ECLI:NL:RBNNE:2024:220

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
18.182265.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettend rijgedrag

Op 30 januari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 juli 2022 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De verdachte, een ervaren chauffeur, reed met een bestelauto en botste achterop een motorfiets, waarbij de bestuurder van de motorfiets om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) bewezen kon worden. De verdachte had onvoldoende rust genomen en was vermoeid, wat leidde tot onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag. Ondanks waarschuwingen van zijn werkgever om rust te nemen, negeerde hij deze en veroorzaakte een ernstig ongeval. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, maar concludeerde dat er geen sprake was van roekeloosheid. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersveiligheid en de gevolgen van vermoeidheid achter het stuur.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.182265.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 januari 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1967 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 januari 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.J.C.M. de Graaff, advocaat te 's-Hertogenbosch. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 15 juli 2022 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bestelauto, daarmede rijdende over de weg, de [snelweg] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, te weten:
terwijl hij langdurig aan het werk was en/of een bestelauto bestuurd had en/of (als gevolg daarvan) vermoeid was,
  • tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat (mobiele telefoon) vast te houden en/of
  • zijn aandacht gedurende enige tijd (door die vermoeidheid of dat telefoongebruik) niet, althans inonvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
  • in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 meermalen niet, althansonvoldoende rechts heeft gehouden en/of
  • zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstandwaarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 15 juli 2022 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe als bestuurder van een voertuig
(een bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de [snelweg] ,
terwijl hij langdurig aan het werk was en/of een bestelauto bestuurd had en/of (als gevolg daarvan) vermoeid was,
  • tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat (mobiele telefoon) vast te houden en/of
  • zijn aandacht gedurende enige tijd (door die vermoeidheid of dat telefoongebruik) niet, althans inonvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
  • in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 meermalen niet, althansonvoldoende rechts heeft gehouden en/of
  • zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstandwaarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het primair ten laste gelegde. Kort gezegd heeft de officier van justitie hiertoe aangevoerd dat verdachte zijn aandacht gedurende enige tijd onvoldoende op het verkeer gericht heeft, om die reden de file en daarmee het slachtoffer geheel over het hoofd heeft gezien en mitsdien aanmerkelijk onoplettend is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich - overeenkomstig de inhoud van de door hem aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte zijn aandacht niet of in onvoldoende mate op het verkeer heeft gericht alsook dat verdachte geen gevaar op de [snelweg] heeft veroorzaakt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende.
Feiten en omstandigheden
Op vrijdag 15 juli 2022 omstreeks 15:01 uur heeft er een verkeersongeval plaats
gevonden op de linker rijbaan van de [snelweg] ter hoogte van [plaats] . Bij het ongeval reed een witte Mercedes bestelbus met als bestuurder verdachte, achter op een motorfiets met als bestuurder [slachtoffer] (het slachtoffer). Het slachtoffer reed in dezelfde richting en op dezelfde rijstrook als de bestelbus en was aan het afremmen met het andere verkeer voor een ontstane file. Het slachtoffer raakte bij dit ongeval dodelijk gewond en overleed ter plaatse. Na de aanrijding met de motorfiets botste de bestelbus nog op een voor de motorfiets rijdende Volvo, waarvan de inzittenden ongedeerd bleven. Na de aanrijding kwam de bestelbus in de rechts naast de weg gelegen sloot tot stilstand. De file was ontstaan doordat [medeverdachte] (de andere verdachte in deze zaak) een door hem bestuurde tankwagen (trekker met tankoplegger) om 15:00 uur op het midden van de [snelweg] tot stilstand had gebracht, zon 500 meter voor de plaats van het ongeval.
1[medeverdachte] gaf met deze actie gevolg aan een landelijke oproep van Agractie (een belangenorganisatie voor boeren) om Nederland die dag om 15:00 uur een kwartier plat te leggen uit solidariteit met de boeren. Daarbij werd het stilzetten van de auto of vrachtauto als een van opties genoemd om die solidariteit te tonen.
2
De botsing tussen de bestelbus van verdachte en de motorfiets van het slachtoffer vond plaats zon 40 seconden nadat verdachte zijn tankwagen tot stilstand had gebracht.
