ECLI:NL:RBNNE:2023:780

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3712
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieregelingen onroerendezaakbelasting en rioolheffing gemeente Eemsdelta in strijd met gelijkheidsbeginsel?

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 februari 2023 uitspraak gedaan over de compensatieregelingen voor de onroerendezaakbelasting (OZB) en rioolheffing van de gemeente Eemsdelta. Eiser, eigenaar van een woning in de voormalige gemeente Loppersum, betwistte de rechtmatigheid van deze compensatieregelingen, die volgens hem in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelde dat de gemeente veel vrijheid heeft in het vaststellen van regelgeving en dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor teruggaaf van de OZB. Voor de rioolheffing oordeelde de rechtbank dat er een redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond bestond voor de ongelijke behandeling van gelijke gevallen, waardoor de compensatieregeling niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard.

De rechtbank nam de feiten als vaststaand aan, waaronder de fusie van de gemeente Loppersum met Appingedam en Delfzijl tot de nieuwe gemeente Eemsdelta per 1 januari 2021. Eiser had aanslagen ontvangen voor zowel de OZB als de rioolheffing, en de rechtbank onderzocht of hij recht had op compensatie. De rechtbank concludeerde dat de gemeentelijke wetgever voldoende rekening had gehouden met de belangen van verschillende groepen inwoners en dat de compensatieregelingen niet onterecht waren. De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van gemeenten bij het vaststellen van belastingregelingen en de noodzaak van objectieve rechtvaardigingsgronden voor eventuele ongelijke behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/3712 en LEE 21/3713
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 24 februari 2023 in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Zaaknummer LEE 21/3712 (onroerendezaakbelasting)
Verweerder heeft voor het jaar 2021 met dagtekening 30 april 2021 aan eiser een aanslag opgelegd in de onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) ten bedrage van € 301,86.
Zaaknummer LEE 21/3713 (rioolheffing)
Verweerder heeft voor het jaar 2021 met dagtekening 30 april 2021 aan eiser een aanslag opgelegd in de rioolheffing ten bedrage van € 237.
Beide zaaknummers
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 12 november 2021 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2023. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger verweerder] .

Overwegingen

Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiser is eigenaar van een woning, gelegen aan de [adres] te [woonplaats eiser] , in de voormalige gemeente Loppersum. Per 1 januari 2021 fuseerde de gemeente Loppersum met de gemeenten Appingedam en Delfzijl tot de nieuwe gemeente Eemsdelta.
1.2.
De bedragen uit de (gecombineerde) aanslag gemeentelijke belastingen 2021 die aan eiser is opgelegd, kunnen als volgt worden weergegeven:
WOZ-waarde [adres]
€ 156.000
OZB eigenaar woning
€ 301,86
Afvalstoffenheffing vastrecht
€ 134,00
Rioolheffing gebruiker woning Eemsdelta
€ 237,00
1.3.
De tarieven voor de heffing van de OZB bedroegen in 2020 (voor de gemeentelijke fusie) en in 2021 (na de gemeentelijke fusie) op grond van de verordeningen van desbetreffende gemeenten respectievelijk:
2020
Appingedam
2020
Delfzijl
2020 Loppersum
2021 Eemsdelta
Eigenarenbelasting woning
0,2426%
0,2065%
0,1731%
0,1935%
Eigenarenbelasting niet-woning
0,4530%
0,5145%
0,1779%
0,5139%
Gebruikersbelasting niet-woning
0,3525%
0,4261%
0,1342%
0,4360%
1.4.
De raad van de gemeente Eemsdelta heeft op 31 maart 2021 de Verordening compensatieregeling onroerendezaakbelastingen Eemsdelta (hierna: de compensatieregeling OZB) vastgesteld. Hierin staat – voor zover van belang – het volgende:
“Overwegende dat:
1.
de gemeenten Appingedam, Delfzijl en Loppersum vanaf 1-1-2021 zijn toegetreden tot de nieuwe gemeente Eemsdelta;
2.
dat de gemeenteraad van Eemsdelta een Verordening onroerende-zaakbelastingen heeft vastgesteld;
3.
dat toepassing van de in deze verordening opgenomen tarieven voor een deel van de eigenaren en gebruikers van niet-woningen gelegen binnen het grondgebied van de gemeente Eemsdelta leidt tot onevenredige, buiten het normaal maatschappelijk risico vallende, schade;
4.
dat het gewenst is een verordening vast te stellen waarin de compensatie van het nadeel geregeld wordt;
(...)

