ECLI:NL:RBNNE:2024:1650

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
18-328695-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank over woninginbraken en diefstal met inklimming

Op 1 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken en diefstal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van twee woninginbraken, maar veroordeelde hem voor een woninginbraak en diefstal uit een woning door middel van inklimming tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek. De zaak kwam aan het licht na aangiften van verschillende slachtoffers, waarbij de verdachte op camerabeelden werd herkend door verbalisanten. De rechtbank oordeelde dat de herkenning door de verbalisanten betrouwbaar was, gezien hun eerdere contacten met de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich feitelijke heerschappij over de goederen had verschaft, wat leidde tot de bewezenverklaring van de diefstal. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers bij het bepalen van de straf. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan een van de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/328695-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 mei 2024 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 april 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.A. Koning, advocaat te Meppel. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Schaafsma.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 9 december 2023 te [plaats] , althans in de gemeente [plaats] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, vier, althans meerdere, gouden horloges en/of meerdere (gouden) kettingen en/of meerdere ringen en/of meerdere armbanden en/of oorhangers en/of meerdere broches en/of twee, althans meerdere gouden armbanden en/of een gouden ring en/of zilveren sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2) hij in of omstreeks de periode tussen 8 november 2023 en 9 november 2023 te [plaats] , althans in de gemeente [plaats] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, gereedschap en/of goederen van zijn verdachtes gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode tussen 8 november 2023 en 9 november 2023 te [plaats] , althans in de gemeente [plaats] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om gereedschap en/of goederen van zijn verdachtes gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers is verdachte de woning binnen gegaan en/of heeft verdachte het gereedschap buiten de woning gezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3) hij op of omstreeks 14 november 2023 te [plaats] , althans in de gemeente [plaats] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, gereedschap (onder meer twee, althans meerdere, accuboormachines en/of een klopboormachine en/of twee, althans meerdere, accuschroefmachines en/of een cirkelzaag en/of een handcirkelzaag en/of een haakse slijper en/of meerdere accu's), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
4) hij op of omstreeks 7 december 2023 te [plaats] , althans in de gemeente [plaats] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres] , alwaar verdachte(n) zich buiten
weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ketting en/of oorbellen en/of een horloge en/of een armband en/of twee, althans meerdere, gouden trouwringen en/of een ring en/of een gouden horloge en/of twee, althans meerdere, manchetknopen en/of een gouden dasspeld en/of twee, althans meerdere, gouden ringen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5]
,in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 4 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, nu verdachte deze feiten stellig ontkent en het strafdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit blijkt dat verdachte de feiten heeft begaan. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman hiertoe aangevoerd dat de herkenning van verdachte op de camerabeelden door verbalisanten, mede gelet op de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 maart 2016 (ECLI:NL:RBGEL:2016:1340), onvoldoende betrouwbaar is om te kunnen worden gebruikt als bewijs. De camerabeelden zijn van dermate slechte kwaliteit dat daarop onvoldoende onderscheidende gezichtskenmerken zijn waar te nemen, zodat niet vast te stellen is dat verdachte daadwerkelijk de persoon is die op de beelden is te zien. Voorts is het enkele gegeven dat op stukken van de gebroken ruit schoensporen zijn aangetroffen die veroorzaakt zijn door de schoenen die verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg, onvoldoende om de betrokkenheid van verdachte bij die woninginbraak vast te stellen. Niet uit te sluiten is dat deze schoenen, van een veel verkocht sneakermerk, van iemand anders dan verdachte zijn, dat deze persoon de woninginbraak heeft gepleegd en dat hij zijn schoenen op enig moment na de inbraak aan verdachte heeft uitgeleend. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich eveneens op het standpunt gesteld dat de herkenning van verdachte op de camerabeelden door verbalisanten onvoldoende betrouwbaar is om te kunnen worden gebruikt als bewijs. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde goederen zijn weggenomen, zodat van een voltooide diefstal geen sprake is. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat van de persoon op de camerabeelden geen enkel gezichtskenmerk is waar te nemen, zodat niet vast te stellen is dat verdachte de persoon is die op de beelden is te zien. Voorts is het enkele gegeven dat op stukken glas in de woning schoensporen zijn aangetroffen die waarschijnlijk zijn veroorzaakt door de schoenen die verdachte ten tijde van zijn aanhouding droeg, onvoldoende om de betrokkenheid van verdachte bij die woninginbraak vast te stellen. Tot slot heeft de raadsman zich ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat het strafdossier geen enkel (concreet) aanknopingspunt biedt voor de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de inbraak in de woning aan de [adres] te [plaats] heeft gepleegd,
noch dat hij deze heeft medegepleegd, zoals onder feit 4 aan verdachte is ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In de nacht van 13 op 14 november 2023 heeft er een inbraak plaatsgevonden in de woning aan [adres] te [plaats] . Daarbij is door de dader (in ieder geval) gereedschap weggenomen. Uit de beschrijving van de gemaakte camerabeelden blijkt dat er een persoon in de woning aanwezig is geweest, maar dat deze niet duidelijk in beeld komt en daardoor onherkenbaar is. Tijdens het forensisch onderzoek in de woning is op een stuk glas van de ruit die vermoedelijk door de dader gebroken is om zich toegang tot de woning te verschaffen, een tweetal schoensporen aangetroffen. Deze sporen zijn vergeleken met de schoenen die verdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding. Uit dit vergelijkend onderzoek is gebleken dat de schoensporen
waarschijnlijkzijn veroorzaakt door de schoenen die verdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding. Dit enkele gegeven acht de rechtbank evenwel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de omstandigheid dat een week voor onderhavige woninginbraak ook een diefstal in de woning aan [adres] heeft plaatsgevonden en dat op de van dat incident gemaakte camerabeelden een persoon te zien is die door verbalisanten zou zijn herkend als zijnde verdachte (ten laste gelegd onder feit 2), niet zonder meer kan volgen dat verdachte (dus) óók onderhavige woninginbraak heeft gepleegd.
Nu verdachte de woninginbraak stellig heeft ontkend en het strafdossier geen andere concrete aanwijzingen bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraak blijkt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 december 2023, opgenomen op pagina 101 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023327838
d.d. 24 december 2023, inhouden als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 9 december 2023 omstreeks 11:30 uur ben ik weggegaan bij mijn woning aan [adres] te [plaats] . Omstreeks 12:17 uur ben ik thuis gekomen. Ik zag dat er een man in mijn keuken stond. Ik zag dat het raam van de keuken kapot was. Er zat een groot gat in het raam en er lagen diverse glasscherven op de grond. Tevens zag ik dat de uitzethendel van het raam kapot was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 14 december 2023, opgenomen op pagina 106 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Na de inbraak mis ik een zakje met de volgende sierraden:
  • Een tweetal gouden horloges;
  • Een tweetal halskettingen;
  • Een tweetal ringen;
  • Oorhangers en broches;
  • Een halsketting van rood goud;
  • Een drietal armbanden. Eén armband had twee kleuren goud.
  • Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2023, opgenomen op pagina 114 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant:
Op de camerabeelden van het perceel tegenover de plaats delict is te zien dat er een fietser tot stilstand komt voor de oprit van de tegenovergelegen woning. Voorts is te zien dat de fietser de oprit op fietst. Dit gebeurt op 9 december 2023 om 11:39:30 uur. Vervolgens is het vertrek van de verdachte via het pad naast de woning te zien. De verdachte vertrekt om 12:17 uur.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2023, opgenomen op pagina 112 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant:
Ik heb naar aanleiding van een inbraak beveiligingsbeelden bekeken waarop een man met een fiets te zien is. Ik herken deze man als: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] . Ik herken deze man door de veelvuldige politiecontacten die ik met hem gehad heb.
