het kapotte dakluik.
Feit 4
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 4. Er is sprake van witwassen omdat uit het financiële onderzoek blijkt dat verdachte in de ten laste gelegde periode nimmer over een legaal inkomen had kunnen beschikken. Het kan niet anders zijn dan dat het aangetroffen geld en de uitgaven aan kleding en huurpenningen uit enig misdrijf afkomstig zijn. De verklaringen van verdachte over de vermeende legale herkomst zijn niet concreet en niet verifieerbaar en daarmee onvoldoende om het witwasvermoeden te weerleggen.
Standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit. Door verdachte is erkend dat hij in een periode van in totaal negen maanden drugs (heroïne en cocaïne) heeft verkocht in opdracht van een ander. Die ander heeft verdachte gevraagd om drugs te verkopen vanwege zijn onmogelijkheid daartoe in periodes van ziekte. De verklaringen van de afnemers zijn ongeloofwaardig en niet bruikbaar voor het bewijs van de frequentie en de periode.
Feit 2
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen ten aanzien van dit feit.
Feit 3
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft de vernieling ontkend. Daarbij komt dat niet kan worden uitgesloten dat het dakluik al vernield was voordat verdachte in de politiebus werd vervoerd.
Feit 4
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, gelet op de concrete en verifieerbare verklaring van verdachte omtrent de herkomst van het geldbedrag. Niet blijkt dat het geld, de nepkleding en de huurpenningen van misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft in het verleden legale inkomsten gehad, maar ook familie, partners en medehuurders ondersteunden hem financieel. Daarbij heeft verdachte gedurende twee jaar geen huur betaald vanwege detentie van de verhuurder. Subsidiair stelt zij dat het hooguit gaat om geld afkomstig uit eigen misdrijf.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft tijdens de zitting op 28 mei 2024 per e-mail stukken in een vreemde taal aan de rechtbank doen toekomen. Volgens de verdediging zou uit deze stukken blijken dat verdachte in het verleden tijdens een rechtmatig verblijf in Hongarije (tot 2017) inkomsten uit een onderneming heeft gehad. De raadsvrouw heeft verzocht om deze stukken te vertalen naar het Nederlands voor het geval de rechtbank twijfelt aan het legale inkomen van verdachte.
Oordeel van de rechtbank1
Feit 1Bewijsmiddelen
Uit de verklaring van [naam] (op 8 februari 2024) blijkt dat hij sinds een jaar cocaïne bij verdachte koopt.2
Uit de verklaring van [naam] (op 8 februari 2024) blijkt eveneens dat hij zeker een jaar cocaïne bij verkochte koopt.3
Uit de verklaring van [naam] (op 7 maart 2024) blijkt ook dat hij cocaïne koopt van verdachte gedurende een periode van drie à vier jaar.4
Uit de verklaring van [naam] (op 6 februari 2024) blijkt dat zij cocaïne en heroïne bij verdachte koopt.5 De verklaring van [naam] vindt ondersteuning in de op haar telefoon aangetroffen berichten6, die ook in de telefoon (merk Oppo) van verdachte zijn aangetroffen7.
De verdachte heeft bekend dat hij in een periode van in totaal negen maanden heroïne en cocaïne heeft verkocht. Hij heeft onder meer drugs verkocht aan [naam] , [naam] en [naam] . Daarnaast heeft hij telefonisch contact gehad met het telefoonnummer van [naam] .8
In de bij verdachte aangetroffen telefoon (merk Oppo) zijn berichten aangetroffen van 4 februari 2022 en 30 mei 2022 die duiden op de vermeende handel in verdovende middelen.9
Overwegingen
Gelet op voornoemde getuigenverklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan gedurende de gehele ten laste gelegde periode. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van voornoemde getuigenverklaringen, temeer nu deze onderling met elkaar overeenkomen en ondersteuning vinden in de telefonische berichten die zelfs zien op een periode voorafgaand aan de ten laste gelegde periode.
