ECLI:NL:RBGEL:2016:1340

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 maart 2016
Publicatiedatum
7 maart 2016
Zaaknummer
05/720037-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overval door onvoldoende bewijskracht van camerabeelden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een overval op 16 februari 2015 in Apeldoorn. De officier van justitie had de verdachte aangeklaagd voor het met geweld afnemen van geld uit een winkelpand, 'Cristine le Duc'. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer en de zittingen vonden plaats op verschillende data, waaronder 2 juni 2015 en 22 februari 2016.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er camerabeelden beschikbaar waren van de overval, maar dat de herkenning van de verdachte op basis van deze beelden problematisch was. De herkenning was voornamelijk gebaseerd op de onderste helft van het gezicht van de overvaller, terwijl het bovenste gedeelte niet zichtbaar was. De rechtbank heeft twijfels geuit over de betrouwbaarheid van de herkenningen door getuigen en verbalisanten, ondanks dat zij oprecht waren in hun verklaringen.

De rechtbank concludeert dat de beelden niet van voldoende kwaliteit zijn om onomstotelijk vast te stellen dat de verdachte de overvaller is. Er waren onvoldoende onderscheidende kenmerken zichtbaar en de kledingstukken die aan de verdachte waren gekoppeld, konden niet definitief aan de overvaller worden gelinkt. Gezien het gebrek aan bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is besloten dat de in beslag genomen boodschappentas onttrokken wordt aan het verkeer, omdat deze kan dienen voor het begaan van strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720037-15
Datum uitspraak : 7 maart 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. D.M. Rupert, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 2 juni 2015, 22 juni 2015, 30 november 2015 en 22 februari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2015 te Apeldoorn - in/uit een winkelpand,
"Cristine le Duc", gelegen en/of gevestigd aan [adres] - met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [betrokkene 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of
winkelketen Cristine le Duc, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, - gewapend met een (hak)bijl, althans een slag-/ en/of hakwapen die winkel is
binnen gegaan en/of (vervolgens) - die [betrokkene 1] die (hak)bijl, althans dat wapen heeft laten zien, in elk geval duidelijk zichtbaar heeft getoond en/of (vervolgens) - tegen die [betrokkene 1] heeft gezegd: "ik wil geld", althans woorden van gelijke strekking en/of (vervolgens) - die [betrokkene 1] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of - tegen die [betrokkene 1] heeft gezegd dat ze al het geld moest pakken en/of afgeven en/of de hele kassa moest afgeven.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Vast staat dat op 16 februari 2015 te Apeldoorn een vestiging van Christine le Duc is overvallen door een overvaller met een donkere huidskleur. Van deze overval zijn camerabeelden voorhanden en van enkele camerabeelden zijn zogenaamde stills (hierna: foto’s) gemaakt. Op deze foto’s is het gezicht van de overvaller slechts gedeeltelijk te zien, mede omdat de overvaller een muts draagt. De overvaller is op basis van deze foto’s en/of camerabeelden door enkele verbalisanten en getuigen onafhankelijk van elkaar herkend, als zijnde verdachte.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen van foto’s en camerabeelden en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer als deze herkenningen de belangrijkste bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het hem ten laste gelegde kunnen aantonen, zoals in de onderhavige zaak het geval is.
De rechtbank twijfelt niet aan de oprechtheid van de verbalisanten en getuigen die zeggen verdachte op de betreffende foto’s en/of camerabeelden, al dan niet voor 100 procent, te herkennen. De vraag is echter of de herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om tot een bewezenverklaring van het feit te kunnen komen.
De herkenningen zijn voornamelijk gebaseerd op de onderste helft van het gezicht van de persoon op de camerabeelden. Het gedeelte boven de ogen van de persoon is nergens op de beelden zichtbaar. De rechtbank ziet op zichzelf wel overeenkomsten tussen het onderste gedeelte van verdachtes gezicht en dat van de persoon op de beelden, maar meer dan dat kan worden vastgesteld dat de persoon een donkere huidskleur heeft – net als verdachte – kan in redelijkheid niet worden waargenomen. De rechtbank acht de beelden voorts niet van dusdanige kwaliteit dat onomstotelijk kan worden vastgesteld dat de overvaller verdachte is, ook niet door mensen die verdachte vaker hebben gezien. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvoor een te klein gedeelte van het gezicht zichtbaar en zijn onvoldoende onderscheidende kenmerken van de persoon waar te nemen.
Daar komt bij dat de op de beelden zichtbare jas en schoenen van de overvaller op geen enkele manier aan verdachte kunnen worden gelinkt. Integendeel, hoewel de verbalisanten verdachte zeggen (mede) te herkennen aan de jas die de overvaller op de beelden draagt, is van de onder verdachte in beslag genomen jas vastgesteld dat deze jas weliswaar op de jas van de overvaller lijkt maar dat het niet dezelfde jas is.
Daarnaast zijn de onder verdachte in beslag genomen fiets en een mes onderzocht. Van de fiets kan slechts worden vastgesteld dat niet is uit te sluiten dat deze door de overvaller is gebruikt. Over het mes, dat overigens in de gemeenschappelijke keuken van de toenmalige woning van verdachte is aangetroffen, wordt geconcludeerd dat overeenkomsten lijken te bestaan tussen het onderzochte mes en het mes dat op de beelden is te zien. Ten aanzien van het aangetroffen mes en de fiets kan dus eveneens niet onomstotelijk worden vastgesteld dat deze te zien zijn op de beelden van de overval.
De aan verdachte verweten overval betreft een zeer ernstig feit dat veel impact moet hebben gehad op de medewerkster van Christine le Duc. Het is dan ook buitengewoon onrechtvaardig wanneer de dader van een dergelijk ernstig feit onbestraft blijft. Gelet op het vorenstaande bevinden zich echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijsmiddelen in het dossier om te concluderen dat verdachte die overval heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken.
De in beslag genomen geprepareerde Albert Heijn boodschappentas dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet, nu het kan dienen tot het begaan van strafbare feiten.

4.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Spreektverdachte vrij van het tenlastegelegde feit.
beveeltde onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven (geprepareerde) Albert Heijn boodschappentas.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2016.