ECLI:NL:RBNNE:2024:1168
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.R. van der Heide
- F. Brekelmans
- M. Pelinck
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de gevolgen van te late indiening van stukken
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 28 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2021 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 2.227.000 per waardepeildatum 1 januari 2020. Belanghebbende, eigenaar van een besloten woonvoorziening, betwistte deze waarde en stelde een waarde van € 1.867.000 voor. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, en dat belanghebbende haar bepleite waarde ook niet heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat beide partijen niet in hun bewijslast zijn geslaagd en stelt de waarde van de onroerende zaak op € 2.100.000 vast.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn is overschreden en kent een schadevergoeding van € 1.500 toe. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 365 en de proceskosten van € 4.112,40 aan belanghebbende moet vergoeden.