ECLI:NL:RBNNE:2023:598

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
22/2386
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de afwijzing van schadevergoeding voor mijnbouwschade

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om schadevergoeding voor mijnbouwschade. De aanvraag was door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) afgewezen met een besluit van 19 oktober 2020, en het IMG bleef bij deze afwijzing na het bezwaar van eiseres. De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2022 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van het IMG aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het IMG het bewijsvermoeden van artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek voor een deel van de schades heeft weerlegd. Dit betreft onder andere schade aan de woning van eiseres, die zij toeschrijft aan mijnbouwactiviteiten. De rechtbank stelt vast dat het IMG zijn oordeelsvorming heeft gebaseerd op de bevindingen van meerdere onafhankelijke deskundigen, die hebben geconcludeerd dat andere oorzaken dan mijnbouwschade verantwoordelijk zijn voor de schade aan de woning.

Eiseres heeft echter voldoende concrete aanknopingspunten voor twijfel aangedragen over de conclusies van de deskundigen, met name met betrekking tot schade 6, die volgens eiseres identiek is aan eerder behandelde schade door de NAM. De rechtbank oordeelt dat het IMG ten onrechte heeft geconcludeerd dat schade 6 identiek is aan eerder behandelde schade en dat het IMG deze schade alsnog moet behandelen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het IMG zich onbevoegd heeft verklaard om schade 6 te behandelen en draagt het IMG op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2386

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: H.R. ten Broeke),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen (het IMG)

