In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Meppel en de heffingsambtenaar van de gemeente Assen. Het beroep van eiser was gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 7 december 2021, waarbij zijn bezwaarschrift tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van 7 oktober 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 12 november 2021 bezwaar had gemaakt, maar dat de gronden van het bezwaar ontbraken. De heffingsambtenaar had eiser verzocht om binnen 14 dagen de gronden aan te leveren, maar dit was pas op 6 december 2021 gebeurd. De rechtbank oordeelde dat de niet-ontvankelijkheid onterecht was, omdat de heffingsambtenaar niet had aangegeven dat de termijn fatale gevolgen had. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden, evenals de proceskosten van € 209,25, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte dat een zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften vereist dat indiener duidelijk wordt geïnformeerd over de gevolgen van het niet tijdig aanleveren van bezwaargronden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.