Ook ben ik wijkagent in de wijk waar zijn ex-partner woont en heb ik [verdachte] daar getroffen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 december 2023, opgenomen op pagina 125 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant:
Ik heb camerabeelden gezien van een woninginbraak aan [adres] . Op de beelden was een man op de fiets te zien. De man herken ik als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] . Ik herken deze man doordat ik meerdere politiecontacten met hem heb gehad.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] [plaats] ) d.d. 10 december 2023, opgenomen op pagina 138 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op 9 december 2023 kwam ik, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit woning, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] te [plaats] . De volgende sporen werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Schoensporen SIN: AAQE7806NL
Plaats veiligstellen: van stuk glas binnen op vloer onder inklimraam; SIN: AAQE7807NL
Plaats veiligstellen: van stuk glas binnen op vloer onder inklimraam; SIN: AAQE7811NL
Plaats veiligstellen: van stuk glas binnen op vloer onder inklimraam; SIN: AALN8542NL
Plaats veiligstellen: van stuk glas binnen op vloer onder inklimraam; SIN: AAQE7812NL
Plaats veiligstellen: van stuk glas buiten op vloer onder inklimraam; SIN: AAQE7810NL
Plaats veiligstellen: van stuk glas binnen op vloer onder inklimraam, spoor a en b; SIN: AAQE7809NL
Plaats veiligstellen: van stuk glas binnen op vloer onder inklimraam.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt een proces-verbaal forensisch onderzoek persoon [verdachte]
d.d. 10 december 2023, opgenomen op pagina 141 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Ik kwam, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit woning, voor forensisch onderzoek aan op Bureau Assen. Ik kreeg de schoenen, welke [verdachte] droeg, overhandigd. De volgende sporendrager werd in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld.
SIN: AAQE7808NL
Object: Schoeisel (Schoen) Aantal/eenheid: 2 stuks Merk/type: Skechers maat 46
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek d.d. 14 december 2023, opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Ik ontving:
[01] Een folie met daarop een schoenafdrukspoor voorzien van SIN AALN8542NL;
[01] Een folie met daarop een schoenafdrukspoor voorzien van SIN AAQE7806NL;
[01] Een folie met daarop een schoenafdrukspoor voorzien van SIN AAQE7809NL;
[01] Een folie met daarop een schoenafdrukspoor voorzien van SIN AAQE7812NL;
[01] Een folie met daarop een schoenafdrukspoor voorzien van SIN AAQE7810NL#6a;
[01] Een folie met daarop een schoenafdrukspoor voorzien van SIN AAQE7810NL#6b;
[01] Een folie met daarop een schoenafdrukspoor voorzien van SIN AAQE7811NL;
[01] Een folie met daarop een schoenafdrukspoor voorzien van SIN AAQE7807NL;
[A] Een paar schoenen van het merk Skechers" voorzien van SIN AAQE7808NL.
RESULTATEN
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [01] en anderzijds de zool van de linkerschoen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat
het profiel, voor zover zichtbaar, overeenkomt;
de afmetingen, voor zover zichtbaar, praktisch overeenkomen;
2 onregelmatigheden in het schoenspoor qua plaats en vorm overeenkomen met 2 beschadigingen in de zool van de linkerschoen;
3 onregelmatigheden in het schoenspoor qua plaats en globaal in vorm overeenkomen met 3 beschadigingen in de zool van de linkerschoen;
de door het schoenspoor [01] weergegeven slijtage overeenkomt met de slijtage aan de linkerschoen; onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [02] en anderzijds de zool van de linkerschoen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat
het profiel, voor zover zichtbaar, overeenkomt;
de afmetingen, voor zover zichtbaar, praktisch overeenkomen;
1. onregelmatigheid in het schoenspoor qua plaats en vorm overeenkomt met 1 beschadiging in de zool van de linkerschoen;
onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [03] en anderzijds de zool van de rechterschoen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat:
het profiel, voor zover zichtbaar, overeenkomt;
de afmetingen, voor zover zichtbaar, praktisch overeenkomen;
1. onregelmatigheid in het schoenspoor qua plaats en vorm globaal overeenkomt met
1. beschadiging in de zool van de rechterschoen; onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [04] en anderzijds de zool van de linkerschoen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat
het profiel, voor zover zichtbaar, overeenkomt;
de afmetingen, voor zover zichtbaar, overeenkomen;
2 onregelmatigheden in het schoenspoor qua plaats en vorm overeenkomen met 2 beschadigingen in de zool van de linkerschoen;
onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [05] en anderzijds de zool van de linkerschoen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat:
het profiel, voor zover zichtbaar, overeenkomt;
de afmetingen, voor zover zichtbaar, overeenkomen; onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [06] en anderzijds de zool van de linkerschoen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat.