Artikel 2 Doelstelling

Eigenaren en gebruikers van niet-woningen gelegen in Eemsdelta van wie of waarvan de aanslag OZB 2021 meer dan € 250 hoger is (zijn) dan de aanslag OZB 2020 hebben voor de belastingjaren 2021, 2022 en 2023 recht op compensatie van het bedrag boven deze € 250, dat de aanslag OZB 2021 uitgaat boven de aanslag OZB 2020.
Artikel 3 Voorwaarden voor de compensatie
De compensatie wordt uitsluitend verleend indien:
a.de aanslag OZB 2020 op dezelfde naam staat als de aanslagen OZB 2021, OZB 2022, OZB 2023 of OZB 2024;
b.de aanslag OZB 2020 betrekking heeft op dezelfde niet-woning als de aanslagen OZB 2021, OZB 2022, OZB 2023 of OZB 2024.

Artikel 4 Hoogte van de compensatie

1.De compensatie bedraagt:
a.
Voor het belastingjaar 2021: 80% van het bedrag, waarmee het verschil tussen de aanslag OZB 2021 en aanslag OZB 2020 het bedrag van € 100 te boven gaat;
b.
voor het belastingjaar 2022: 60% van het bedrag, waarmee het verschil tussen de aanslag OZB 2021 en aanslag OZB 2020 het bedrag van € 100 te boven gaat;
c.
voor het belastingjaar 2023: 40% van het bedrag, waarmee het verschil tussen de aanslag OZB 2021 en aanslag OZB 2020 het bedrag van € 100 te boven gaat;
d.
voor het belastingjaar 2024: 20% van het bedrag, waarmee het verschil tussen de aanslag OZB 2021 en aanslag OZB 2020 het bedrag van € 100 te boven gaat;
2.Het maximumbedrag van de compensatie bedraagt € 1.500 per aanslag per jaar.
1.5.
De gemeente Loppersum heeft de heffing van rioolheffing voor 2020 geregeld in de Verordening op de heffing en invordering van een rioolheffing in de gemeente Loppersum 2020. In deze Verordening is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald ten aanzien van het belastbaar feit en de belastingplicht:

“Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1.
De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.”
1.6.
De voormalige gemeente Loppersum heeft de heffing van rioolheffing voor 2021 geregeld in de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Loppersum 2021. In de Verordening is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald ten aanzien van het belastbaar feit en de belastingplicht:

“Artikel 2. Belastbaar feit en belastingplicht

1.
De belasting wordt geheven van de persoon die een perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersdeel.
1.7.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loppersum heeft op 13 oktober 2020 de Uitvoeringsregeling compensatie rioolheffing Eemsdelta 2021-2024 (hierna: de compensatieregeling rioolheffing) vastgesteld. Hierin staat – voor zover van belang – het volgende:

(...)
overwegende dat:
de gemeente Loppersum vanaf 1-1-2021 met de gemeenten Appingedam en Delfzijl zal samengaan tot de nieuwe gemeente Eemsdelta;
er na de herindeling in sommige gevallen een stijging in de belastingdruk optreed voor de gebruikers van woningen en niet-woningen op het huidige grondgebied van Loppersum;
de gebruikers van woningen en niet-woningen in Loppersum zich hier in onvoldoende mate op hebben kunnen voorbereiden;
de Raadsklankbordgroep Eemsdelta het gewenst vindt de gebruikers van woningen en niet-woningen op het huidige grondgebied van Loppersum in de belastingjaren 2021 – 2023 tegemoet te komen, waardoor hen deze stijging in geleidelijkheid wordt toegerekend;
(...)

Artikel 1 Voorwaarden

De compensatie wordt verleend voor woningen en niet-woningen gelegen in de gemeente Loppersum die overgaan naar de gemeente Eemsdelta.
Voor deze compensatieregeling komen in aanmerking belastingplichtigen van woningen en niet-woningen gelegen in het huidige grondgebied van de gemeente Loppersum, waarvan de aanslagregel voor de rioolheffing 2021 ten opzichte van de aanslagregels 2020 is toegevoegd.
De toevoeging van de aanslagregel rioolheffing heeft betrekking op hetzelfde object.
De aanslag rioolheffing voor het belastingjaar 2020 in de gemeente Loppersum staat op dezelfde naam als de aanslag in de gemeente Eemsdelta in het belastingjaar 2021, 2022, 2023 en 2024.