De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de raadsvrouw dat de ten laste gelegde periode verkort dient te worden, nu uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt van een langere, overeenkomstig de ten laste gelegde, periode waarin verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen en afleveren van heroïne en cocaïne.
De rechtbank zal verdachte (partieel) vrijspreken van het dealen van MDMA (XTC), nu verdachte dit heeft ontkend en geen van de afnemers hieromtrent heeft verklaard.
Feit 2
De verdachte heeft bekend dat hij het onder feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Door hem is niet om vrijspraak van het feit gevraagd. De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
  • het proces-verbaal van bevindingen10;
  • de kennisgeving van inbeslagneming;11
  • het proces-verbaal verdovende middelen;12
  • de rapporten NFiDENT13;
  • de bekennende verklaring van verdachte14.
Feit 3
[naam] , medewerker beveiliging op het arrestantencomplex in Leeuwarden, doet aangifte namens de politie Noord-Nederland. Op 2 februari 2024 vervoert aangever met collega ( [naam] ) de verdachte in een Mercedes Vito (kenteken [kenteken] ) vanaf het arrestantencomplex naar de rechtbank in Leeuwarden.
Deze bus is speciaal ingericht voor het vervoer van arrestanten. Achterin zijn twee compartimenten. In elk compartiment bevindt zich in het dak een noodluik. Voor het vervoer van verdachte was de Mercedes nog niet vernield en dus onbeschadigd. Tijdens het vervoer van verdachte, die alleen in een compartiment zit, hoort aangever een alarm afgaan van de noodluiken in het dak. Op de camera ziet aangever dat verdachte op zijn rug ligt in het compartiment en met zijn hand probeert de camera af te dekken en met zijn beide benen tegen het noodluik drukt. Aangever ziet, anders dan normaal, licht vanaf buiten via het luik naar binnen komen. Aangekomen bij de rechtbank ziet aangever dat het ontgrendelingssysteem van het dakluik ontzet is.15
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat uit de fotos blijkt dat het dakluik is vernield.16
Verdachte heeft bekend dat hij alleen in het compartiment is vervoerd in de politiebus op 2 februari 2024.17
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte, ondanks zijn stellige ontkenning, zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De verklaring van aangever is gedetailleerd en vindt ondersteuning in de overige genoemde bewijsmiddelen.
Feit 4Bewijsmiddelen
Op 30 januari 2024 is de woning van verdachte aan de [adres 2] in Leeuwarden doorzocht waarbij een geldbedrag van 11.315,00 aan biljetten is aangetroffen (in vier jassen) en een geldbedrag van 343,35 aan muntgeld.18
Uit onderzoek blijkt dat verdachte vanaf 29 oktober 2014 is ingeschreven in het RNI (Registratie Niet Ingezetenen). Vanaf die datum heeft verdachte geen geregistreerde woon- of verblijfplaats in Nederland en daarom geen recht op een uitkering. De laatste uitkeringsbetaling is 10 april 2010.19
Ook blijkt uit onderzoek dat de woning van verdachte is gehuurd van [naam] heeft telefonisch verklaard dat verdachte zijn maandelijkse huur doorgaans contant heeft betaald.20 Tevens blijkt dat verdachte de huur van 800,00 (vanaf 1 augustus 201621) elke maand heeft betaald.22
Verdachte heeft verklaard dat het in de woning aangetroffen geld zijn eigendom is. Ook heeft hij de woning gehuurd voor 800,00 per maand. Verdachte heeft geen inkomsten uit een uitkering of legaal werk/inkomsten.23
Toetsingskader
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan toch bewezen worden geacht dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en/of voorwerp. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. De omstandigheid dat zo een verklaring van verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.24
Vermoeden van witwassen
Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt heeft verdachte geen legale inkomsten gehad in de ten laste gelegde periode. Wel is er een aanzienlijk bedrag aan contant geld aangetroffen in zijn woning en heeft hij maandelijks huur betaald. Daarbij is, zoals uit voorgaande feiten blijkt, in de woning van verdachte een hoeveelheid harddrugs aangetroffen (feit 2) en heeft verdachte (deels) bekend dat hij harddrugs heeft verkocht en afgeleverd (feit 1). Naar het oordeel van de rechtbank is er onder deze omstandigheden zonder meer sprake van een vermoeden van witwassen.
