ECLI:NL:RBNNE:2024:2168

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
193010
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van erkenning van een minderjarige door de biologische vader

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige door een derde, [X]. De man, de biologische vader van de minderjarige, heeft verzocht om de erkenning door [X] te vernietigen, omdat hij van mening is dat de vrouw, de moeder van de minderjarige, misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om toestemming te geven voor de erkenning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij niet tijdig om vervangende toestemming tot erkenning heeft gevraagd. De rechtbank heeft de strikte maatstaf toegepast, aangezien de man de mogelijkheid had om de erkenning te verzoeken, maar dit heeft nagelaten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrouw haar bevoegdheid niet heeft misbruikt, omdat zij de man eerder kansen heeft geboden om betrokken te zijn bij de zwangerschap en de opvoeding van de minderjarige. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, om te beoordelen of de erkenning door de man in het belang van de minderjarige zou zijn en of er een omgangsregeling kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak voor verdere behandeling uitgesteld tot 20 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Zaak-/rekestnummer: C/17/193010 / FA RK 23-2703
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 22 mei 2024
inzake
[de man],
wonende te [plaats] , Albanië,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S.C. Bosch, kantoorhoudende te Dokkum,
tegen
[X],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen [X] ,
in persoon verschenen,
en
[de vrouw],
wonende te Heerenveen,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. P.J. Jans, kantoorhoudende te Groningen.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
vertegenwoordigd door mr. J. Oosterhof, kantoorhoudende te Heerenveen,
hierna te noemen de bijzondere curator.

1.Procesverloop

1.1.
De man heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op de griffie op 27 december 2023.
1.2.
De rechtbank heeft bij beschikking van 21 februari 2024 mr. J. Oosterhof als bijzondere curator benoemd.
1.3.
Door de vrouw is een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op de griffie op 16 april 2024.
1.4.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een brief van de bijzondere curator, ingekomen op de griffie op 16 april 2024.
1.5.
De mondelinge behandeling heeft op 24 april 2024 plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Bosch;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Jans;
- [X] ;
- de bijzondere curator;
- [naam medewerker] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.6.
Tijdens de mondelinge heeft de man gebruik gemaakt van de diensten van de heer S. Rizvanovic, tolk in de taal Albanees.
1.7.
De advocaat van de man heeft tijdens de mondelinge behandeling het woord gevoerd aan de hand van een pleitnotitie. Deze pleitnotitie maakt onderdeel uit van het procesdossier.
1.8.
Na het plaatsvinden van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank nog een brief van de bijzondere curator ontvangen, ingekomen op de griffie op 25 april 2024, waarin de bijzondere curator een voorwaardelijk verzoek tot vernietiging van de erkenning doet. De motivering van dit verzoek heeft de bijzondere curator reeds op de mondelinge behandeling gegeven.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Nadat de relatie tussen partijen (definitief) was beëindigd kwamen zij erachter dat de vrouw zwanger was van de man.
2.2.
De vrouw is de moeder van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 [geboorteplaats] . De man is de biologische vader van [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] is op 26 mei 2023 door [X] erkend. De vrouw en [X] zijn vrienden van elkaar. [X] en zijn partner zien [de minderjarige] om het weekend.
2.4.
[de minderjarige] heeft geen contact met de man.
2.5.
De vrouw is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag. [de minderjarige] woont bij de vrouw.

3.Verzoeken

3.1.
De man heeft de rechtbank verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- te bepalen dat wordt vernietigd de door [X] , op 26 mei 2023 gedane erkenning van [de minderjarige] ;
- te bepalen dat de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt gelast een latere vermelding aan de geboorteakte van [de minderjarige] toe te voegen, inhoudende de vernietiging van de erkenning;
- te bepalen dat aan de man vervangende toestemming wordt verleend tot erkenning van [de minderjarige] zodra de vernietiging van de door [X] gedane erkenning in kracht van gewijsde is gegaan;
- te bepalen dat er een omgangsregeling wordt vastgelegd, waarbij [de minderjarige] gedurende een weekend per maand van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man verblijft alsmede de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg, alsmede dat er één keer per week een video-call kan plaatsvinden tussen de man en [de minderjarige] .
