Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep in de zaak met nummer 200.321.200,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Dat betekent dat, zelfs als bij de door de rechtbank vastgestelde behoefte van [verweerder2] zou moeten worden aangesloten (wat de man betwist), [verweerder2] geen aanvullende behoefte meer heeft aan een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie.
- het aandeel van de man (1.154/1.942 x 1.324) € 787,- per maand;
- het aandeel van de vrouw (788/1.942 x 1.324) € 537,- per maand.
In familiezaken is dat gebruikelijk omdat het vaak gaat om zaken tussen ex-echtgenoten die een geschil hebben over de bijdragen voor hun kinderen (zoals hier in de eerste twee zaken) dan wel tussen ouders en (jong meerderjarige) kinderen over een bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud (zoals in de derde zaak). Het hof heeft geen reden van die regel af te wijken.