het profiel, voor zover zichtbaar, overeenkomt;
de afmetingen, voor zover zichtbaar, overeenkomen;
de door het schoenspoor [06] weergegeven slijtage overeenkomt met de slijtage aan de linkerschoen;
onverklaarbare verschillen zijn met waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [07] en anderzijds de zool van de rechterschoen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat:
het profiel, voor zover zichtbaar, overeenkomt;
de afmetingen, voor zover zichtbaar, overeenkomen; onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het schoenafdrukspoor [08] en anderzijds de zool van de rechterschoen [A] en de hiermee vervaardigde proefsporen, is gebleken dat:
het profiel, voor zover zichtbaar, overeenkomt;
de afmetingen, voor zover zichtbaar, overeenkomen; onverklaarbare verschillen zijn met waargenomen.
CONCLUSIE
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek concludeer ik, dat de schoensporen [01] t/m [08], ZIJN VEROORZAAKT met de schoenen [A].
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 9 december 2023 een inbraak heeft plaatsgevonden aan [adres] te [plaats] . Bij deze inbraak is een zakje met verschillende (gouden) sieraden weggenomen.
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat ongeveer negen minuten nadat aangeefster bij haar woning is vertrokken een man op een fiets voor haar woning stilhoudt en dat hij daarna de oprit van de woning op fietst. Om 12:17 uur, op het tijdstip dat aangeefster weer thuiskomt, vertrekt deze man via het pad naast de woning. Verbalisanten [naam] en [naam] hebben deze bewegende beelden bekeken.
Afzonderlijk van elkaar herkenden zij verdachte op basis van de veelvuldige politiecontacten die zij met hem hebben gehad. Verbalisant [naam] is tevens de wijkagent in de wijk waar de ex-partner van verdachte woonachtig is en hij heeft ook in die hoedanigheid contact met verdachte gehad. De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid en de juistheid van deze herkenningen te twijfelen nu beide verbalisanten -op ambtseed- hebben gemotiveerd dat zij verdachte al langer ambtshalve kennen en hem vaak hebben ontmoet. Zij zijn dan ook goed (visueel) bekend met verdachte. Bovendien zijn op meerdere stukken glas van het opengebroken keukenraam schoensporen aangetroffen. Deze sporen zijn vergeleken met de schoenen die verdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding. Uit dit vergelijkend onderzoek is gebleken dat de schoensporen door de schoenen van verdachte zijn veroorzaakt nu het profiel en de afmetingen overeenkomen en de beschadigingen in de zool van de schoenen van verdachte ook zichtbaar zijn in de aangetroffen schoensporen, terwijl onverklaarbare verschillen niet zijn waargenomen. Verdachte heeft ter terechtzitting geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor de aanwezigheid van deze schoensporen. Ook bevat het strafdossier geen enkel aanknopingspunt waaruit volgt dat de schoenen van iemand anders dan verdachte zijn en dat die (onbekend gebleven) persoon de inbraak mogelijk heeft gepleegd waarna deze de schoenen aan verdachte heeft uitgeleend, zoals door de raadsman ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Gelet op de aangifte, de aangetroffen schoensporen van de schoenen van verdachte op de plaats delict en de onafhankelijke herkenning op ambtseed door twee verbalisanten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde feit
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2023, opgenomen op pagina 15 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023327838
d.d. 24 december 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 9 november 2023 werd ik omstreeks 07:30 uur gebeld door de stukadoor. De stukadoor vertelde mij dat verdachten mogelijk via het raam mijn woning aan [adres] te [plaats] zijn binnenkomen. De ramen
worden dichtgehouden door een houtje welke gemakkelijk is te openen vanaf de buitenkant.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, opgenomen op pagina 17 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
Op 9 november 2023, omstreeks 07.30 uur, kwam ik bij de woning aan [adres] (