3.2.
De vrouw heeft verweer gevoerd en de rechtbank verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel om de verzoeken af te wijzen.
3.3.
De bijzondere curator heeft de rechtbank voorwaardelijk verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat wordt vernietigd de door [X] , op 26 mei 2023 gedane erkenning van [de minderjarige] .

4.De standpunten en de beoordeling daarvan

Rechtsmacht en toepasselijk recht verzoek vernietiging erkenning
4.1.
De zaak draagt een internationaal karakter, omdat de man de Albanese nationaliteit heeft en in Albanië woonachtig is. De rechtbank moet daarom eerst beoordelen of de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de verzoeken en welk recht van toepassing is.
4.2.
Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht ten aanzien van de verzoeken van de man, nu de vrouw en de minderjarige hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
4.3.
Vervolgens komt de vraag aan de orde welk recht van toepassing is op het verzoek tot vernietiging van de erkenning van [de minderjarige] door [X] . Uit artikel 10:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in combinatie met artikel 10:95 BW volgt dat het recht dat op de erkenning is toegepast ook bepaalt of en onder welke voorwaarden een erkenning kan worden tenietgedaan. Uit het tweede lid van artikel 10:95 BW volgt dat de akte van erkenning en de latere vermelding van erkenning het recht vermelden dat ingevolge het eerste lid is toegepast. Uit de latere vermelding van de erkenning van [de minderjarige] door [X] volgt dat het Nederlands recht is toegepast op de erkenning. Nu Nederlands recht is toegepast op de erkenning, is dit recht ook van toepassing op de vernietiging van de erkenning.
Standpunt van de man
4.4.
De man voert aan dat kort na het beëindigen van de relatie van partijen de vrouw zwanger bleek te zijn. Dit was voor de man in eerste instantie een schok en hij wist niet wat hij moest doen. De vrouw heeft een moeilijke zwangerschap gehad. Volgens de man was het voor beiden een zware periode. De verstandhouding tussen partijen is hierdoor verslechterd geraakt. De man stelt bewust afstand te hebben genomen om onrust te voorkomen bij de vrouw. Volgens de man heeft hij vanaf de geboorte van [de minderjarige] via vele Whatsapp-berichten aan de vrouw aangegeven [de minderjarige] te willen erkennen en contact met haar te willen. De vrouw heeft in reactie daarop aangegeven niets met de man te maken willen hebben en dat de man eerst aan zichzelf moet gaan werken, aldus de man. In april 2023 heeft de man uitdrukkelijk gevraagd om de erkenning van [de minderjarige] . Volgens de man was de vrouw eerst bereid om met een mediator in gesprek te gaan, maar heeft zij later aangegeven dit niet meer te willen. De man heeft vervolgens moeten ontdekken dat de vrouw op 26 mei 2023 [de minderjarige] door iemand anders heeft laten erkennen. De man heeft vanaf dat moment geprobeerd om in contact te komen met allerlei instanties en advocaten in Nederland. Omdat de man geen advocaat kon vinden die bereid was om hem bij te staan, heeft de Nederlandse Orde van Advocaten uiteindelijk een advocaat aan de man toegewezen. Hierdoor was het voor de man niet mogelijk om tijdig een procedure ten aanzien van de vernietiging van de erkenning te starten. Volgens de man heeft de vrouw niet in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan een andere man kunnen komen. De vrouw heeft dit enkel gedaan met het oogmerk om de belangen van de man te schaden, aldus de man. De man verzoekt dan ook om vernietiging van de erkenning door [X] . [de minderjarige] heeft het recht om te weten wie haar biologische vader is. De man wil graag zijn verantwoordelijkheid als vader nemen en een rol spelen in het leven van [de minderjarige] . Volgens de man heeft de vrouw onvoldoende aangetoond dat bij toewijzing van het verzoek haar belangen bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] worden geschaad of dat de ontwikkeling van [de minderjarige] in het gedrang komt. De man heeft de stellingen van de vrouw, namelijk dat hij zich bezig houdt met criminele activiteiten en problemen zou hebben met de politie, betwist. Hier is volgens de man ook geen enkel bewijs van overgelegd. De man verzoekt de rechtbank om vervangende toestemming voor de erkenning van [de minderjarige] te verlenen. Verder wil de man graag [de minderjarige] zien en met haar een band opbouwen. De man is bereid om daar alles voor te doen. De man denkt hierbij aan een opbouwregeling, waarbij er met behulp van professionals eerst begeleide omgang zal plaatsvinden.
