Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Vaststaande feiten
3.Het verzoek
4.Standpunten van partijen
5.Beoordeling
6.Beslissing
Arnhem-Leeuwarden.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de man een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Noord-Nederland, waarin hij verzoekt om een voorlopige voorziening met betrekking tot de kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind. De man stelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, omdat de minderjarige geen opleiding volgt en geen eigen inkomsten heeft. Hij verzoekt de rechtbank om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding voorlopig op nihil te stellen, omdat hij van mening is dat de minderjarige niet langer behoeftig is. De vrouw, de moeder van de minderjarige, verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de minderjarige financieel volledig afhankelijk is van haar en dat er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden.
De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 8 maart 2024 gehouden, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor het treffen van een voorlopige voorziening. De rechtbank wijst het verzoek van de man af, omdat de man voldoende draagkracht heeft om de kinderalimentatie te betalen en de situatie van de minderjarige niet zodanig is dat onmiddellijke actie vereist is. De rechtbank benadrukt dat de zaak verder inhoudelijk zal worden behandeld in de bodemprocedure.
De beschikking is gegeven door rechter mr. J. Teertstra en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2024. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.