Verklaringen van verdachte
* Geldbedragen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 30 januari 2024 een geldbedrag van
11.315,00 en 343,35 voorhanden heeft gehad. Uit het financiële onderzoek blijkt niet dat verdachte de beschikking kon hebben over een dergelijk contant geldbedrag.
Van verdachte mag in deze omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Pas ter terechtzitting van 28 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat dit geldbedrag een legale herkomst heeft, te weten de opbrengst van een onderneming in Hongarije. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsvrouw stukken verstrekt die niet in de Nederlandse taal zijn opgesteld.
De rechtbank stelt vast dat deze stukken door verdachte in 2017 zijn gemaild aan een andere advocaat dan zijn huidige raadsvrouw en dat, voor zover er datums uit die stukken blijken, deze stukken zien op een periode ruim voorafgaand aan de ten laste gelegde periode.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft nagelaten een concreet, min of meer verifieerbare, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat het aangetroffen geld van enig misdrijf afkomstig is.
(Dure merk)kleding
Ten aanzien van de aangetroffen kleding heeft verdachte verklaard dat hij een deel daarvan al jaren in bezit heeft. Een ander deel betreft nepkleding.
De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie geen nader onderzoek heeft gedaan naar de ouderdom, echtheid en de waarde van de bij verdachte aangetroffen kleding. Niet is geverbaliseerd welke kleding er in de woning is aangetroffen. Ook zijn er geen fotos in het dossier van deze kleding. De hoeveelheid en soort kleding is daarom onbekend, terwijl ook de waarde onbekend is gebleven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaring omtrent de kleding in zijn woning niet hoogst onaannemelijk is. De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van witwassen ten aanzien van (dure merk)kleding.
Huurpenningen
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte in de ten laste gelegde periode elke maand een bedrag van 800,00 aan huur heeft voldaan. Uit het financiële onderzoek blijkt niet dat verdachte de beschikking kon hebben over legale inkomsten.
Van verdachte mag in deze omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Pas ter terechtzitting van 28 mei 2024 heeft verdachte verklaard dat dit geldbedrag een legale herkomst heeft, te weten de opbrengst van een onderneming in Hongarije. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsvrouw stukken verstrekt die niet in de Nederlandse taal zijn opgesteld.
De rechtbank stelt vast dat deze stukken door verdachte in 2017 zijn gemaild aan een andere advocaat dan zijn huidige raadsvrouw en dat voor zover er datums uit die stukken blijken deze stukken zien op een periode ruim voorafgaand aan de ten laste gelegde periode. Evenmin blijkt evident van een hoeveelheid aan Hongaarse forint van dermate omvang dat het aannemelijk is dat die de door veroordeelde gedane uitgaven in euros kunnen verklaren.
Voorts heeft verdachte verklaard dat zijn familie, partners en medehuurders hem financieel ondersteunden. Daarbij heeft verdachte gedurende twee jaar geen huur betaald vanwege detentie van de verhuurder.
De rechtbank stelt vast dat de gestelde financiële steun op geen enkele wijze is onderbouwd. Daarbij volgt uit het dossier dat de verhuurder heeft gesteld dat verdachte elke maand de huur heeft voldaan. De rechtbank ziet ook geen redenen om te twijfelen aan die verklaring van de verhuurder.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft nagelaten een concreet, min of meer verifieerbare, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat de huurpenningen van enig misdrijf afkomstig zijn.