(gemachtigden: mrs. T.W. Franssen en I. Pijper).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om schadevergoeding voor mijnbouwschade van eiseres.
1.1.
Het IMG heeft deze aanvraag met het besluit van 19 oktober 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 mei 2022 op het bezwaar van eiseres is het IMG bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het IMG.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om schadevergoeding van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Onder 4.1 en verder wordt de gang van zaken rond de beoordeling van de woning van eiseres weergegeven. Onder 5.1 en verder komt de totstandkoming van het bestreden besluit aan de orde.
4.1.
Eiseres was ten tijde van het bestreden besluit eigenaar van de woning op het adres [adres] in [plaats]. Eiseres heeft op 2 december 2019 een aanvraag om schadevergoeding bij de rechtsvoorganger van het IMG ingediend. Eiseres wenst een vergoeding van geleden aardbevingsschade aan de woning.
4.2.
Het IMG heeft een deskundige aangewezen om de schade te taxeren. De deskundige J. Nijenbanning, verbonden aan expertisebureau 10BE, heeft op 11 maart 2020 een adviesrapport uitgebracht aan het IMG. Op 7 april 2020 is door eiseres een zienswijze op het rapport ingediend. Hierbij heeft eiseres een facturen van Bouwbedrijf Van Dijken en Meijer Rioolservice overgelegd.
4.3.
Naar aanleiding van de zienswijze van eiseres zijn de schades opnieuw beoordeeld. Op 29 september 2020 is door deskundige Nijenbanning een herzien adviesrapport uitgebracht.
5.1.
Het IMG heeft met het besluit van 19 oktober 2020, onder overname van het adviesrapport van Nijenbanning, eiseres een schadevergoeding toegekend van € 5.936,24 Daarnaast is € 364,24 voor bijkomende kosten en € 106,38 voor wettelijke rente toegekend.
5.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Op 31 mei 2021 heeft eiseres het bezwaar aangevuld met en contra-expertiserapport van deskundige P.J. Vrieling van Vergnes Expertise B.V. Op 15 oktober 2021 heeft de gemachtigde van eiseres het bezwaar verder aangevuld.
5.3.
Op 14 juli 2021 en 26 oktober 2021 heeft er een hoorzitting plaatsgevonden bij de bezwaaradviescommissie. Aan de zijde van eiseres was deskundige Vrieling hierbij aanwezig. Aan de zijde van het IMG was deskundige H. Janssen, verbonden aan NIVRE, hierbij aanwezig.
5.4.
Op 4 november 2021 heeft deskundige J. Gunnink, verbonden aan 10BE, een addendum uitgebracht aan de bezwaaradviescommissie.
5.5.
In de beslissing op bezwaar heeft het IMG, onder overname van het adviesrapport van de bezwaaradviescommissie, het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Er is een extra schadevergoeding toegekend van € 281,28. Daarnaast is er aanvullend wettelijke rente van € 15,25, bijkomende kosten van € 1.600 ,- en een vergoeding voor de proceskosten van € 1.082,- toegekend.
5.6.
Eiseres is tegen dit besluit in beroep gegaan. Op 22 november heeft eiseres een nader contra-expertiserapport van Vergnes van 10 oktober 2022 toegestuurd.
5.7.
Het IMG heeft bij het verweerschrift een nader adviesrapport van 8 november 2022 van deskundige N. Handgraaf, verbonden aan 10BE, gevoegd.
Weerlegging bewijsvermoeden
Juridisch kader
6. De rechtbank overweegt eerst dat voor het evident en aantoonbaar weerleggen van het bewijsvermoeden door het IMG, mede technische en bouwkundige kennis is vereist. Daarbij dient, gelet op genoemd criterium, met een hoge mate van zekerheid vast te staan dat uitsluitend een of meerdere andere oorzaken dan beweging van de bodem als gevolg van mijnbouwactiviteiten, de schade hebben doen ontstaan. Het IMG heeft zijn oordeelsvorming gebaseerd op het onderzoek en de bevindingen van meerdere onafhankelijke deskundigen. Deze deskundigen hebben aangegeven dat andere oorzaken dan beweging van de bodem als gevolg van mijnbouwactiviteiten, de schades in eisers woning hebben doen ontstaan. Het IMG is op grond van hun rapporten tot de conclusie gekomen dat het bewijsvermoeden van artikel 6:177a van het BW voor een deel van de schades is weerlegd.
6.1.
De rechtbank overweegt dat het IMG mag uitgaan van een advies van een deskundige als die deskundige op een objectieve en onpartijdige wijze verslag heeft gedaan van het verrichte onderzoek en op inzichtelijke wijze heeft aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies ook niet onbegrijpelijk zijn.
6.2.
De rechtbank moet beoordelen of eiseres voldoende concrete aanknopingspunten voor twijfel naar voren hebben gebracht over de door de onafhankelijke deskundigen vastgestelde uitsluitende oorzaken van de 21 schades, die ertoe leiden dat het weerleggen van het bewijsvermoeden door het IMG geen standhoudt. De rechtbank verwijst voor dit beoordelingskader naar de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 24 februari 2021 [1] en 8 juni 2022 [2] .
Schade 4
7. Eiseres stelt dat schade 4 – een klemmende deur in de gevel – niet kan zijn ontstaan door temperatuurverschillen en de werking van hout, zoals het IMG heeft gesteld. De ruimte is namelijk al jaren onderhevig aan temperatuurverschillen en dit heeft eerder niet tot schade geleid. Eiseres stelt met verwijzing naar het contra-expertiserapport van Vergnes van 10 oktober 2022 dat er door de scheurvorming die is opgenomen bij schade 3 en 5 extra spanning op het kozijn en de deur is ontstaan. Bovendien is de grenswaarde van 5 mm/s voor dit type materiaal meermaals overschreden en kan niet worden uitgesloten dat sprake is van mijnbouwschade.
7.1.
Het IMG stelt dat door meerdere deskundigen is onderbouwd dat de schade is ontstaan door de werking van hout onder invloed van vocht en temperatuur. Deskundige Handgraaf heeft in het nader advies in beroep onderbouwd dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat het bouwdeel door schades 3 en 5 is vervormd. Het kozijn is namelijk zichtbaar niet uit de haak en de schade bevindt zich enkel in de deur en niet in de omliggende constructie.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat het IMG het bewijsvermoeden voor schade 4 heeft weerlegd. Door deskundigen van het IMG is uiteengezet dat de schade is ontstaan door werking van hout onder invloed van vocht en temperatuur. Ook is door deskundige Handgraaf onderbouwd dat het kozijn zichtbaar niet uit de haak is en zich geen schade in de omliggende constructie bevindt. Dit is niet door eiseres betwist. Wat eiseres heeft aangevoerd vormt verder onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan het advies van de door het IMG ingeschakelde deskundigen. Het argument dat “de ruimte namelijk al jaren onderhevig is aan temperatuurverschillen” zal gelden voor binnenruimtes, maar niet voor een buitendeur die altijd onderhevig is aan wisselende weersinvloeden. Deskundige Vrieling heeft voorts niet onderbouwd hoe schades 3 en 5, die zich op enige afstand van de klemmende deur bevinden, hebben geleid tot spanning op het deurkozijn. Het IMG mocht daarom op de adviezen van de door hem ingeschakelde deskundigen vertrouwen.
