ECLI:NL:RBNNE:2023:577

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
18/830246-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een buschauffeur voor mensensmokkel met winstbejag

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden wegens mensensmokkel met winstbejag. De verdachte, een buschauffeur, vervoerde Moldavische passagiers van Frankrijk naar het aanmeldcentrum in Ter Apel, terwijl deze personen geen rechtmatig verblijf in Nederland hadden en naar Nederland kwamen om asiel aan te vragen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van mensensmokkel met betrekking tot een eerdere rit, omdat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat de passagiers onrechtmatig in Nederland verbleven en dat de verdachte daarvan op de hoogte was of dat redelijkerwijs moest vermoeden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als beroepsmatig buschauffeur, een zware zorgplicht had en dat hij ernstige redenen had om te vermoeden dat de toegang en het verblijf van de passagiers in Nederland wederrechtelijk was. De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachte wisselend en onderling verschillend hadden verklaard over het doel van de reis, wat deed vermoeden dat zij hun onachtzaamheid met onwaarachtige verklaringen hadden willen toedekken. De rechtbank achtte de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de feiten 3 en 4, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij ook andere personen behulpzaam was geweest bij het verkrijgen van toegang en verblijf in Nederland.

De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon van de verdachte, en het tijdsverloop sinds de strafbare feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, wat lager was dan de eis van de officier van justitie, mede omdat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/830246-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] , niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 februari 2023.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. G.J. van Oosten, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 november 2019 tot en met 18 november
2019 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, althans in Nederland en/of Frankrijk en/of Belgie en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een ander of anderen, te weten (ongeveer 54 personen waaronder minderjarigen) onder meer [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door die personen te vervoeren in een touringcar met Moldavisch kenteken [kenteken] , van Frankrijk naar Nederland en/of over de grens te brengen en/of naar Ter Apel te brengen en/of af te zetten bij het aldaar gevestigde AZC en/of te helpen bij het uitladen van de bagage, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 november 2019 tot en met 18 november 2019 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, althans in Nederland, en/of Frankrijk en/of Belgie en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een ander of anderen, te weten (ongeveer 54 personen waaronder minderjarigen) ondermeer [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] , uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door die personen te vervoeren in een touringcar met Moldavisch kenteken [kenteken] , van Frankrijk naar Nederland en/of over de grens te brengen en/of naar Ter Apel te brengen en/of af te zetten bij het aldaar gevestigde AZC en/of te helpen bij het uitladen van de bagage, en/of die personen te laten betalen voor de reis, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was;
3.
hij op of omstreeks 11 november 2019 te Ter Apel, gemeente Westerwolde,, althans in Nederland en/of Frankrijk en/of Belgie en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een ander of anderen, te weten (ongeveer 51 personen) ondermeer [naam] en/of [naam] en/of [getuige 1] en/of [naam] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door bovengenoemde personen te vervoeren van Frankrijk naar Nederland en/of over de grens te brengen en/of naar ter Apel te brengen en/of af te leveren in de nabijheid van het aldaar gevestigde AZC, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
4.
hij op of omstreeks 11 november 2019 te Ter Apel, gemeente Westerwolde,, althans in Nederland en/of Frankrijk en/of Belgie en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een ander of anderen, te weten te weten (ongeveer 51 personen) onder meer [naam] en/of [naam] en/of [getuige 1] en/of [naam] uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door bovengenoemde personen te vervoeren in een touringcar met Moldavisch kenteken [kenteken] van Frankrijk naar Nederland en/of over de grens te brengen en/of naar ter Apel te brengen en/of af te leveren in de nabijheid van het aldaar gevestigde AZC en/of die personen te laten betalen voor de reis terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daartoe heeft de raadsman ten eerste aangevoerd dat een groot aantal van de door de verdediging verzochte getuigen niet of niet op afdoende wijze (namelijk door de verdediging zelf) is gehoord en de verdediging dus geen gebruik heeft kunnen maken van zijn ondervragingsrecht. Het recht van verdachte op een eerlijk proces zou daarom geschonden zijn.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts sprake kan zijn in uitzonderlijke gevallen, namelijk als het verzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
In uitzonderlijke situaties is niet ontvankelijkheid als rechtsgevolg op overheidsoptreden ook mogelijk wanneer het gaat om handelen in strijd met de grondslagen van het strafproces, waardoor het wettelijk stelsel in de kern wordt geraakt.
