ECLI:NL:RBNNE:2023:942

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
NL22.18666
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Egyptische eiser wegens ongeloofwaardige vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Egyptische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren op 21 maart 1993, had in Nederland asiel aangevraagd op basis van zijn deelname aan demonstraties tegen het militaire regime in Egypte tussen 2013 en 2015. Hij stelde dat hij vanwege deze deelname in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten stond, wat leidde tot huiszoekingen en een veroordeling bij verstek tot zeven jaar gevangenisstraf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser geloofwaardig zijn, maar heeft de door hem gestelde problemen ongeloofwaardig geacht. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over negatieve aandacht van de autoriteiten en dat zijn verklaringen tegenstrijdig waren. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een fundamentele politieke overtuiging heeft die hem zou kunnen blootstellen aan vervolging bij terugkeer naar Egypte.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat de eiser pas vier jaar na zijn vertrek uit Egypte asiel heeft aangevraagd, wat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn vrees voor vervolging. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18666

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Egyptische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Gaal-de Groot).

ProcesverloopBij besluit van 9 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was een tolk aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende.
Asielaanvraag
1.1
Eiser, geboren op 21 maart 1993, met Egyptische nationaliteit, heeft op 15 februari 2019 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Egypte met een groep vrienden/kennissen heeft deelgenomen aan demonstraties tegen het militaire regime, met name in de periode 2013-2015. De laatste demonstratie was op 25 november 2015 in El Mansoera. Dit was een demonstratie tegen het militaire regime van Al Sisi. Daarbij zijn drie vrienden van eiser opgepakt, terwijl hij met zijn andere vrienden is ontkomen. De Egyptische autoriteiten hebben vervolgens bij eiser op 27 november 2015 een huiszoeking gedaan, maar hij was niet thuis. De aanleiding voor de huiszoeking was informatie van informanten, op basis waarvan een politieofficier de vader van eiser meedeelde dat de politie alles over eiser wist, ook van zijn deelname aan de demonstraties. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn deelname aan deze demonstratie in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten kwam te staan en dat hij ervan werd beschuldigd te hebben deelgenomen aan een demonstratie, aanhanger te zijn van de Moslimbroerderschap en dat hij geweld tegen de politie heeft gebruikt. Daarna hebben nog twee huiszoekingen plaatsgevonden. In Europa heeft eiser vernomen dat hij bij verstek is veroordeeld tot 7 jaar gevangenisstraf en een boete.
1.2.
Eiser heeft een verklaring van het Openbaar Ministerie in Egypte overgelegd voor onderzoek. Op 5 maart 2021 heeft Bureau Documenten over die verklaring geconcludeerd dat het document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven.
`
Bestreden besluit en verweerschrift
2. De identiteit, nationaliteit en herkomst en eisers deelname aan de demonstraties in Egypte zijn geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de door eiser gestelde problemen vanwege de demonstraties, te weten gestelde negatieve bekendheid bij de Egyptische autoriteiten, de gestelde huiszoekingen door Egyptische autoriteiten en een gerechtelijke veroordeling bij verstek, echter ongeloofwaardig geacht vanwege met name tegenstrijdige verklaringen en vanwege het door Bureau Documenten verrichte onderzoek, hiervoor weergegeven onder 1.2. ten aanzien van het door eiser overgelegde afschrift uit het delictenregister. Verweerder heeft in aanvulling hierop nog overwogen dat de door eiser gestelde vrees niet aannemelijk is geacht, omdat eiser reeds in 2015 uit Egypte is vertrokken en pas vier jaar later, namelijk in 2019, asiel heeft aangevraagd. Hieruit blijkt niet van een directe, acute behoefte aan internationale bescherming. Verweerder concludeert dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op de a- of b-grond en heeft eisers asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op hetgeen namens hem in dat verband is aangevoerd, wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 16 februari 2022
4.1.
Eiser stelt dat hij als politiek activist valt aan te merken en dat zijn situatie behoort tot één van de situaties genoemd in rechtsoverweging 18.3 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:505.
4.2.