Standpunt van de vrouw
4.5.
De vrouw voert verweer. Zij ging door een moeilijke tijd vanwege heftige gebeurtenissen waaronder de zelfmoord van een collega en ziekte binnen haar familie. Hierdoor was zij in die periode ontvankelijk voor de man. De relatie kenmerkte zich niet als een stabiele relatie. Tijdens de zwangerschap heeft de vrouw zich ingespannen en de man kansen geboden om invulling te geven aan een relatie, maar ook tot het opbouwen van family life. De man heeft deze kansen volgens de vrouw niet benut. In augustus 2022 (tijdens de zwangerschap van de vrouw) heeft de man aan de vrouw, in het bijzijn van haar familie, aangegeven geen verantwoordelijkheid voor het kind te kunnen dragen. Dit heeft de man bezegeld met een brief gericht aan zijn (ongeboren) dochter die zij op latere leeftijd kan lezen. Volgens de vrouw heeft zij begin december 2022 de man op de hoogte gebracht van het voornemen om iemand anders [de minderjarige] zal erkennen, nu de man het liet afweten. In februari 2023 heeft de man via een Whatsapp-bericht aangegeven [de minderjarige] te willen erkennen. De vrouw stelt dat het motief van de man om [de minderjarige] te erkennen gelegen is in het verkrijgen van een verblijfsvergunning. In de daaropvolgende maanden heeft de man zich dreigend naar de vrouw opgesteld, waarop verschillende hulpinstanties betrokken zijn geraakt. Volgens de vrouw houdt de man zich bezig met criminele activiteiten en is hij in aanraking geweest met de politie. De vrouw vreest dat de man [de minderjarige] zal ontvoeren naar Albanië. De vrouw stelt een nauwe en goede band te hebben met [X] . Hij was betrokken bij de zwangerschap en heeft steun geboden in de moeilijke periode met de man. Ook heeft [X] haar financieel geholpen. Volgens de vrouw is [X] een stabiel persoon en wil hij zich inzetten voor het vervullen van een vaderrol voor [de minderjarige] . [de minderjarige] ziet [X] en zijn vrouw regelmatig. De vrouw acht het vanwege het onstabiele gedrag van de man niet in het belang van [de minderjarige] dat de man een rol gaat spelen in haar leven. Los hiervan ziet de vrouw vanwege de afstand en het feit dat de man mantelverzorger is voor zijn grootouders in Albanië ook geen mogelijkheden voor de man om hier in de praktijk invulling aan te geven. Mocht het nodig zijn, dan staat de vrouw open voor een onderzoek door de Raad.
Standpunt van [X]
4.6.
heeft verklaard dat hij er graag voor [de minderjarige] wil zijn, nu de man heeft nagelaten zijn verantwoordelijkheid als vader te nemen. De vrouw is kwetsbaar vanwege haar gezondheid, net als haar familieleden. Mocht er iets gebeuren met de vrouw, dan kan [X] er voor [de minderjarige] zijn.
Standpunt van de bijzondere curator
4.7.
