Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De verdere procedure
- het vonnis van 15 juni 2022, waarin prejudiciële vragen worden gesteld;
- de conclusie van Advocaat-Generaal B.F. Assink van 7 december 2022;
- de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 24 februari 2023;
- de akte uitlaten na prejudiciële vragen van De Buurtzuster;
- de akte uitlating na beantwoording prejudiciële vragen van BRE.
2.De feiten
3.De beoordeling
In conventie
Van de Wetering/og-maatschappijen Rivier de Lek(HR 18 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3411) het oordeel van het hof in stand heeft gelaten dat het moment van het aangaan van de schuld bepalend is voor of een schuld een (concern)vennootschap aangaat. Met betrekking tot de schuld voor het pand in Gieten is de rechtbank van oordeel dat, alle voornoemde omstandigheden in acht nemend, de schuld De Buurtzuster weliswaar formeel aangaat, maar dat deze in de onderlinge draagplicht op nihil gesteld dient te worden.
“de Buurtzuster”op haar facturen heeft vermeld, doet hier niet aan af. Talentum schrijft namelijk ook (in de omschrijving van de factuur van
“Het zal duidelijk zijn dat naast de inzet voor het Zuidlaarder Hout een deel van de inzet toe te rekenen is aan de Buurtzuster. Ik stel me zo voor dat die verdeelsleutel aan het einde van het jaar gemaakt wordt (of jullie moeten aan geven dat dit eerder gedaan moet worden)”.
op deze rekening alle geldbewegingen, uit welken hoofde dan ook, tussen hen worden geboekt en (…) dat het bepaalde in artikel 6:140 BW van toepassing is (doorlopende verrekening)”.Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de door De Buurtzuster aan BRE geboekte geldbeweging (de aflossing van een lening) niet onverplicht is gedaan zodat artikel 42 Fw niet van toepassing is. De voldoening aan een opeisbare schuld kan dan alleen worden vernietigd op grond van artikel 47 Fw).
(zie bijvoorbeeld Hof Amsterdam 19 juli 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011: BR3938, JOR 2012/53). Deze vordering van de curator zal daarom worden afgewezen.