de rechtbank begrijpt [adres] )te [plaats] om te stuken. Ik zag dat er gereedschap buiten bij elkaar lag. Ik heb deze spullen hier niet neergelegd. Ik zag ook dat er spullen van de bewoonster lagen. Ik heb vervolgens de bewoonster gebeld en haar op de hoogte gebracht.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2023, opgenomen op pagina 29 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant:
Ik heb de camerabeelden bekeken die zijn opgenomen op 9 december 2023. Op 03:35:58 zag ik dat een man langs de trap liep. Ik zag dat hij vervolgens een deur, die onder de trap zat, opende en de achtergelegen ruimte binnenging. Op 03:42:50 zag ik dat hij de deur onder de trap dicht deed en hij een deur, die zich onder de camera bevond, opende. Op 04:52:14 zag ik verdachte naar de camera lopen. Op 04:52:16 zag ik verdachte van dichtbij in de camera kijken met zijn gezicht vol in beeld. Ik zag dat de camera vervolgens abrupt bewoog en gericht werd op de muur.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2023, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant:
Ik zag de beelden van [adres] in [plaats] , in de nacht van 8 op 9 november 2023. Ik zag op de beelden een man. Ik herken hem als [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1985. Ik ken [verdachte] ambtshalve vanuit mijn werkzaamheden als GGP'er binnen [plaats] . Ik heb [verdachte] meerdere keren aangehouden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 12 november 2023, opgenomen op pagina 21 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verbalisant:
Ik kreeg via e-mail een aandachtvestiging. Verstrekte informatie betrof de context van een woninginbraak en het feit dat er een persoon op videobeelden te zien was. Tevens werden de beelden van de inbraak verstrekt. Hiervan zijn 5 stills gemaakt. De persoon op still 1, de persoon op still 4 en de persoon op still 5 herken ik als [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985. Ik ken de persoon al sinds het jaar 2020 en vanuit meerdere contactmomenten binnen mijn functie. De laatste keer dat ik hem zag was op maandag 23 januari 2023 om 20:40 uur. Het contact duurde toen ongeveer 2 uur. Ik zag dat de persoon op beeld langer van lichaamslengte was. Mij is ambtshalve bekend dat [verdachte] ook langer van lengte is. Bij het zien van het gelaat herkende ik hem direct als [verdachte] .
Bewijsoverweging
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de nacht van 8 november 2023 op 9 november 2023 gereedschap en andere goederen uit de woning van aangeefster aan [adres] te [plaats] zijn gehaald en buiten bij elkaar zijn gelegd. Aangeefster heeft verklaard dat de dader mogelijk via een raam heeft kunnen binnenkomen. Dit raam wordt dichtgehouden door een houtje dat gemakkelijk vanaf de buitenkant zou zijn te openen.
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat in voornoemde nacht tussen 03:35 uur en 04:52 uur een persoon in de woning aan [adres] aanwezig is geweest. Deze persoon loopt door meerdere kamers in de woning. Op enig moment kijkt hij van dichtbij in de camera en staat daardoor met zijn volledige gezicht in beeld. Verbalisanten [naam] en [naam] hebben deze bewegende beelden bekeken. Verbalisant [naam] heeft daarnaast ook gekeken naar de van deze beelden gemaakte stills. Afzonderlijk van elkaar herkenden zij verdachte. Beide verbalisanten hebben -op ambtsbelofte- uitvoerig en inzichtelijk gemotiveerd op grond waarvan zij tot deze herkenning zijn gekomen. Verbalisant [naam] heeft gerelateerd verdachte ambtshalve
te kennen. Hij heeft hem meerdere keren aangehouden, waaronder ook voor soortgelijke feiten. Daarnaast kent hij verdachte vanuit zijn functie bij de Gebiedsgebonden Politie. Verbalisant [naam] heeft gerelateerd dat hij verdachte direct heeft herkend aan zijn lengte en gelaat. Verbalisant heeft daarbij aangegeven dat hij verdachte sinds 2020 kent vanuit zijn functie als politiemedewerker in de regio [plaats] . Hij heeft in deze hoedanigheid al meerdere contactmomenten met hem gehad, waaronder een contactmoment van ongeveer 2 uur op 23 januari 2023. Als bijlage bij het proces-verbaal van herkenning van verbalisant [naam] is een fotoblad met stills van de gemaakte camerabeelden en een politiefoto van verdachte uit november 2021 gevoegd waarop grote gelijkenissen tussen beide personen te zien zijn (gezichtsvorm, kin, mond en wangen). De rechtbank ziet mede gelet hierop geen reden om aan de betrouwbaarheid en juistheid van de herkenning door verbalisanten te twijfelen.