In haar zojuist bedoelde uitspraak heeft de Afdeling prejudiciële vragen geformuleerd die zien op situaties waarin vreemdelingen een beroep doen op de vervolgingsgrond ‘politieke overtuiging’. De Afdeling heeft daarbij echter aangetekend dat de vragen niet voor alle situaties relevant zijn. In de zaken die aanleiding gaven tot het stellen van prejudiciële vragen ging het om vreemdelingen die pas in Nederland een politieke overtuiging hadden ontwikkeld en geuit, en eerst in Nederland activiteiten hadden verricht. Uit overweging 18.3 van de uitspraak van de Afdeling blijkt echter dat die uitspraak niet ziet op vreemdelingen die al voor vertrek uit het land van herkomst een politieke overtuiging uitten, omdat in die situatie de beoordeling zich concentreert op de vraag naar de gegrondheid van de vrees voor vervolging, en niet op de vraag naar de sterkte van de politieke overtuiging. Dit laatste is de situatie van eiser, gezien zijn geloofwaardig geachte deelname voor zijn vertrek aan demonstraties in Egypte. Daarom ziet, naar het oordeel van de rechtbank, de verwijzingsuitspraak niet op eiser.
Problemen vanwege deelname aan demonstraties
5. Verweerder heeft, naar het oordeel van de rechtbank, niet ten onrechte de door eiser gestelde negatieve bekendheid bij de Egyptische autoriteiten en de door hem gestelde problemen ongeloofwaardig geacht.
5.1.
Daartoe is van belang dat verweerder eiser niet ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij niet nader heeft kunnen onderbouwen dat de gestelde arresteerde vriend, [vriend] tijdens een zitting bij de rechtbank de naam van eiser zou hebben genoemd. Verweerder stelt verder terecht dat eiser hieromtrent ook tegenstrijdig heeft verklaard door anderzijds te verklaren dat hij niet zou weten wat deze vriend bij de rechtbank heeft gezegd.
5.2.
Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiser meerdere tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de wijze waarop de Egyptische autoriteiten op de hoogte raakten van zijn deelname aan de demonstraties en de wijze waarop eiser is geïnformeerd dat hij in de gaten werd gehouden dan wel werd gezocht door de autoriteiten. Zo heeft eiser verklaard dat hij voor het eerst ontdekte dat hij werd gezocht na een huiszoeking op 27 november 2015. [1] In het aanvullend gehoor verklaart eiser echter dat hij reeds begin (7 of 8) november 2015 wist hij dat hij in de gaten werd gehouden door de autoriteiten. [2] Verder heeft eiser enerzijds verklaard dat hij is gewaarschuwd door zijn buurman [buurman] [3] en anderzijds dat hij erachter kwam dat hij gezocht werd door informatie van zijn vrienden bij de Moslimbroeders [4] , dan wel door informatie van zijn vriend [vriend] . [5] Voor zover eiser betoogt dat verweerder de correcties en aanvullingen op dit punt ten onrechte niet heeft geaccepteerd, faalt dat betoog. Uit onder andere een uitspraak van de Afdeling van 12 april 2017 [6] volgt dat verweerder, als er sprake is van een wezenlijk verschil tussen een verklaring en de correcties en aanvullingen daarop, van eiser mag verwachten dat hij dit uitlegt. [7] Verweerder heeft, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende gemotiveerd waarom hij de correcties en aanvullingen op dit punt niet heeft overgenomen. Gelet op de tegenstrijdige verklaringen is, naar het oordeel van de rechtbank, niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten stond. De beroepsgrond kan niet slagen.
5.3.
Verweerder heeft ook niet ten onrechte overwogen en deugdelijk gemotiveerd dat met de door eiser gestelde huiszoekingen evenmin aannemelijk is gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten stond. Dat er huiszoekingen hebben plaatsgevonden heeft eiser weliswaar gesteld maar niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met stukken.
5.4.