Voorwaardelijk verzoek
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de verdediging, te weten het laten vertalen van de door de verdediging op 28 mei 2024 per e-mail ingediende stukken, moet worden beoordeeld aan de hand van het noodzaakcriterium.
De rechtbank stelt vast dat, voor zover er datums uit die stukken blijken, deze stukken zien op een periode ruim voorafgaand aan de ten laste gelegde periode van enig ten laste gelegd feit. De rechtbank wijst daarom het verzoek af, omdat zij dit niet noodzakelijk acht in het licht van enig te nemen beslissing op grond van de artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 januari 2024 te Leeuwarden, opzettelijk, meermalen, op verschillende tijdstippen,
heeft verkocht en afgeleverd, hoeveelheden heroïne en cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2
hij op 30 januari 2024 te Leeuwarden, in de woning gelegen aan de [adres 2] en verstopt in zijn onderbroek, opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • 27,99 gram heroïne, en
  • 9,96 gram cocaïne, en
  • 19,21 gram MDMA (xtc),
zijnde heroïne en cocaïne en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3
hij op 2 februari 2024 te Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk het ontgrendelingssysteem van het dakluik van een politiebus merk Mercedes, type Vito, met kenteken [kenteken] , die aan de Politie Noord- Nederland toebehoorde heeft vernield.
4
hij in de periode 1 augustus 2022 tot en met 30 januari 2024, te Leeuwarden,
een hoeveelheid geld - onder meer op 30 januari 2024 een geldbedrag van 11315 euro in vier jassen - voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dit geldbedrag - middellijk of onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
en
huurpenningen heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist dat die huurpenningen - middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het bewezenverklaarde onder 4, voor zover het een geldbedrag van 11.315,00 betreft, gekwalificeerd kan worden.25 De rechtbank heeft immers tevens bewezenverklaard onder 1 dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan kort gezegd, handel in harddrugs in dezelfde bewezenverklaarde periode als het bewezenverklaarde onder 4. In theorie, zonder dat de verdediging daar een beroep op heeft gedaan, zou het aangetroffen geldbedrag van 11.315,00 direct (onmiddellijk) afkomstig kunnen zijn uit de door verdachte zelf gepleegde drugshandel.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van het beperkte aantal afnemers te weinig blijkt wat de frequentie van afname is, welke hoeveelheden harddrugs zijn afgenomen en wat de daarvoor betaalde prijs is. Uit de bewijsvoering vloeit daarom niet rechtstreeks voort dat het geldbedrag afkomstig is uit de drugshandel van verdachte.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde kan worden gekwalificeerd als witwassen en dat geen sprake is van de buitenwettelijke kwalificatie-uitsluitingsgrond.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
4. witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest en een voorwaardelijke straf.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een periode van achttien maanden heroïne en cocaïne verkocht en afgeleverd. Daarvoor heeft hij ook opzettelijk een hoeveelheid van deze harddrugs voorhanden gehad. Daarnaast heeft hij ook opzettelijk een hoeveelheid XTC voorhanden gehad.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen in harddrugs een ernstig feit is. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid en sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten plegen. Voorts brengt de handel in harddrugs mee dat een zwartgeldcircuit ontstaat met alle voor de economie schadelijke gevolgen van dien. Dit alles is de reden dat op de handel in harddrugs zware straffen zijn gesteld.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van een hoeveelheid geld en huurpenningen. Dergelijk handelen vormt een ernstige bedreiging voor het legale handelsverkeer en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen en voorwerpen heeft een sterk corrumperende werking en faciliteert veelal ander strafbaar handelen.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een politiebus. Een dergelijk feit veroorzaakt materiële schade en praktische overlast. Verdachte heeft daarmee geen blijk gegeven respect
te hebben voor andermans eigendommen.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 7 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte de afgelopen jaren niet is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het meest recente advies van de reclassering van 15 april 2024. Geconcludeerd is dat er bij verdachte sprake is van instabiliteit op alle leefgebieden, vanwege het ontbreken van een geldig verblijfsdocument dat in 2004 is ingetrokken. Verdachte worstelt ermee dat hij in Nederland geen toekomstperspectief heeft, maar is niet voornemens te vertrekken. Verdachte wil zijn familie niet achterlaten. Het ontbreken van toekomstperspectief heeft een negatief effect gehad op het psychosociale functioneren van verdachte, waardoor hij drugs is gaan gebruiken.