Artikel 2 Compensatie

De compensatie bedraagt:

Voor het jaar 2021 € 189,60
Voor het jaar 2022 € 142,20
Voor het jaar 2023 € 94,80
Voor het jaar 2024 € 47,40
(...)
Geschil en beoordeling
2. In geschil is of eiser in het belastingjaar 2021 recht heeft op compensatie van de door hem betaalde onroerendezaakbelasting en rioolheffing. Hierbij is meer specifiek in geschil of de compensatieregeling OZB en de compensatieregeling rioolheffing in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel.
Vooraf: bevoegdheid
3.1.
Verweerder heeft aangevoerd dat de belastingrechter niet bevoegd is om in onderhavige zaken te oordelen. Volgens verweerder betreffen de compensatieregeling rioolheffing en de compensatieregeling OZB geen belastingheffing, zodat daartegen geen beroep openstaat bij de belastingrechter.
3.2.
Onder verwijzing naar hetgeen Gerechtshof Den Haag heeft overwogen in de uitspraak die partijen in hun stukken hebben aangehaald [1] , overweegt de rechtbank ten aanzien van de bevoegdheid als volgt. De gemeentelijke wetgever heeft buiten de verordeningen om nadere regels ingevoerd voor de (gedeeltelijke) teruggaaf van OZB en rioolheffing aan bepaalde groepen belastingplichtigen. In de compensatieregelingen worden de tarieven voor de OZB en rioolheffing feitelijk verder gedifferentieerd dan in de hiervoor geldende verordeningen. De regelingen zijn feitelijk een verlengstuk van de verordeningen en hebben invloed op de per saldo verschuldigde belasting, zodat deze wel degelijk belastingheffing betreffen. In zoverre is de belastingrechter dus bevoegd over het geschil te oordelen.
Onroerendezaakbelasting (LEE 21/3712)
4.1.
Eiser stelt dat de gemeente via de compensatieregeling OZB onrechtmatige voordelen verstrekt aan bepaalde belastingplichtigen en dat de regeling discriminatoir uitvalt. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat de regeling onrechtvaardig is, omdat deze inbreuk maakt op het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 1 van de Grondwet (hierna: GW). In dat kader, ter ondersteuning van zijn stelling, heeft eiser onder meer gewezen op de ongelijkheid tussen nieuwe en bestaande ondernemers en de ongelijkheid tussen ondernemers in verschillende voormalige gemeentes. Waar het eiser ten aanzien van zijn eigen aanslag OZB om gaat, is dat hij vindt dat hij, net als vele anderen, recht heeft op compensatie op grond van de compensatieregeling OZB.
4.2.
Verweerder heeft primair aangevoerd dat eiser geen belang heeft, omdat hij niet voldoet aan de voorschriften die zijn opgenomen in artikel 4 van de compensatieregeling OZB (zie 1.4.) om in aanmerking te komen voor teruggaaf. Subsidiair heeft verweerder aangevoerd dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden, omdat de groep eigenaren/gebruikers van niet-woningen in de voormalige gemeente Loppersum en andere groepen belastingplichtigen geen gelijke gevallen betreffen.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor het jaar 2020 bedroeg de aanslag OZB van eiser € 250,99 (0,1731% over de WOZ-waarde van € 145.000). Voor het jaar 2021 bedroeg de aanslag OZB van eiser € 301,86 (zie 1.2.). Stel dat eiser volledig gelijk krijgt, in de zin dat het oordeel luidt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden en dat eiser rechtsherstel krijgt door aanspraak te maken op de compensatieregeling, dan heeft eiser op basis van de geldende verordening met de compensatieregeling nog steeds geen recht op (gedeeltelijke) teruggaaf van de door hem betaalde OZB. Er bestaat namelijk enkel recht op teruggaaf indien het verschil tussen de aanslag OZB 2020 en de aanslag OZB 2021 tenminste € 100 bedraagt (zie 1.4.). Nu dit verschil in het geval van eiser ‘slechts’ € 51 bedraagt, wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor recht op teruggaaf. Dit betekent dat hoe de overwegingen en de beoordeling van de rechtbank ook luiden, de conclusie niet kan zijn dat eisers aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
4.4.
Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat hij vindt dat de compensatieregeling OZB er anders uit moet zien. De rechtbank overweegt als volgt. De gemeente(raad) heeft veel vrijheid op het gebied van regelgeving. Een (politieke) keuze van de gemeente kan de rechtbank alleen in uitzonderlijke gevallen terug draaien. Naar het oordeel van de rechtbank is van zo’n uitzonderlijk geval hier geen sprake en is de gemeente met het instellen van de compensatieregeling OZB en de inhoud van deze regeling binnen de haar toekomende regelgevende vrijheid gebleven.
4.5.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiser tegen de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag OZB ongegrond moet worden verklaard.
Rioolheffing (LEE 21/3713)