Schades 12, 16, 20 tot en met 26 (vochtschade in de muren)
8.1.
Eiseres stelt dat het onjuist is dat de vochtschades zijn veroorzaakt door een hoge waterstand. Uit gegevens van het Dino-loket blijkt namelijk dat er in de laatste jaren geen sprake is van een grondwaterstijging die de schade zou kunnen verklaren. Een koudebrug die zou zijn ontstaan door bouwgebreken, kan de vochtschade niet verklaren. Eiseres verwijst hiervoor naar het contra-expertiserapport van Vergnes. Dit contra-expertiserapport is door het IMG onvoldoende betrokken in zijn besluitvorming. Alleen daarom al is het besluit onrechtmatig. Er moet een funderingsonderzoek worden uitgevoerd om de oorzaak van de schade te kunnen achterhalen. Ook moet een herstelbedrag worden toegekend om de gevolgschades te herstellen, het gaat dan om onder andere een nieuwe keuken, her herstellen van de riolering en het aanbrengen van een drainagesysteem.
8.2.
Het IMG voert aan dat het vochtprobleem in de woning is ontstaan door een bouwkundig gebrek bij de verbouwing van de keuken waardoor een koudebrug is ontstaan. Deskundige Handgraaf geeft hierover in zijn nader advies de volgende onderbouwing:
“Met betrekking tot het optrekkend vocht ter plaatste van de vloer het volgende, Optrekkend grondvocht is een verschijnsel dat optreedt door de capillaire werking van het poreus steenachtig materiaal en door natte ondergrond waarop het gebouw staat. Capillaire werking is het verschijnsel in de natuurkunde dat een vloeistof, bijvoorbeeld water, in een zeer fijn buisje stijgt, tegen de werking van zwaartekracht in, terwijl de vloeistofspiegel een concaaf (hol vorming) oppervalk vormt. De betonnen vloer sluit de ondergrond af. De enige route naar boven is via het poreuzere metselwerk. Bakstenen bestaan uit een aaneenschakeling van kleine poriën die bij elkaar kanaaltjes vormen, waardoor water en de in het water opgeloste zouten door de capillaire werking mee naar boven worden ‘getransporteerd’. Dit is een zeer traag maar gestaag voortgaand proces. Vocht trekt in de muren omhoog, de muur raakt verzadigd en het overtollige water manifesteert zich door het stucwerk heen met vlekken, schimmelvorming en schade in stucwerk tot gevolg. De warme lucht in de ruimte in combinatie met koude geleiding door de vochtige muur versterkt het proces. Tijdens de uitvoering van de bouw of de verbouw dient rekening gehouden te worden met de bouwfysische aspecten. Bij de verbouwing van dit pand is hier geen rekening mee gehouden, waardoor een koudebrug is ontstaan. Dit is bevestigd door Vergnes tijdens de hoorzitting en tevens is niet betwist dat er geen waterscherm is aangebracht. Hierdoor is het vocht in de constructie getrokken, met de zichtbare schades tot gevolg. Ten slotte merkt de deskundige op dat er geen scheurvorming is waargenomen in de nabijheid van de vochtschades.”
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat het IMG het bewijsvermoeden voor schades 12, 16 en 20 tot en met 26 heeft weerlegd. De door het IMG ingeschakelde deskundigen hebben onderbouwd dat het optrekkende vocht is veroorzaakt door capillaire werking. Ter zitting heeft deskundige Handgraaf hierover nog toegelicht dat de fundering gelet op de grondwaterstand ter plaatste en de diepte van de fundering ‘met zijn voeten in het water zit’, waardoor vocht via het poreuze metselwerk kan optrekken. Daarnaast is bij de verbouwing van de keuken een koudebrug ontstaan. Wat door de deskundige van eiseres is aangevoerd is onvoldoende om aan de conclusies van de door het IMG ingeschakelde deskundigen te twijfelen. Vrieling heeft namelijk niet bestreden dat capillaire werking tot vochtschade kan leiden. Ook heeft Vrieling niet bestreden dat door de verbouwing een koudebrug is ontstaan en dit tot vochtschade kan leiden. Vrieling heeft desgevraagd ter zitting ook niet gemotiveerd hoe de schade anders, ten gevolge van trillingen door mijnbouwschade, zou zijn ontstaan. Het IMG mocht daarom op het advies van de door hem ingeschakelde deskundigen vertrouwen.
Eerder behandelde schades
9.1.
Eiseres voert aan dat schades 6 na de opname door de NAM is hersteld en opnieuw is ontstaan. Het IMG heeft daarom ten onrechte gesteld dat zij niet bevoegd is om deze schade te behandelen omdat de schade eerder door de NAM is behandeld. Bovendien loopt de schade inmiddels door in de fundering, die niet is beschouwd in het NAM-rapport. Gelet op de maximale trillingssnelheden kan niet worden uitgesloten dat de schade is ontstaan door mijnbouwactiviteiten.
9.2.
Het IMG stelt dat door de deskundigen voldoende is onderbouwd dat schade 6 identiek is aan eerder door de NAM behandelde schade en dat nergens uit blijkt dat deze schade eerder is hersteld. Het IMG is daarom niet bevoegd om deze schade te behandelen.
9.3.
De rechtbank is van oordeel dat het IMG ten onrechte heeft geconcludeerd dat schade 6 identiek is aan de schade die eerder door de NAM is behandeld. De schade waaraan schade 6 volgens het IMG identiek is, is schade 2 van het NAM-rapport. Op deze foto is echter niet de gehele scheur zichtbaar. Hoewel de hele scheur wel zichtbaar is op de foto’s in het CVW-rapport, dateert de schademelding bij het CVW van na 31 maart 2017. Dit leidt er daarom niet toe dat de IMG op grond van artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a van de Tijdelijke wet Groningen, niet bevoegd is om de schade te behandelen. Het IMG dient de schade, voor zover die niet zichtbaar is op de foto’s in het NAM-rapport, daarom alsnog te behandelen, aldus inclusief mogelijk doorlopende scheurvorming in de fundering.