Verdachte huurt een particuliere huurwoning, maar hij staat niet ingeschreven. Na detentie is verdachte voornemens naar de woning terug te keren. Verdachte heeft geen legaal werk en geen structureel inkomen. Verdachte werkte zwart in de horeca en de bouw, waarbij vermoedelijk sprake is geweest van arbeidsuitbuiting.
De reclassering concludeert dat verdachte zich begeeft in een crimineel netwerk en er sprake is van een pro-criminele houding. Het is verdachte niet gelukt om een verblijfsvergunning te krijgen, ondanks meerdere pogingen via verschillende partners. De laatste afwijzing dateert van oktober 2023. Verdachte zal na detentie worden overgedragen aan de vreemdelingenpolitie en in bewaring worden gesteld tot zijn uitzetting.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Geadviseerd is de oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies en/of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Gelet op het ontbreken van een identiteitsdocument en een inschrijfadres zal toezicht niet uitvoerbaar zal zijn, omdat verdachte geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen.
LOVS oriëntatiepunten
Naast de omstandigheden de persoon van verdachte betreffende heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS).
De oriëntatiepunten van het LOVS gaan voor:
  • het dealen van gebruikershoeveelheden harddrugs op straat, gedurende 6 tot 12 maanden met enige regelmaat, uit van een gevangenisstraf van 12 maanden;
  • het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs van 50 gram tot 100 gram uit van een taakstraf van 150 uur;
  • fraude met een benadelingsbedrag van 10.000,00 tot 70.000,00 uit van een gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden en een taakstraf.
Ten aanzien van het dealen van harddrugs merkt de rechtbank op dat uit het dossier slechts blijkt van een beperkt aantal afnemers en een onduidelijke frequentie van verkoop.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf de enige passende straf is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank is van oordeel dat het zwaartepunt van de bewezen verklaarde feiten het dealen in harddrugs is. De rechtbank ziet daarom voor de hoogte van de straf aansluiting bij die LOVS- oriëntatiepunten. De rechtbank heeft geen redenen om daarvan in aanzienlijke mate af te wijken. De rechtbank komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van beide geldbedragen, de fiets en de twee telefoons.
De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van de drugs en de verdovende middelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft teruggave aan verdachte bepleit van beide geldbedragen, de fiets en de mobiele telefoons.
Oordeel van de rechtbank
Beslaglijst
De rechtbank stelt vast dat op de Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met een strafrechtelijk beslagtitel van 17 mei 2024 de navolgende voorwerpen zijn vermeld:
euro (goednummer 1685565)
343,35 euro (goednummer 1685567)
fiets dames (goednummer 1685660)
23,46 gr cocaïne (goednummer 1685518)
10,98 gr heroïne (goednummer 1685522)
515 gr verdovende middelen (goednummer 1685541)
135 gr verdovende middelen (goednummer 1685543)
300 gr verdovende middelen (goednummer 1685546)
20,75 gr heroïne (goednummer 1685564)
20,54 gr amfetamine (goednummer 1685575)
12. 5,4 5,4 gr cocaïne (goednummer 1685598)
12. 5,4 1 stk GSM (Oppo) (goednummer 1685495)
12. 5,4 1 stk GSM (Apple) (goednummer 1685565).
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het in de woning van verdachte aangetroffen geldbedrag (nummer 1) van misdrijf afkomstig is en dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Uit de bewijsoverweging blijkt dat verdachte op geen enkele manier een legaal inkomen heeft kunnen verkrijgen,
zodat ook het andere in de woning van verdachte aangetroffen geldbedrag (nummer 2) van misdrijf afkomstig is en dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zoals in de bewezenverklaring tot uitdrukking is gebracht met het voorhanden hebben van een hoeveelheid geld, onder meer het geldbedrag van 11.315,00 (nummer 1).