Gelet op de aangifte, de verklaring van getuige [naam] en de onafhankelijke herkenning op ambtsbelofte door twee verbalisanten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die het gereedschap en de goederen uit de woning van aangeefster heeft gehaald en buiten bij elkaar heeft gelegd.
Voltooide diefstal door middel van inklimming?
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of dit bewezenverklaarde handelen van verdachte een voltooide diefstal door middel van inklimming oplevert of een poging daartoe.
Om tot een bewezenverklaring van een voltooide diefstal te kunnen komen, is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad onder meer vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Of daarvan sprake is, is mede afhankelijk van de feitelijke waardering van de omstandigheden van het geval. (zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 4 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1422 (https://www.recht.nl/rechtspraak/? ecli=ECLI:NL:HR:2018:1422)).
Verdachte heeft, nadat hij door inklimming de woning was binnengekomen, diverse gereedschappen en andere goederen verzameld, uit de woning gebracht en buiten bij elkaar gelegd, kennelijk met het doel om het (later) meenemen daarvan te vergemakkelijken. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte zich een zodanige feitelijke heerschappij over de goederen heeft verschaft dat het wegnemen van de goederen -in de zin van artikel 310 Sr- is voltooid.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 9 december 2023 te [plaats] in een woning aan [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, meerdere gouden horloges en meerdere (gouden) kettingen en meerdere ringen en meerdere (gouden) armbanden en oorhangers en meerdere broches die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2) hij in de periode tussen 8 november 2023 en 9 november 2023 te [plaats] , in een woning aan [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, gereedschap en goederen van zijn, verdachtes, gading, die geheel aan een ander toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
Feit 2: diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland, d.d. 29 januari 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 januari 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
In de nacht van 8 november 2023 op 9 november 2023 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan inklimming in een woning aan [adres] te [plaats] . Een maand later, op 9 december 2023 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak aan [adres] te [plaats] . Met deze feiten heeft verdachte de bewoners schade, overlast en ergernis bezorgd. Ook heeft hij een forse inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onveiligheid en onrust die een langdurige nasleep kunnen hebben. Daarnaast heeft verdachte niet stilgestaan bij de maatschappelijke impact van zijn handelen, in het bijzonder op die van de (direct) omwonenden. Ook bij hen zorgen de door verdachte gepleegde feiten voor gevoelens van angst en onveiligheid. Verdachte heeft hier geen oog voor gehad en heeft enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Het strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder -en meerdere malen- onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke feiten. De omstandigheid dat de verdachte hieruit geen lering heeft getrokken, weegt de rechtbank in zijn nadeel mee bij de strafoplegging.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij na zijn laatste detentie in 2022 oprecht gemotiveerd was om een positieve wending aan zijn leven te geven. Hij had een baan bij een bakkerij en uitzicht op een eigen woning. Mede door een conflict met de reclassering en de verdenking van onderhavige feiten is hij zijn baan en (uitzicht op een) woning kwijt. Verdachte heeft voorts verklaard nog steeds gemotiveerd te zijn om leven op de rit te krijgen. Hij heeft besloten om na afloop van onderhavige strafzaak in gesprek te gaan met een psycholoog. Daarnaast hoopt hij op korte termijn in aanmerking te komen voor een woning en vertrouwt hij erop met behulp van een werkcoach van de gemeente snel weer een baan te vinden. Wel is hij zijn vertrouwen in de reclassering verloren en om deze reden is hij niet bereid om mee te werken aan eventueel reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden. Ook uit het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland d.d. 29 januari 204 volgt dat verdachte niet met de reclassering in gesprek wil gaan. Als gevolg hiervan is bij de reclassering geen (recente) informatie bekend over de leefgebieden van verdachte. Verdachte staat sinds mei 2017 geregistreerd als veelpleger. De reclassering schat om deze reden het herhalingsgevaar in als hoog. Gelet op de houding van verdachte ten opzichte van de reclassering, wordt het risico dat verdachte zich zal onttrekken aan eventuele bijzondere voorwaarden door de reclassering eveneens ingeschat als hoog. In het geval van een veroordeling adviseert de reclassering om aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet op basis van het voorgaande geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de recidiverisicos te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Tot slot weegt de rechtbank bij de strafoplegging nog het volgende mee. Verdachte heeft ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Hij heeft geweigerd in te gaan op vragen en heeft geen enkele openheid van zaken willen geven. Deze houding van verdachte ter terechtzitting weegt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf in het nadeel van verdachte mee.