De rechtbank overweegt dat ter terechtzitting van 25 juni 2020 het verzoek van de verdediging tot het horen van dertien getuigen is toegewezen en dat de rechtbank daartoe de stukken in handen heeft gesteld van de rechter-commissaris. Blijkens het door de rechter-commissaris opgestelde proces-verbaal van verrichtingen d.d. 3 mei 2022 is een onderzoek naar de verblijfplaats van de getuigen gestart. Naar aanleiding van de in juli, augustus 2020 ontvangen resultaten van het onderzoek en na raadpleging van het AIRS en het Ministerie van Buitenlandse Zaken is op 30 april 2021 een rechtshulpverzoek uitgegaan naar de Moldavische autoriteiten tot het horen van diverse getuigen. Op 15 oktober 2020 was reeds een Europees Onderzoeksbevel verzonden aan de autoriteiten in Frankrijk, met onder andere als resultaat dat een drietal getuigen door een Franse onderzoeksrechter is gehoord.
Ten aanzien van tien mogelijk in Moldavië verblijvende getuigen is uiteindelijk geconcludeerd dat het niet mogelijk is om hen binnen een aanvaardbare termijn te horen, nu zij niet getraceerd konden worden, dan wel omdat zij niet verschenen op oproepen voor een verhoor via videoconferentie. Het kabinet van de rechter-commissaris heeft - zo valt te lezen de processen-verbaal van verrichtingen allerlei inspanningen verricht om gevolg te geven aan de opdracht van de rechtbank op 25 juni 2020. In het uiteindelijk geen (volledige) uitvoering kunnen geven aan die opdracht door de rechtercommissaris heeft het Openbaar Ministerie geen enkele rol gehad.
Onder deze omstandigheden kan - temeer nu de rechtbank de niet gehoorde getuigen niet tot het bewijs zal bezigen
1- naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de procedure in haar geheel niet voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
2
Ten tweede heeft de raadsman aangevoerd dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met het verbod op willekeur door enkel verdachte en de medeverdachte te dagvaarden en niet de organisatoren van de busritten. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu het openbaar ministerie op grond van het opportuniteitsbeginsel een grote vrijheid toekomt om hierover te beslissen. Uit het onderhavige dossier komen weliswaar aanwijzingen naar voren dat de werkgever van verdachte mogelijk ook een vergelijkbaar verwijt kan worden gemaakt na nader onderzoek, maar de keus om dit niet te doen is naar het oordeel van de rechtbank niet een onbegrijpelijke.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden, die zouden moeten leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3 en 4 tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Hij heeft daartoe - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
Op zowel 11 als 18 november heeft verdachte als buschauffeur samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) met een gele touringcar met kenteken [kenteken] van Frankrijk naar Ter Apel gereden.
Op 18 november 2019 stapten de door verdachte vervoerde passagiers van Moldavische afkomst uit bij het aanmeldcentrum in Ter Apel, alwaar zij asiel aanvroegen.
Op 11 november 2019 vervoerden verdachte en medeverdachte met dezelfde bus een groep personen van Frankrijk naar Ter Apel. Die dag hebben zich 50 tot 70 personen aangemeld bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. Een aantal van deze personen is door de politie achterhaald en geeft aan dat zij op 11 november 2019 met een gele bus naar Nederland zijn gereisd.
Verdachte en zijn medeverdachte wisten of hadden ernstige reden te vermoeden dat de toegang en het verblijf in Nederland van de door hen vervoerde passagiers van beide ritten wederrechtelijk was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft weliswaar op 11 en 18 november 2019 een groep Moldaviërs vervoerd van Frankrijk naar Ter Apel, maar hij wist niet dat de inzittenden geen rechtmatig verblijf in Nederland hadden en had evenmin ernstige redenen dat te vermoeden. Hij had geen opzet op het behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van wederrechtelijke toegang of verblijf door de inzittenden en van medeplegen was geen sprake. Verdachte deed slechts zijn werk als buschauffeur en was niet verantwoordelijk voor de controle van de documenten van de inzittenden; dat was de verantwoordelijkheid van de eigenaren van het bedrijf en - tijdens de rit van 18 november 2019 - hun 17-jarige dochter.