De rechtbank acht de in beslag genomen fiets (nummer 3) en de mobiele telefoons (nummer 13 en 14) vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen verdovende middelen (nummer 4, 5, 9, 10 en 12) worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ten aanzien van de overige in beslag genomen verdovende middelen (nummer 6, 7 en 8) overweegt de rechtbank als volgt. Deze voorwerpen zijn aangetroffen op zodanige wijze (wit poeder en brokjes verpakt in tape) dat dit zeer vermoedelijk benodigdheden voor (de voorbereiding van) verdovende middelen zijn. Deze voorwerpen zijn tevens aangetroffen in de woning van verdachte waar ook andere harddrugs is aangetroffen, een hoeveelheid geld en een balletjespistool en knalmunitie. De rechtbank zal voornoemde voorwerpen daarom eveneens onttrekken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit van deze gezamenlijkheid van inbeslaggenomen voorwerpen in strijd is met het algemeen belang.
Benadeelde partij
Politie Eenheid Noord-Nederland (feit 3) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 849,89 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 februari 2024.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank overweegt dat de schadevergoedingsmaatregel het bevorderen van het vergoeden van de schade door verdachte beoogt en dat hiermee de positie van het slachtoffer wordt versterkt ten aanzien van het innen van de vordering. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer in staat moet worden geacht de vordering te innen. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een schadevergoedingsmaatregel in dit geval voorbij gaat aan het doel en de strekking van de maatregel. De rechtbank ziet daarom in dit geval af van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57, 350 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:

euro (goednummer 1685565)
343,35 euro (goednummer 1685567)
1 stk fiets dames (goednummer 1685660)
13. 1 1 stk GSM (Oppo) (goednummer 1685495)
13. 1 1 stk GSM (Apple) (goednummer 1685565).

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten:

4. 23,46 23,46 gr cocaïne (goednummer 1685518)
4. 23,46 10,98 gr heroïne (goednummer 1685522)
4. 23,46 515 gr verdovende middelen (goednummer 1685541)
4. 23,46 135 gr verdovende middelen (goednummer 1685543)
4. 23,46 300 gr verdovende middelen (goednummer 1685546)
4. 23,46 20,75 gr heroïne (goednummer 1685564)
4. 23,46 20,54 gr amfetamine (goednummer 1685575)
5,4 gr cocaïne (goednummer 1685598).

Ten aanzien van de benadeelde partij Politie Eenheid Noord-Nederland, feit 3:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan Politie Eenheid Noord- Nederland te betalen:
  • het bedrag van 849,89 (zegge: achthonderdnegenenveertig euro en negenentachtig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 februari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Ruijter, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. A. de Jong, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2024.
Mr. M.J. Dijkstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van politie eenheid
Noord Nederland met proces-verbaalnummer 2023033244, doorgenummerd 1 tot en met 246. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Pagina 144.
3 Pagina 148.
4 Paginas 154 en 155.
5 Pagina 135.
6 Paginas 138 tot en met 142.
7 Pagina 135.
8 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2024.
9 Paginas 72 en 74.
10 Paginas 31, 32, 34 en 35.
11 Paginas 195, 196, 199 en 205.
12 Paginas 179, 184, 185, 186, 187 en 188.
13 Paginas 181, 189, 190, 191 en 192.
14 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2024.
15 Paginas 242 en 243.
16 Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0100-2024029046-
3, met als bijlage drie fotos.
17 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2024.
18 Paginas 34 en 201.
19 Pagina 219.
20 Pagina 89.
21 Pagina 220.
22 Pagina 220.
23 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 mei 2024.
24 Vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352.
25 Vgl. HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2001 en HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3028.