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is. Alles afwegende, acht de rechtbank een straf in de zin van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De op te leggen straf is lager dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, nu de rechtbank -anders dan de officier van justitie- tot een vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit komt. Voorts is de rechtbank van oordeel dat met voornoemde straf voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] heeft zich in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 150,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
[slachtoffer 2] , heeft zich in het geding gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 142,- ter zake van materiële schade en 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
Standpunt van de officier van justitie
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, nu deze schade voldoende is komen vast te staan.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade in zijn geheel dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, nu deze schade voldoende is komen vast te staan.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen, nu de gestelde schade volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet kan worden aangemerkt als psychisch letsel dat voor vergoeding op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking komt.
Standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet- ontvankelijk moet worden verklaard omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het feit waarop
de vordering is gebaseerd. Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering is gebaseerd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen omdat de gevorderde materiële schade niet in een voldoende rechtstreeks verband staat met de diefstal en de gestelde immateriële schade niet kan worden aangemerkt als psychisch letsel dat voor vergoeding op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking komt.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Nu voorts de hoogte van de vordering niet door verdachte is betwist, zal de rechtbank het gevorderde bedrag toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 december 2023.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de materiële schadeposten Koevoet en Eufy beveiligingscamera, gelet op datum waarop deze goederen zijn aangeschaft (respectievelijk 10 juni 2023 en 1 april 2022) in een rechtstreeks verband staan met de inklimming in de woning van de benadeelde partij die in de nacht van 8 november 2023 op 9 november 2023 heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal de vordering op dit punt afwijzen.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. Een immateriële schadevergoeding kan op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek worden toegekend als de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen van verdachte in zijn persoon is aangetast. Die aantasting kan bestaan uit lichamelijk letsel, het geschaad zijn in eer of goede naam of een aantasting in de persoon op andere wijze. De rechtbank stelt vast dat van de eerste twee situaties in dit geval geen sprake is. Voor een aantasting in de persoon op andere wijze, moet sprake zijn van naar objectieve maatstaven vast te stellen psychisch letsel. In de toelichting op de vordering is door de benadeelde partij benoemt dat zij als gevolg van het handelen van verdachte s nachts wakker ligt met buikpijn vanwege het feit dat iemand in haar woning is geweest, door haar spullen heeft rondgeneusd en spullen met grote emotionele waarde, waaronder een doosje met tanden van haar kinderen, heeft weggenomen. Deze ervaringen en gevoelens kunnen echter, hoe invoelbaar ook, zonder nadere, concrete, onderbouwing niet worden aangemerkt als psychisch letsel dat voor vergoeding op
grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek in aanmerking komt. Voorts is de aard en de ernst van de normschending door verdachte, hoe kwalijk zijn handelen ook was, niet dusdanig dat de nadelige gevolgen zo voor de hand liggen dat hieruit een aantasting in de persoon kan worden afgeleid. Dit betekent dat in de onderhavige zaak geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek, zodat de gevorderde immateriële schade van de benadeelde partij niet voor toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank zal de vordering ook op dit punt afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 en onder feit 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 150,- (zegge: honderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 december 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 150,- (zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 3 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 2 primair
[slachtoffer 2]
Wijst de vordering van af.
Bepaalt dat [slachtoffer 2] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. ter Haar, voorzitter, mr. M.C. Fuhler en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes-Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2024.