De bijzondere curator stelt dat de mogelijkheid om vernietiging van de erkenning door de biologische vader te verzoeken wettelijk niet is geregeld, maar conform vaste jurisprudentie mogelijk is als de moeder door toestemming voor erkenning aan [X] te geven, misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt. Indien de biologische vader niet of niet tijdig om erkenning heeft kunnen verzoeken dan geldt minder strikte maatstaf. In dit geval geldt de strikte maatstaf, nu de man vervangende toestemming heeft kunnen vragen. Nu de man zijn verzoek te laat heeft ingediend bij de rechtbank, is de toestemming van de moeder voor erkenning van [de minderjarige] door [X] onvoorwaardelijk geworden en is de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning. De bijzondere curator heeft nog opgemerkt dat zij van mening is dat de vrouw haar bevoegdheid heeft misbruikt, omdat de vrouw wist dat de man tot erkenning wilde over gaan en zij toch [X] naar voren heeft geschoven. De vrouw had volgens de bijzondere curator moeten onderzoeken in hoeverre de man serieus was om [de minderjarige] te erkennen. De vrouw kon namelijk niet uitsluiten dat de man op enig moment, van gedachten was veranderd. Namens [de minderjarige] verzoekt de bijzonder curator de rechtbank (voorwaardelijk) om de door [X] gedane erkenning van [de minderjarige] , te vernietigen, mits de Raad hierover positief adviseert.
4.8.
De Raad heeft ter zitting verklaard dat het voor kinderen in het kader van hun identiteitsontwikkeling belangrijk is dat zij weten van wie zij afstammen. Daarom wordt het in beginsel in het belang van een kind geacht dat de juridische werkelijkheid aansluit bij de biologische werkelijkheid. De man is de biologische vader van [de minderjarige] en hij geeft aan betrokken te willen zijn in het leven van [de minderjarige] . De vrouw heeft er desondanks toch voor gekozen om iemand anders [de minderjarige] te laten erkennen. Dat vindt de Raad zorgelijk. De verhalen van partijen staan haaks op elkaar, waardoor het voor de Raad niet mogelijk is om de rechtbank ter zitting te voorzien van advies. Voor de Raad zijn er nog veel onduidelijkheden en zodoende kan de Raad nu ook niet goed beoordelen wat in het belang van [de minderjarige] is. De Raad heeft aangeboden om onderzoek te doen ten aanzien van de vraag of vernietiging van de erkenning door [X] en erkenning van [de minderjarige] door de man in het belang van [de minderjarige] is.
De beoordeling
Ten aanzien van de erkenning
4.9.
De rechtbank moet allereerst beoordelen of de door [X] gedane erkenning van [de minderjarige] op verzoek van de man kan worden vernietigd.
4.10.
Op grond van artikel 1:205 eerste lid BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning worden ingediend, op de grond dat [X] niet de biologische vader van het kind is. Dit artikel bevat een limitatieve opsomming van personen die een verzoek tot vernietiging van de erkenning kunnen indienen. De rechtbank stelt vast dat de man niet één van de personen is genoemd in de limitatieve opsomming. Dit betekent dat de man - ondanks het feit dat hij de verwekker is van [de minderjarige] - in beginsel geen zelfstandige rechtsingang heeft om een verzoek in te dienen tot vernietiging van de erkenning. Dat neemt niet weg dat onder omstandigheden door een ander dan de verwekker gedane erkenning door de verwekker aangetast kan worden. In de jurisprudentie zijn twee maatstaven ontwikkeld, de zogeheten strikte en de minder strikte maatstaf. De rechtbank zal bij deze maatstaven kort stilstaan.
4.11.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat de minder strikte maatstaf wordt toegepast als de verwekker niet of niet tijdig heeft kunnen erkennen of om vervangende toestemming tot erkenning heeft kunnen vragen. In dat geval moet worden gekeken of de moeder, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij de erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder, telkens in verband met de belangen van het kind, in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan de andere man heeft kunnen komen (Hoge Raad 12 november 2004,
NJ2005/248).