3
Het primair ten laste gelegde
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW te kunnen komen, moet vastgesteld kunnen worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat het betreffende verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat het slachtoffer is overleden. Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW is i.c. vereist dat verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen. Van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid is sprake als het gedrag aanzienlijk in strijd is met geschreven of ongeschreven normen en van de verdachte onder die omstandigheden - waarbij de voorzienbaarheid van een bepaald gevolg een rol kan spelen - anders mag worden verwacht. Daarbij wordt over het algemeen de gemiddelde mens of, rekening houdend met de bijzondere positie die iemand inneemt (Garantenstellung), de doorsnee beroepsgenoot als maatstaf genomen.
Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
4Voor de tevens ten laste gelegde schuldvorm 'roekeloosheid' geldt op zichzelf hetzelfde, zij het dat daarvoor zodanige feiten en omstandigheden moeten worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen
5, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, dan wel dat verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden
6.
De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden voldoende is komen vast te staan dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat schuld in de zin van artikel 6 WVW bewezen kan worden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De aard en ernst van de normschending
Verdachte heeft op die bewuste 15 juli 2022 bezorgingen verricht in Duitsland en was op de weg terug naar zijn werkgever in Eindhoven. Verdachte reed deze route regelmatig en was dus ter plaatse bekend.
7Het was die middag druk op de weg.
8De als gevolg van het stilzetten van de tankwagen door [medeverdachte] ontstane file heeft verdachte niet opgemerkt.
9Hij is met een snelheid van rond de 100 km/uur en zonder te remmen achterop de voor hem tot stilstand komende motorfiets van het slachtoffer gebotst.
10Uit het rijgedrag van verdachte die middag leidt de rechtbank af dat van een slechts momentane onoplettendheid geen sprake is geweest, nu verdachte gedurende langere tijd zijn aandacht niet op de weg voor hem heeft gehad en onvoorzichtig heeft gereden. Door de baas van verdachte - de heer [naam] - is verklaard dat hij eerder die dag werd gebeld door de Duitse politie die hem mededeelde dat verdachte daar aan de verkeerde kant van de weg reed. [naam] heeft de verdachte daarop gebeld met het advies rust te nemen. Hij was bang dat verdachte weer in slaap zou vallen omdat hij reeds sinds middernacht onderweg was en twee dagen daarvoor ook al schade had gereden omdat hij in slaap was gevallen achter het stuur.
11Daarnaast hebben diverse getuigen gezien dat verdachte kort voor de fatale botsing om 15:01 uur slingerend reed, geregeld zijn snelheid wisselde, onderuit gezakt in zijn bestuurdersstoel hing, versuft achter het stuur zat, niet helder uit zijn ogen keek en niet naar de weg voor hem keek maar omlaag.
12Het rijgedrag vormde voor een getuige zelfs aanleiding de politie te bellen.
13
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat als gevolg van het kennelijk onvoldoende nemen van rust, het rijden van verdachte als verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden aangemerkt en dat hij aldus schuld heeft aan het verkeersongeval. Van roekeloosheid als zwaarste schuldvorm is geen sprake is geweest, nu de onvoorzichtigheid en onoplettendheid het gevolg zijn geweest van een (verwijtbaar) gebrek aan rust en verdachte zich met zijn rijden niet buiten de orde van het normale wegverkeer heeft geplaats of de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden.
Gelet op de aard en ernst van de door verdachte gemaakte fout disculpeert het feit dat ook [medeverdachte] als veroorzaker van de file schuld heeft aan het ongeval verdachte niet.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op 15 juli 2022 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bestelauto, daarmede rijdende over de weg, de [snelweg] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, te weten:
terwijl hij langdurig aan het werk was en een bestelauto bestuurd had en (als gevolg daarvan) vermoeid was,
  • zijn aandacht gedurende enige tijd (door die vermoeidheid) niet, althans in onvoldoende mate, op hetoverige verkeer en de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en
  • in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 meermalen niet, althansonvoldoende rechts heeft gehouden en
  • zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstandwaarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ter zake van het primair ten laste gelegde aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een taakstraf van 240 uren indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde zou komen. In een ontzegging van de rijbevoegdheid naast deze taakstraf ziet de raadsman geen meerwaarde.
Oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft (mede) een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt door ernstig onoplettend rijgedrag. Deze ernstige verkeersfout heeft dramatische gevolgen teweeggebracht voor het slachtoffer [slachtoffer] , en groot onherstelbaar leed voor zijn nabestaanden en alle overige betrokkenen. Uit een ter terechtzitting uitgesproken slachtofferverklaring komt het verdriet van de nabestaanden en het gemis van hun dierbare duidelijk naar voren.
Verdachte is een nu 56-jarige man met jarenlange ervaring als chauffeur. Hij raakte zijn baan kwijt na het onderhavige feit en zijn huwelijk liep stuk. Uit een uitdraai van zijn strafblad van 12 december 2023 blijkt dat hij niet eerder voor verkeersdelicten is veroordeeld en ook overigens niet eerder is veroordeeld. Verder is over de persoon van verdachte naar voren gekomen dat hij gescheiden is en zes kinderen heeft met zijn ex-vrouw. Van bijzondere omstandigheden of problematiek die bij het bepalen van de straf zou moeten worden meegewogen is niet gebleken.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf weliswaar enige rekening mee dat ook de veroorzaker van de file die door verdachte over het hoofd is gezien een fors verwijt kan worden gemaakt voor het ongeval, dit doet echter geenszins af aan de ernst van de door verdachte gemaakte fout en zijn zeer gevaarlijke rijgedrag die bewuste dag. Verdachte heeft een terechte waarschuwing van zijn baas om voldoende rust te nemen genegeerd en is kennelijk - na reeds vijftien uren onderweg te zijn geweest weggedommeld in zijn bestelbus. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank acht daarom het opleggen van een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 10, 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 6, 175 en 179 van de WVW1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot drie maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bijkomende straf
  • ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van twee jaren
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderdmet de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. R. ter Haar, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2024.
Mr. M.C. Fuhler is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Het door de verbalisanten [verbalisant] , [verbalisant] , [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] op 14 november 2022 opgemaakte proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse (150622 . 1503.2581), p. 107-133 dossier.
Een door verbalisant [verbalisant] op 19 augustus 2022 opgemaakt proces-verbaal bevindingen (PLO1002022182885-57) i.c.m. een schriftelijk bescheid inhoudende het bewuste affiche (p. 224-226 dossier).
P. 22 van het onder 1. genoemde proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse (p. 128 dossier).
O.m. HR 2 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:128 (r.o. 2.3) en HR 1 juni 2004, 2005/252.
Bijv. HR 2 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:129 (r.o. 3.3).
Zie art. 175 lid 2 WVW1994 i.c.m. art. 5a WVW1994.
Het door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] op 16 juli 2022 opgemaakte proces-verbaal inhoudende de verklaring van verdachte (p. 245-246 dossier).
Het onder 7. genoemde proces-verbaal (p. 245) en het door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] op 26 juli 2022 opgemaakte proces-verbaal, inhoudende de verklaring van [getuige] . [getuige] (p. 53 dossier).
De ter zitting afgelegde verklaring van verdachte, het door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] op 28 juli 2022 opgemaakte proces-verbaal inhoudende de verklaring van [getuige] (p. 65-66 dossier), het door verbalisant [verbalisant] op 2 augustus 2022 opgemaakt proces-verbaal inhoudende de verklaring van [getuige] (p. 86 dossier) en het door verbalisant [verbalisant] op 15 juli 2022 opgemaakte procesverbaal van bevindingen (p. 27 dossier).
Het onder 9. genoemde proces-verbaal inhoudende de verklaring van [getuige] (p. 86 dossier).
Het door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] op 20 juli 2022 opgemaakte proces-verbaal inhoudende de verklaring van [naam] (p. 43 dossier).
Het onder 9. Genoemde proces-verbaal inhoudende de verklaring van [getuige] (p. 85-86 dossier), het onder 9. Genoemde proces-verbaal van bevindingen (p. 27 dossier) en het onder 8. Genoemde procesverbaal inhoudende de verklaring van [getuige] (p. 54 dossier).
Het onder 9. Genoemde proces-verbaal inhoudende de verklaring van [getuige] (p. 85 dossier).