ECLI:NL:RBNNE:2023:5226

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
LEE 23-1091
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de vergoeding voor waardedaling van een woning door het Instituut Mijnbouwschade Groningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 15 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vergoeding voor waardedaling van zijn woning beoordeeld. Eiser, eigenaar van een woning in Groningen, had bezwaar gemaakt tegen de waardedalingsvergoeding die hem door het Instituut Mijnbouwschade Groningen was toegekend. Het Instituut had op 20 april 2022 een vergoeding van € 12.201,93 vastgesteld, gebaseerd op een modelmatige berekening. Eiser stelde dat deze berekening niet juist was en dat zijn woning een hogere waardedaling had ondergaan. Hij verwees naar een eigen berekening en voerde aan dat er maatwerk toegepast moest worden in zijn situatie.

De rechtbank oordeelt dat het Instituut geen aanleiding had om af te wijken van de modelmatige berekening. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn woning een hogere waardedaling heeft ondergaan dan de door het Instituut berekende waarde. De rechtbank constateert dat de waardedaling van de woning is berekend op basis van de WOZ-waarde en dat de modelmatige berekening door het Instituut als voldoende ruimhartig en redelijk is beoordeeld. Eiser's argumenten over de werkelijke waardedaling en de gevolgen van aardbevingen werden door de rechtbank niet overtuigend geacht.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het Instituut in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/1091

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[naam], uit [woonplaats], eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen