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak gedaan, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen. In dat geval wenst verdachte zijn aanwezigheidsrecht alsnog uit te oefenen.
Oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank constateert dat - mede op basis van de verklaring van verdachte zelf
3- vaststaat dat verdachte samen met de medeverdachte op 18 november 2019 de bus met Moldavisch kenteken [kenteken] vanuit Frankrijk (en door België) naar Ter Apel heeft gereden.
4
De passagiers van die bus hebben meteen na aankomst bij het aanmeldcentrum (hierna: AMC) in Ter Apel asiel aangevraagd.
5
Een deel van de passagiers die in Ter Apel uit de bus stapte, was vanaf Moldavië naar Ter Apel gereisd. Een ander deel zat vanaf Parijs in de bus. Alle inzittenden van de bus waren van Moldavische afkomst. Een van de inzittenden was [naam] . Hij is in de bus gestapt in Parijs. Hij verbleef in het tentenkamp in Melun en was uitgeprocedeerd in Frankrijk. Hij verklaarde dat “mensen die geweigerd zijn” een telefoontje moeten plegen en zich moeten verzamelen om met de bus te gaan.
6
De passagiers van de bus - waaronder alle in de ten laste gelegde met naam genoemde personen die op 18 november 2019 nog in de rij stonden bij het AMC toen de Marechaussee ter plaatse kwam, hadden geen geldige documenten (een paspoort of een ander grensoverschrijdingsdocument) bij zich, maar enkel een brief die betrekking had op een Franse asielprocedure.
7Hun toegang tot en verblijf in Nederland was dan ook wederrechtelijk. Dit was niet anders geweest wanneer de passagiers wel een geldig document voor grensoverschrijding (zoals een Moldavisch paspoort) bij zich hadden gehad, nu het recht op vrij verblijf binnen de EU ziet op een termijn van 90 dagen en daarvan in het geval van de passagiers geen sprake was, gelet op het feit dat zij asiel wilden aanvragen en dus een voornemen van een langer verblijf hadden.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat de toegang en het verblijf in Nederland van de passagiers van de bus wederrechtelijk was.
De rechtbank overweegt dat uit de culpoze variant van artikel 197a, tweede lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) geen algemene onderzoeksplicht kan worden afgeleid, maar dat deze strafbaarstelling wel behelst dat tegen verwijtbare of gefingeerde naïviteit strafrechtelijk kan worden opgetreden. De rechtbank is - in navolging van het gerechtshof Den Haag
8- van oordeel dat van verdachte, mede gelet op de hierna te bespreken omstandigheden in deze zaak, een aanzienlijke mate van alertheid verwacht mocht worden.
Verdachte was internationaal buschauffeur en dus beroepsmatig verantwoordelijk voor het vervoer van zijn Moldavische passagiers. Verdachte heeft verklaard dat hij de documenten van de inzittenden zelf controleerde. Dat hij deze taak had, wordt bevestigd door de eigenaar van de busmaatschappij, [naam eigenaar] .
9
Moldaviërs mogen niet zonder meer vrij reizen binnen de Europese Unie. Op verdachte rust dan ook een zware zorgplicht, zeker tegen de achtergrond van de stroom Moldavische migranten die sinds jaar en dag met georganiseerde busreizen landen in West-Europa tracht te bereiken om daar asiel aan te vragen. Daar komt in dit geval bij dat een deel van de passagiers werd opgehaald uit de buurt van vluchtelingenkamp Melun in Frankrijk en werd gebracht naar het aanmeldcentrum in Ter Apel, wat door de medeverdachte ook werd omschreven als “een soort kamp”
10, dat een aantal van de passagiers in bezit was van Franse asielpapieren en dat verdachte en medeverdachte een week eerder dezelfde reisroute hadden afgelegd.