4.12.
De strikte maatstaf wordt toegepast als de verwekker vervangende toestemming heeft kunnen vragen, maar dit heeft nagelaten. In dat geval kan de verwekker met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van de minderjarige door een ander aantasten, indien deze toestemming is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden. In dat geval heeft de moeder haar bevoegdheid om toestemming te geven gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven en is er ook geen rechtens te respecteren belang bij het geven van de toestemming (zie Hoge Raad 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7386 en Hoge Raad 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3244).
4.13.
De situatie (die de bijzondere curator beschrijft) waarbij de moeder slechts voorwaardelijk toestemming tot erkenning kon geven zoals bedoeld in de uitspraken van de Hoge Raad (Hoge Raad 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0745 en Hoge Raad 30 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:3196) is niet aan de orde. Onder verwijzing naar de hiervoor genoemde Hoge Raad uitspraken, overweegt de rechtbank dat slechts gesproken kan worden over het voorwaardelijk verlenen van vervangende toestemming, wanneer de man een procedure tot vervangende toestemming tot erkenning aanhangig had gemaakt of door middel van een brief van een advocaat aan de vrouw (of aan haar advocaat) om toestemming tot erkenning had verzocht. Pas bij het volgen van één van bovenstaande routes, had het de vrouw duidelijk moeten (en kunnen) worden dat de man juridische actie zou ondernemen om tot erkenning van het kind te komen. Van (één van) deze situatie is geen sprake. De man heeft in dit onderhavige geval immers slechts en alleen WhatsApp-berichten aan de vrouw gestuurd voordat de erkenning door [X] is gedaan. De rechtbank zal dan ook aan de stelling van de bijzondere curator voorbijgaan.
4.14.
De rechtbank zal hierna beoordelen of sprake is van de minder strikte maatstaf en indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, zal zij moeten beoordelen of sprake is van de strikte maatstaf. Indien geen sprake is van een (minder) strikte maatstaf, komt de rechtbank toe aan het voorwaardelijke verzoek van de bijzondere curator om de erkenning van [de minderjarige] door [X] te vernietigen.
De minder strikte maatstaf
4.15.
Het is de rechtbank duidelijk geworden dat partijen een (knipperlicht) relatie hebben gehad, die voor de geboorte van [de minderjarige] is verbroken, waarbij de vrouw in Nederland woonde en de man in Albanië. Onweersproken is en daarmee staat naar oordeel van de rechtbank vast dat de vrouw de man heeft willen betrekken bij de zwangerschap en dat zij tot kort voor de geboorte ook wilde dat de man een rol zou vervullen in het leven van het kind. De vrouw heeft de man zelfs uitgenodigd om naar Nederland te komen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man tijdens de zwangerschap van [de minderjarige] en ook nog (enige tijd) daarna ruimschoots de mogelijkheid gehad [de minderjarige] te erkennen. De man heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De man heeft ter zitting bevestigd dat hij in augustus 2022 een soort van afscheidsbrief aan zijn (ongeboren) kind heeft geschreven. Hieruit kan worden afgeleid dat de man niet betrokken wilde worden bij het leven van het kind. In de daaropvolgende maanden heeft de man niets meer van zich laten horen en/of pogingen ondernomen om weer in contact te komen met de vrouw (en het nog ongeboren kind). In december 2022 heeft vrouw daarom geconcludeerd dat de man geen rol wilde spelen in het leven van [de minderjarige] . Zij vond het belangrijk dat [de minderjarige] zou worden erkend, nu zij een alleenstaande moeder is en heeft toen bedacht hoe ze de erkenning door [X] wilden regelen en hoe zij dit vervolgens aan de man kenbaar zou maken. De man heeft ook na de geboorte van [de minderjarige] 5 maanden de tijd gehad om vervangende toestemming voor de erkenning te verzoeken en wist ook van de mogelijkheid hiertoe. De man geeft namelijk in een WhatsApp bericht van 25 april 2023 zelf aan dat hij informatie van een Nederlandse advocaat heeft over zijn rechten ‘to regonize and to meet [de minderjarige] ’. Dat het voor de man als inwoner van Albanië lastig was om een verzoek bij de rechtbank in te dienen en een advocaat te vinden die dit namens hem wilde indienen, wil de rechtbank wel aannemen, maar dit rechtvaardigt niet de conclusie dat de man niet de mogelijkheid heeft gehad om [de minderjarige] te erkennen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat, nu is komen vast te staan dat de man heeft nagelaten om [de minderjarige] te erkennen terwijl hij daartoe wel de mogelijkheid had, de strikte maatstaf moet worden toegepast.