(gemachtigde: mr. L. Sijbrandij-Leijten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de aan hem toegekende vergoeding voor waardedaling van zijn woning.
1.1.
Met het bestreden besluit van 18 oktober 2022 heeft het Instituut Mijnbouwschade Groningen (het Instituut) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Het Instituut heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser heeft daar schriftelijk op gereageerd. De rechtbank heeft eisers reactie op 20 november 2023 ontvangen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de bijlagen 40 tot en met 44 ontbreken. Eiser heeft de ontbrekende stukken niet nagezonden en deze zijn derhalve niet in de beoordeling betrokken.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen en vergezeld door de heer A. Heidema als voorzitter van Stichting Ons Laand ons Lu. Het Instituut heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het Instituut bij de vergoeding voor waardedaling van eisers woning aanleiding had moeten zien om af te wijken van de modelmatige berekening. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1.
Eiser is sinds 29 december 2005 eigenaar van de woning aan [adres] te [woonplaats] (de woning). De woning is aangekocht voor een bedrag van € 276.500,-. Eiser heeft de woning nog steeds in bezit.
4.2.
Op 20 april 2022 heeft het Instituut aan eiser een waardedalingsvergoeding toegekend van € 12.201,93 voor de waardedaling van de woning. Het waardedalings-percentage van (afgerond) 5,49% is afgezet tegen een woningwaarde van € 196.566,-. Het waardedalingspercentage bestaat uit een algemeen imago-effect van 2,72% plus 0,92% per beving die op de locatie van de woning een grondsnelheid van 2,9 mm/s heeft behaald. Op de locatie van de woning zijn drie dergelijke bevingen gemeten, waarvoor een percentage van 2,76% is toegekend.
4.3.
Eiser heeft op 31 mei 2022 bezwaar gemaakt. Op 18 oktober 2022 heeft het Instituut het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
4.4.
Eiser heeft het Instituut op 20 december 2022 en 19 januari 2023 in gebreke gesteld omdat hij de beslissing op zijn bezwaarschrift niet per e-mail heeft ontvangen. Op 24 januari 2023 heeft het Instituut het besluit alsnog per e-mail aan eiser toegestuurd.
4.5.
Eiser heeft op 5 maart 2023 beroep ingesteld tegen de beslissing op zijn bezwaarschrift.
Ontvankelijkheid
5. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser ontvankelijk is in zijn beroep. Het bestreden besluit is enkel per post aan eiser bekend gemaakt, terwijl hij uitdrukkelijk heeft verzocht om het besluit zowel per post als per e-mail aan hem bekend te maken. Het Instituut heeft het bestreden besluit op 24 januari 2023 alsnog per e-mail aan eiser toegestuurd. Eiser heeft vervolgens binnen zes weken na ontvangst van het besluit beroep ingesteld. De rechtbank verklaart het beroep daarom ontvankelijk.
Aanvraag
6.1
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij geen aanvraag voor waardedaling heeft ingediend bij het Instituut.
6.2
Uit het dossier blijkt dat eiser veelvuldig heeft gecorrespondeerd met diverse instanties, waaronder de rechtsvoorganger(s) van het Instituut. Eiser heeft de Nederlandse Staat aansprakelijk gesteld voor de materiële en immateriële schade die hij heeft geleden door de gaswinning in Groningen. Naar oordeel van de rechtbank heeft het Instituut de brieven van eiser terecht aangemerkt als aanvraag voor een vergoeding van waardedaling. De brieven van 2 juli 2020, 7 juli 2020 en 9 september 2021 zijn allen gericht aan (de voormalige voorzitter van) het Instituut. Het Instituut heeft bij brief van 10 december 2021 aan eiser laten weten dat de behandeling van zijn aanvraag tot vergoeding van waardedaling voortgezet zal worden. Niet gesteld of gebleken is dat eiser geen verdere behandeling van zijn aanvraag wenste. Voor de afwikkeling van de fysieke schade aan de woning zal eiser een andere juridische ingang moeten kiezen.
Atlasmodel
7. Eiser voert daarnaast aan dat maatwerk zou moeten plaatsvinden bij het berekenen van de vergoeding voor waardedaling van zijn woning. Het Instituut heeft ten onrechte een modelmatige berekening toegepast. Eiser stelt dat de werkelijke waardedaling van zijn woning € 532.650,- bedraagt, vermeerderd met de wettelijke rente en aftrek van de reeds uitgekeerde vergoeding van waardedaling. Eiser verzoekt daarnaast om een vergoeding van de betaalde overdrachtsbelasting. Eiser stelt dat er grondversnellingen worden gemeten van ver boven de 2,9 mm/s. De belangen van Groningers zijn structureel genegeerd. Het inlossen van de ereschuld dient aan te vangen met een rechtvaardige behandeling en daarvan is in deze zaak geen sprake.
7.1.
Het Instituut begroot de waardedaling van een woning met de methode van Atlas. Het Instituut berekent de waardedalingsvergoeding voor niet verkochte woningen in beginsel op basis van de WOZ-waarde op peildatum 1 januari 2019. Het Instituut voert aan dat in de situatie van eiser is afgeweken van de Werkwijze omdat uit gegevens van de gemeente is gebleken dat de WOZ-waarde van de woning met € 160.566,- is verlaagd vanwege fysieke mijnbouwschade. Het Instituut heeft de aanwezigheid van fysieke schade weggedacht en de waardedalingsvergoeding berekend over de (ongecorrigeerde) woningwaarde van € 196.566,-.
7.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de WOZ-waarde van de woning van eiser op de peildatum € 36.000,- bedroeg. Naar de rechtbank heeft begrepen, ziet deze WOZ-waarde op de kale grondwaarde zonder opstallen. Op basis van de methode van Atlas is voor de woning van eiser een waardedalingspercentage berekend van 5,49%. Het waardedalingspercentage is vervolgens afgezet tegen de (ongecorrigeerde) WOZ-waarde van de woning op de peildatum 1 januari 2019 van € 196.566,-. In het onderzoek van Atlas is vastgesteld welk gedeelte van waardedaling is veroorzaakt door de ligging van de woning in het aardbevingsgebied en welk gedeelte is veroorzaakt door andere factoren. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft het model van Atlas als voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar beoordeeld. [1] De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft dit nadien ook bevestigd in de uitspraak van 18 januari 2023. De Afdeling heeft in diezelfde uitspraak ook bevestigd dat het Instituut bij de modelmatige berekening van waardedaling mag uitgaan van de WOZ-waarde per 1 januari 2019. [2] De rechtbank ziet in hetgeen door eiser is betoogd geen aanleiding om anders te oordelen.
7.3.
Eiser heeft door te verwijzen naar een eigen berekening niet aannemelijk gemaakt dat in zijn geval sprake is van een hogere waardedaling van de woning als gevolg van het risico op aardbevingen. Eiser gaat in zijn berekening uit van een gemiddelde landelijke prijsontwikkeling over een periode vanaf 2005. Eiser heeft niet meegenomen in de berekening dat er vanaf deze periode sprake is van waardedaling van zijn woning vanwege aardbevingen. Door uit te gaan van een landelijke prijsontwikkeling, heeft eiser miskend dat de waardeontwikkeling van een woning afhankelijk is van (onder andere) de regio waarin de woning is gelegen.
7.4.
De rechtbank overweegt verder dat uit het onderzoek van Atlas naar voren is gekomen dat fysieke schade aan een woning op zichzelf geen blijvende waardedaling veroorzaakt. Een eventuele waardedaling als gevolg van fysieke schade duurt slechts zolang de fysieke schade niet is hersteld. Dat mogelijk sprake is van fysieke schade, betekent daarom niet dat, los daarvan, ook sprake is van schade in de vorm van waardedaling. De fysieke schade wordt vergoed in een separate procedure.
7.5.
Naar oordeel van de rechtbank heeft het Instituut geen aanleiding hoeven zien om af te wijken van de modelmatige berekening van waardedaling van eisers woning. Eisers betoog over de gestelde grondversnellingen in Appingedam maakt het voorgaande niet anders, nu deze metingen niet zien op de locatie van de postcode van eiser.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De uitspraak van deze rechtbank van 1 november 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4668.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:156.