Gelet op voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, waren er ernstige redenen om te vermoeden dat de toegang en het verblijf van de in de tenlastelegging genoemde personen wederrechtelijk was.
Dat verdachte en de medeverdachte wisselend en onderling verschillend hebben verklaard over het doel van de reis van de passagiers naar Nederland doet vermoeden dat zij hun (minimaal) onachtzaamheid met onwaarachtige verklaringen hebben willen toedekken.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte
(minimaal) ernstig onachtzaam is geweest en ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang tot en het verblijf van de passagiers in Nederland wederrechtelijk was. Van (voorwaardelijk) opzet op het behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van wederrechtelijk(e) toegang tot en verblijf in Nederland is daarmee eveneens sprake.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde winstbejag overweegt de rechtbank dat dit een gegeven is, nu verdachte de passagiers vervoerde in het kader van zijn werk als buschauffeur en dus tegen betaling.
Ten aanzien van het onder beide feiten ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met in elk geval de medeverdachte die was gericht op het vervoeren van Moldavische passagiers. In het licht van de voorgaande overwegingen, is het (voorwaardelijk) opzet op het gronddelict ook gegeven.
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaren.
Feiten 3 en 4
De rechtbank overweegt ten aanzien van de feiten 3 en 4 dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte en de medeverdachte op 11 november 2019 met de gele touringcar met kenteken [kenteken] van Moldavië naar Ter Apel zijn gereden, met een tussenstop in Frankrijk.
In een op 18 november 2019 in de touringcar aangetroffen logboek zijn ten aanzien van de rit van 11
november 2019 zes namen van passagiers vermeld. De rechtbank constateert echter dat deze personen niet zijn achterhaald en/of gehoord als getuige en dat niet is komen vast te staan dat deze personen geen rechtmatig(e) toegang tot of verblijf in Nederland hadden. Zij kwamen ook niet voor op een door de IND aangeleverde lijst met namen van personen die op 11 november 2019 asiel hebben aangevraagd in Ter Apel. Met betrekking tot de personen die wel op deze lijst voorkomen is niet met zekerheid vast te stellen dat zij - ondanks dat zij niet in het logboek zijn vermeld - toch door verdachte zijn vervoerd naar Ter Apel. Een aantal op de lijst genoemde personen is door de Marechaussee achterhaald en verhoord. Enkel getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij verdachte heeft herkend van een foto. Echter; in datzelfde verhoor heeft hij verklaard dat hij verdachte
nietherkende en dat hij met hem in een AZC heeft verbleven. Deze verklaring acht de rechtbank tegenstrijdig, maar bovendien niet bruikbaar voor het bewijs, nu de verdediging hem niet heeft kunnen ondervragen ondanks dat zij daartoe hebben verzocht.
Nu er ook overigens onvoldoende bewijs is dat verdachte (andere dan de met naam ten laste gelegde) personen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang en verblijf in Nederland, terwijl die toegang en dat verblijf wederrechtelijk was, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de feiten 3 en 4.
Het voorwaardelijke verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak
De rechtbank wijst af het door de raadsman gedane voorwaardelijke verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde verdachte in geval van een bewezenverklaring alsnog gebruik te laten maken van zijn aanwezigheidsrecht. De dagvaarding is op juiste wijze betekend en verdachte was op de hoogte van de zitting. Kennelijk heeft verdachte een bewuste keuze gemaakt om niet vanuit Moldavië naar Nederland af te reizen (mogelijk om executie van het bevel tot voorlopige hechtenis te voorkomen) en zijn raadsman te machtigen. Dat de rechtbank een hem onwelgevallige beslissing neemt, is geen grond om de behandeling van de zaak alsnog aan te houden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 17 november 2019 tot en met 18 november 2019 te Ter Apel, gemeente Westerwolde in Nederland en Frankrijk en België, tezamen en in vereniging met anderen, anderen, te weten ongeveer 54 personen waaronder minderjarigen, onder meer [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] , behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, door die personen te vervoeren in een touringcar met Moldavisch kenteken [kenteken] , van Frankrijk naar Nederland over de grens te brengen en naar Ter Apel te brengen en af te zetten bij het aldaar gevestigde AZC en te helpen bij het uitladen van de bagage, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk was;
2.