De strikte maatstaf
4.16.
De man heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om [X] [de minderjarige] te laten erkennen. Weliswaar heeft de vrouw pas nadat de man in een Whatsapp-bericht heeft aangegeven [de minderjarige] te willen ontmoeten en (h)erkennen, de toestemming tot erkenning aan [X] verleend, maar uit dit enkele gegeven kan niet geconcludeerd worden dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid. Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw en [X] goede vrienden zijn. Hij en zijn partner zijn erg betrokken bij [de minderjarige] en zien haar regelmatig. De rechtbank is gebleken dat de moeder haar leven met [de minderjarige] en [X] op een weloverwogen en bewuste wijze invult en dat de vrouw in het verleden niet op de man heeft kunnen rekenen. De man heeft in zijn brief van augustus 2022 ook laten blijken dat hij geen rol wilde spelen in het leven van [de minderjarige] . In december 2022 heeft de vrouw vervolgens beslist dat zij [de minderjarige] door [X] wilde laten erkennen en heeft zij de man hierover geïnformeerd. Ook op dat moment wilde de man geen rol spelen in het leven van [de minderjarige] . Door forse medische problemen, waaronder rolstoelafhankelijkheid, en grote zorgen om zieke familieleden heeft het enige tijd geduurd voordat de vrouw naar het gemeentehuis kon gaan om de erkenning te regelen. Dat de man ondertussen een aantal WhatsApp-berichten had gestuurd, maakt niet dat geoordeeld kan worden dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om [X] toestemming tot erkenning te geven. Zij heeft dit immers niet gedaan met het oogmerk om de belangen van de man te schaden.
4.17.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek om de erkenning van [de minderjarige] door [X] te vernietigen. Dit betekent dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het voorwaardelijke verzoek van de bijzondere curator, dat namens [de minderjarige] is ingediend.
4.18.
Op grond van artikel 1:212 BW wordt de minderjarige in zaken van afstamming, optredende als verzoeker of belanghebbende, vertegenwoordigd door een bijzondere curator. Door middel van een bijzondere curator kan een kind zelf op grond van artikel 1:205, eerste lid onder a BW, verzoeken om vernietiging van de erkenning als [X] niet de biologische vader is.
4.19.
De rechtbank overweegt dat toewijzing van het verzoek van de bijzondere curator tot gevolg heeft dat de weg openstaat voor de man om vervangende toestemming voor de erkenning van [de minderjarige] te vragen. In dit verband is het van belang of de erkenning van [de minderjarige] door de man het belang van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] schaadt of dat hierdoor de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] in het gedrang komt. De bijzondere curator geeft aan dat zij dit onvoldoende kan inschatten. De verklaringen van de man en de vrouw staan op diverse onderdelen haaks op elkaar. Daarnaast geeft de vrouw aan dat zij met een groot trauma te kampen heeft en dat dit bij een eventuele erkenning van [de minderjarige] door de man zal worden aangewakkerd. Het belang van [de minderjarige] om te weten wie haar biologische vader is, is evident, maar kan ook door statusvoorlichting worden bereikt. Gelet op de moeilijkheden die de vrouw heeft ervaren (ziekte tijdens zwangerschap, het meemaken van suïcide van een collega en ernstig zieke familieleden) en het feit dat zij er tijdens de zwangerschap alleen voor kwam te staan, doordat de man geen verantwoordelijkheid wilde nemen en afstand nam, maakt dat de rechtbank zorgen heeft over de impact van erkenning van [de minderjarige] door de man op de vrouw. Dit kan ook direct invloed hebben op de belangen van [de minderjarige] .