Conclusies en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het IMG ten onrechte schade 6 niet heeft behandeld omdat deze schade identiek zou zijn aan eerder behandelde schade. Dat betekent dat het IMG deze schade alsnog moet behandelen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover het IMG zich daarbij onbevoegd heeft verklaard schade 6 te behandelen. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit, voor zover dat wordt vernietigd, in stand te laten of hier zelf een beslissing over te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat schade 6 tot nog toe niet inhoudelijk door het IMG is behandeld.
11. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. Omdat het beroep gegrond is moet het IMG het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Het IMG moet deze vergoeding betalen.
13. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Er is in bezwaar reeds een proceskostenvergoeding toegekend, waardoor de in bezwaar gemaakte proceskosten niet (opnieuw) voor vergoeding in aanmerking komen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.
13.1.
Daarnaast krijgt eiseres een vergoeding voor de gemaakte deskundigenkosten. Eiseres heeft hiervoor facturen van Vergnes overgelegd voor een totaal bedrag van € 689,70. Deze kosten komen ook voor vergoeding in aanmerking.
13.2.
Ook ontvangt eiseres een vergoeding voor de reiskosten voor het bijwonen van de zitting op basis van het openbaar vervoer, tweede klasse, van [woonplaats] – Groningen en retour, van € 55,80. De totale proceskostenvergoeding bedraagt daarmee € 2.419,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij is bepaald dat het IMG niet bevoegd is schade 6 te behandelen;
  • draagt het IMG op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 2.419,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. E. T. de Boer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Burgerlijk Wetboek, Boek 6
Artikel 177a
Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of gasopslag bij Norg zou kunnen zijn, wordt vermoed dat die schade veroorzaakt is door de aanleg of de exploitatie van dat mijnbouwwerk.
De benadeelde kan zich slechts beroepen op het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, indien hij de exploitant, bedoeld in artikel 177, op diens verzoek de relevante bescheiden betreffende het gebouw of werk ter inzage geeft indien hij daarover beschikt, en de exploitant genoegzaam gelegenheid geeft de schade te onderzoeken.
Tijdelijke wet Groningen
Artikel 2, vierde lid
(…)
4. Het Instituut is niet bevoegd om een aanvraag om vergoeding van schade te behandelen indien deze schade betreft waarvoor:
voor 31 maart 2017, 12:00 uur een schademelding – of claim is voorgelegd aan het Centrum Veilig Wonen of de exploitant;
door de exploitant met de gedupeerde of diens vertegenwoordiger een vaststellingsovereenkomst is gesloten;
door de gedupeerde of diens vertegenwoordiger met de exploitant onderhandeld wordt met het doel te komen tot een vergoeding van de schade;
een vordering is ingesteld bij de burgerlijke rechter, tenzij de vordering bij de burgerlijke rechter met instemming van de gedaagde door de aanvrager wordt ingetrokken; of
de burgerlijke rechter uitspraak heeft gedaan over de aanspraak op en de omvang van de vergoeding van de schade.
(…)

Voetnoten

1.AbRvS 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:374.
2.AbRvS 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1631.