hij in de periode van 17 november 2019 tot en met 18 november 2019 te Ter Apel, gemeente
Westerwolde, in Nederland, en Frankrijk en België, tezamen en in vereniging met anderen, anderen, te weten ongeveer 54 personen waaronder minderjarigen, onder meer [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] en [naam] , uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, door die personen te vervoeren in een touringcar met Moldavisch kenteken [kenteken] , van Frankrijk naar Nederland en over de grens te brengen en naar Ter Apel te brengen en af te zetten bij het aldaar gevestigde AZC en te helpen bij het uitladen van de bagage, en die personen te laten betalen voor de reis, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders ernstige redenen hadden te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

tezamen en in vereniging met één of meer anderen een ander behulpzaam zijn bij het zichverschaffen van toegang tot Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat die toegang wederrechtelijk is;
tezamen en in vereniging met één of meer anderen een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bijhet zich verschaffen van verblijf in Nederland, of hem daartoe gelegenheid en middelen verschaft, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten uit winstbejag schuldig gemaakt aan mensensmokkel.
Verdachte heeft als buschauffeur een bus vol met Moldaviërs vervoerd van Frankrijk naar het aanmeldcentrum Ter Apel. De vervoerde personen hadden geen rechtmatig verblijf in Nederland en kwamen - nadat zij in Frankrijk reeds zonder succes een asielprocedure waren gestart - naar Nederland om hier asiel aan te vragen.
Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit. De rechtbank verwijt verdachte dat hij geen boodschap heeft gehad aan het ontwrichtende karakter van mensensmokkel.
Gelet op het hoge aantal gesmokkelde personen is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur het uitgangspunt is, mede gelet op de omstandigheden dat sprake is van medeplegen en winstbejag, alsmede het feit dat verdachte handelde in uitoefening van een beroep. In strafverminderende zin weegt de rechtbank mee dat het ging om meerderde gezinnen en dat verdachte niet een van de organisatoren van de reis was. Voorts is van belang dat de strafbare feiten al ruim drie jaar geleden plaatsvonden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de vele in tussentijd verrichte onderzoekshandelingen geen sprake is van undue delay, maar zal wel in het voordeel van verdachte rekening houden met dit tijdsverloop. Het is immers goed voorstelbaar dat (de mogelijke uitkomst van) deze strafzaak zwaar op hem heeft gedrukt, zoals de raadsvrouw heeft betoogd.
De rechtbank zal alles overwegend een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden aan verdachte opleggen. Dit is lager dan de eis van de officier van justitie, onder andere omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de feiten 3 en 4.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2023.
Mrs. Dölle en Maring zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1418, rechtsoverweging 2.4.2, overwogen dat voor de beoordeling of wordt voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, het gewicht van de betreffende getuigenverklaring in de bewijsconstructie een belangrijke beoordelingsfactor is.
Vgl. HR 4 juli 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1015)
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 19 november 2019, opgenomen op p.256 e.v. van de map Zaaksdossier 18 november 2019 van onderzoek TABBE. Wanneer in de voetnoten wordt verwezen naar mappen wordt telkens bedoeld op een map onderdeel uitmakend van het dossier van onderzoek TABBE. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 november 2019, opgenomen op p.55 e.v. van de map Zaaksdossier 18 november 2019.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 2] d.d. 18 november 2019, opgenomen op p.37 e.v. van de map Zaaksdossier 18 november 2019.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam] d.d. 18 november 2019, opgenomen op p.209
e.v. van de map Zaaksdossier 18 november 2019.
7. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 november 2019, opgenomen op p.40 e.v. van de map Zaaksdossier 18 november 2019.
8. ECLI:NL:GHDHA:2019:2855 (niet gepubliceerd), analoog redenerend conform ECLI:NL:GHDHA:2019:2096 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl).
9. Een proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam eigenaar] door de Franse politie op 13 januari 2021, opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal van verrichtingen d.d. 3 mei 2022.
10. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 19 november 2019, opgenomen op p.244 e.v. van de map Zaaksdossier 18 november 2019.