4.20.
De rechtbank ziet daarom aanleiding om een onderzoek door de Raad te gelasten. De rechtbank verzoekt de Raad onderzoek te doen en advies uit te brengen ten aanzien van de vraag of vernietiging van de erkenning door [X] en (in het verlengde daarvan) erkenning van [de minderjarige] door de man in het belang van [de minderjarige] kan worden geacht. De rechtbank wenst te worden geïnformeerd over de vraag of de erkenning van [de minderjarige] door de man het belang van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] schaadt of dat hierdoor de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] in het gedrang komt. De rechtbank vindt het belangrijk dat in het onderzoek zicht komt op de psychische gesteldheid van de vrouw en dat de raadsonderzoeker contact heeft met onder meer de huisarts en/of hulpverleners van de vrouw. Ook vindt de rechtbank het belangrijk dat de Raad onderzoek doet naar de beschuldigingen van de vrouw aan het adres van de man ten aanzien van de criminele activiteiten en wat zijn drijfveren zijn om nu wel de erkenning te wensen.
4.21.
De rechtbank houdt de behandeling van de zaak aan voor de duur van zes maanden in afwachting van het rapport en het advies van de Raad.
Ten aanzien van de omgangsregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen4.22. De rechtbank zal het verzoek van de man op dit punt aanhouden en de Raad opdragen om ook onderzoek te verrichten ten aanzien van de vraag of het vastleggen van een omgangsregeling (waaronder verdeling van de vakanties en feestdagen) tussen [de minderjarige] en de man, in het belang van [de minderjarige] is. Als de Raad tot de conclusie komt dat dit in het belang van [de minderjarige] is, dan verzoekt de rechtbank de Raad ook om zich uit te laten over hoe deze omgangsregeling moet worden vormgegeven.
4.23.
De rechtbank zal zich, nog los van het gegeven advies, in een volgende beschikking eerst nog uitlaten over de vraag of de man ontvankelijk is in zijn een verzoek tot omgang (gelet op de wettelijke vereisten van artikel 1:377a BW). Nu dit samenhangt met de vraag of hij vervangende toestemming krijgt om [de minderjarige] te erkennen, geeft de rechtbank om pragmatische redenen de Raad deze opdracht alvast. Dit betekent dus niet per definitie dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vernietiging van de erkenning;
5.2.
houdt de verzoeken voor het overige aan;
5.3.
verwijst de zaak naar de pro forma datum van
20 november 2024;
5.4.
verzoekt de Raad om:
onderzoek te verrichten ten aanzien van de vernietiging van de erkenning en de vervangende toestemming tot erkenning met betrekking tot [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2022 [geboorteplaats] en zich daarbij ook specifiek uit te laten over hetgeen de rechtbank heeft overwogen in rechtsoverweging 4.20;
onderzoek te verrichten ten aanzien van de vraag of het vastleggen van een omgangsregeling (waaronder verdeling van de vakanties en feestdagen) tussen [de minderjarige] en de man in het belang van [de minderjarige] is en zo ja, hoe deze omgangsregeling moeten worden vormgegeven;
de rechtbank zo spoedig mogelijk maar uiterlijk
6 november 2024te rapporteren en te adviseren, althans te berichten over de voortgang van het onderzoek;
5.5.
bepaalt dat partijen uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het rapport van de Raad de rechtbank schriftelijk berichten over:
- hun actuele standpunten ten aanzien van het advies van de Raad en de voorliggende verzoeken;
- hoe de procedure voortgezet moet worden;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
fn: 902