Verweerder heeft verder terecht overwogen dat met de door eiser overgelegde verklaring van het Egyptische OM evenmin aannemelijk is gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten stond. Het document is, zoals hiervoor overwogen, onderzocht door Bureau Documenten en is negatief beoordeeld. Volgens vaste jurisprudentie kan de rapportage van Bureau Documenten worden aangemerkt als een deskundigenadvies. [8] Dat betekent dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de inhoud van de rapportage. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd. De toetsing van de rechtbank strekt daarom niet verder dan dat zij naar aanleiding van een aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of het bestuursorgaan zich overeenkomstig artikel 3:2 van de Awb ervan heeft vergewist dat het deskundigenadvies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Eiser heeft onvoldoende aanknopingspunten gesteld om te twijfelen aan de juistheid van het rapport van Bureau Documenten. De enkele stelling dat eiser te goeder trouw is geweest, is onvoldoende. Verweerder heeft zich er ook voldoende van vergewist dat het deskundigenadvies naar de wijze van totstandkoming en, naar inhoud, inzichtelijk en concludent is. [9] Verweerder heeft terecht geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van Bureau Documenten en heeft daarom aan het document terecht geen waarde toegekend. De beroepsgrond kan niet slagen.
5.5.
Bij het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte betrokken dat eiser reeds in 2015 uit Egypte is vertrokken en pas vier jaar later, in 2019, asiel heeft aangevraagd. Niet ten onrechte is overwogen dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over de gestelde problemen in Egypte en over wat hem bij terugkeer te wachten staat, nu niet is gebleken van een directe, acute vraag om internationale bescherming. De enkele stelling dat hij helemaal niet dacht aan asiel en dat hij hoopte op een terugkeer na het vertrek van Sisi, maar dat hij vanwege de door hem gestelde veroordeling bij verstek toch om bescherming vroeg, heeft verweerder niet tot een ander oordeel hoeven leiden. De gestelde veroordeling dateert immers van februari 2017. Dat is twee jaar vóór de asielaanvraag van eiser. De beroepsgrond kan niet slagen.
5.6.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte eisers problemen als gevolg van zijn deelname aan demonstraties in Egypte ongeloofwaardig geacht en is daarom evenmin aannemelijk gemaakt dat eiser in de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten heeft gestaan. Ook is niet ten onrechte overwogen dat eiser evenmin zijn vrees bij terugkeer aannemelijk heeft gemaakt. Daarom slagen de beroepsgronden niet.
Fundamentele politieke overtuiging
6. Eiser stelt, kort samengevat en voorzover relevant, dat ten onrechte is overwogen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bij hem geen sprake zou zijn van een fundamentele politieke overtuiging, nog afgezien van de vraag wat hieronder, volgens verweerder, precies mee bedoeld wordt. Verweerder heeft, volgens eiser, niet inzichtelijk gemaakt hoe hij tot de conclusie is gekomen dat geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging, dan wel een onjuist toetsingskader gehanteerd.
6.1.
Eiser betoogt terecht dat het onderzoek en de beoordeling door verweerder in een geval als dat van hem zich primair dient te richten op de vraag naar de gegrondheid van de vrees voor vervolging vanwege de geloofwaardig geachte politieke activiteiten van eiser, te weten de geloofwaardig geachte deelname aan demonstraties. Dat volgt ook uit de hiervoor bedoelde verwijzingsuitspraak van de Afdeling van 16 februari 2022. Uit wat hiervoor werd overwogen blijkt echter dat verweerder, tegen de achtergrond van de gestelde politieke activiteiten van eiser en zijn deelname aan de demonstraties, heeft beoordeeld of sprake is van een gegronde vrees voor vervolging. Verweerder heeft daarbij geconcludeerd dat het niet geloofwaardig is dat eiser problemen heeft ondervonden door zijn deelname aan de demonstraties en ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn geloofwaardig geachte politieke activiteiten in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten is komen te staan. Zoals uit de hiervoor weergegeven overwegingen blijkt, kan dit oordeel van verweerder in rechte stand houden. Overigens heeft verweerder, overeenkomstig paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000, de vraag of sprake is van een fundamentele politieke overtuiging wel degelijk mogen betrekken bij de beoordeling van eisers asielaanvraag.
7. Ook wat verder is aangevoerd, kan niet leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
Conclusie
8. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr.F. Aissa, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www. rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Nader gehoor, bld 6.
2.Aanvullend gehoor, bld. 24 en 28.
3.Aanvullend gehoor, bld 24.
4.Nader gehoor, bld.5, Aanvullend gehoor, bld. 24).
5.Aanvullend gehoor, bld. 24.).
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2538.
8.Zie bijvoorbeeld Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2988.
9.Zie uitspraak van de Afdeling van 8 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:15.