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser als eigenaar van een woning zowel voor als na de gemeentelijke fusie belastingplichtig is voor de rioolheffing (zie 1.5. en 1.6.). Hiermee voldoet eiser niet aan de voorwaarden voor compensatie van de door hem betaalde rioolheffing, aangezien de aanslagregel rioolheffing voor eiser niet ‘nieuw’ is (zie 1.7.). Voor een andere groep inwoners van de voormalige gemeente Loppersum geldt dat zij voor de gemeentelijke fusie niet belastingplichtig waren voor de rioolheffing en na de gemeentelijke fusie wel. Het betreft de groep gebruikers die een perceel krachtens persoonlijk recht gebruikt, oftewel huurders.
5.2.
Eiser stelt dat de compensatieregeling rioolheffing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel in de zin van artikel 1 van de GW. Eiser heeft zijn stelling in het beroepschrift aangekleed met het uitlichten van diverse onrechtvaardige onderdelen uit de uitvoeringsregeling. Ter zitting heeft eiser gesteld dat hij vindt dat (ook) hij recht heeft op compensatie, omdat de compensatieregeling onrechtvaardig is. Volgens eiser komt het erop neer dat sprake is van ongelijke behandeling van verschillende typen belastingplichtigen die allemaal gebruikers zijn ten aanzien van de rioolheffing.
5.3.
Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat inderdaad sprake is van op zich rechtens gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Binnen de verordeningen rioolheffing 2021 zijn alle belastingplichtigen voor de rioolheffing allemaal gebruikers. Binnen de groep gebruikers wordt aan slechts een deel compensatie toegekend, hetgeen leidt tot ongelijke behandeling binnen de groep. Verweerder heeft verder aangevoerd dat voor deze ongelijke behandeling een redelijke en objectieve rechtvaardiging bestaat. Deze bestaat eruit dat een bepaalde (sub)groep gebruikers, namelijk huurders in de voormalige gemeente Loppersum, voor de gemeentelijke fusie geen rioolheffing betaalde en met ingang van 2021 wel belastingplichtig is voor de rioolheffing. Deze groep wordt geconfronteerd met een plotselinge lastenverzwaring, zonder dat deze groep zich hierop kon voorbereiden. Verweerder heeft erop gewezen dat deze groep daarvoor gecompenseerd moet worden en de kans moet krijgen om als het ware financieel in de belastingplicht voor de rioolheffing te groeien.
5.4.
De belastingrechter kan een regeling in een specifieke zaak onverbindend verklaren als die regeling in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. [2] Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld en dat indien dat niet het geval is, voor de ongelijke behandeling van gelijke gevallen een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond bestaat. De gemeentelijke wetgever heeft op fiscaal gebied een ruime beoordelingsvrijheid. Het oordeel van de wetgever moet in principe worden gerespecteerd, tenzij daar geen redelijke grond voor is aan te wijzen. [3]
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank volgt partijen in hun gezamenlijke opvatting dat sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Het is nu dus de vraag of voor die ongelijke behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond is aan te wijzen. Zoals volgt uit de stukken die in het dossier zitten en hetgeen verweerder ter zitting heeft verklaard, heeft de gemeenteraad kennis en feiten vergaard en aan de hand daarvan de belangen van diverse groepen inwoners afgewogen. De gemeenteraad heeft zich ervan vergewist dat de nieuwe verordening rioolheffing voor de één een lastenverzwaring zou meebrengen, voor de ander een lastenverlichting en voor weer een ander meer neutraal zou uitwerken. De gemeenteraad heeft oog gehad voor de groep inwoners die eerst niet en na de gemeentelijke fusie wel rioolheffing moet betalen. Volgens de gemeenteraad zou dat rauw op het dak van die groep inwoners kunnen vallen en kan die groep zich (mogelijk) onvoldoende voorbereiden op een forse lastenverzwaring. Dat geldt niet of in mindere mate voor de groepen inwoners die met een lastenverlichting te maken krijgen of die de gevolgen van de nieuwe verordening nauwelijks voelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeenteraad hiermee de verschillende belangen voldoende in het oog gehouden en gewaarborgd. De rechtbank acht het van belang dat de compensatieregeling slechts van tijdelijke aard is en dat deze geleidelijk wordt afgebouwd. Verder wordt door middel van de voorwaarden in artikel 1 van de compensatieregeling op objectieve wijze vastgesteld wie wel en wie niet in aanmerking komt voor compensatie. De gemeenteraad is dan ook binnen de hem toekomende regelgevende vrijheid gebleven.
5.6.
De rechtbank komt tot de conclusie dat voor de in deze zaak ongelijke behandeling van gelijke gevallen een redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat en dat dus geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Eisers beroep tegen de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag rioolheffing is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2020:927, r.o. 6.2.
2.Bijvoorbeeld: Hoge Raad 6 augustus 2021, ECLI:NL:HR:2021:1188.
3.Bijvoorbeeld: Hoge Raad 18 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:917.