ECLI:NL:RBNNE:2023:482

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
18.260030.21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met verwerping van noodweer en noodweerexces

Op 13 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 26 september 2021 te Hoogeveen, waar de verdachte samen met zijn jongere broer de aangever, [slachtoffer], met een honkbalknuppel en een houten stok heeft geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn broer gezamenlijk hebben gehandeld en dat er sprake was van medeplegen. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat de aangever met een mes had gedreigd. De rechtbank oordeelde echter dat de reactie van de verdachte disproportioneel was, aangezien de aangever op dat moment weerloos op de grond lag. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces, omdat de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging had overschreden. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, namelijk het medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de rol van de aangever in het ontstaan van de situatie.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.260030.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 februari 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2023. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Eujen, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal,
  • ( aan de [adres] ) met een (houten) stok en/of een honkbalknuppel, in ieder geval met (een) hard(e) voorwerp(en), (met kracht) tegen/op het hoofd en/of in/tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geslagen, en/of
  • ( vervolgens) in een voertuig is gestapt en naar het winkelcentrum aan de Grote Beer is gereden,en/of
  • ( vervolgens) met een honkbalknuppel en/of een (houten) stok op/tegen het lichaam van die[slachtoffer] heeft geslagen, en/of
  • met een honkbalknuppel en/of een (houten)stok in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft gezwaaid/geslagen, en/of
  • ( een) tafel(s) en/of (een) stoel(en) op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeftgegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
  • ( een) gebroken middenhandsbeentje en/of botvormig uitsteeksel aan het uiteinde van de ellepijpen/of pink, en/of
  • verwondingen aan/op het hoofd en/of (een) bloeding(en) tussen de schedel en/of het buitenstehersenvlies en/of een schedelfractuur, en/of
  • ( tijdelijk) verminderd zicht,heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
  • met een (houten) stok en/of een honkbalknuppel, in ieder geval met (een) hard(e) voorwerp(en),(met kracht) tegen/op het hoofd en/of in/tegen het gezicht en/of tegen/op de armen, althans het lichaam, te slaan, en/of
  • ( vervolgens) in een voertuig te stappen en naar het winkelcentrum aan de Grote Beer te rijden,en/of
  • ( vervolgens) met een honkbalknuppel en/of een (houten) stok op/tegen het lichaam van die[slachtoffer] te slaan, en/of
  • met een honkbalknuppel en/of een (houten) stok in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te zwaaien/slaan, en/of
  • ( een) tafel(s) en/of (een) stoel(en) op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] tegooien;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal,
  • ( aan de [adres] ) met een (houten) stok en/of een honkbalknuppel, in ieder geval met (een) hard(e) voorwerp(en), (met kracht) tegen/op het hoofd en/of in/tegen het gezicht en/of tegen/op de armen, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft geslagen,
  • ( vervolgens) in een voertuig is gestapt en naar het winkelcentrum aan de Grote Beer is gereden,en/of
  • ( vervolgens) met een honkbalknuppel en/of een (houten) stok op/tegen het lichaam van die[slachtoffer] heeft geslagen, en/of
  • met een honkbalknuppel en/of een (houten) stok in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft gezwaaid/geslagen, en/of
  • ( een) tafel(s) en/of (een) stoel(en) op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeftgegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2021 te Hoogeveen openlijk, te weten, op of aan, althans zichtbaar vanaf, de openbare weg de [adres] en/of de Grote Beer, in elk geval op of aan, althans zichtbaar vanaf, een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
  • ( aan de [adres] ) met een (houten) stok en/of een honkbalknuppel, in ieder geval met (een) hard(e) voorwerp(en), (met kracht) tegen/op het hoofd en/of in/tegen het gezicht en/of tegen/op de armen, althans het lichaam, te slaan,
  • ( vervolgens) in een voertuig te stappen en naar het winkelcentrum aan de Grote Beer te rijden,en/of
  • ( vervolgens) met een honkbalknuppel en/of een (houten) stok op/tegen het lichaam van die[slachtoffer] te slaan, en/of
  • met een honkbalknuppel en/of een (houten) stok in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te zwaaien/slaan, en/of
  • ( een) tafel(s) en/of (een) stoel(en) op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] tegooien, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, (te weten)
  • ( een) gebroken middenhandsbeentje en/of botvormig uitsteeksel aan het uiteinde van de ellepijpen/of pink, en/of
  • verwondingen aan/op het hoofd en/of (een) bloeding(en) tussen de schedel en/of het buitenstehersenvlies en/of een schedelfractuur, en/of
  • ( tijdelijk) verminderd zicht,althans één of meerdere verwondingen aan het lichaam, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zich enkel heeft verdedigd tegen een levensgevaarlijke agressor met steekwapen en niemand iets wilde aandoen. Ook is er geen sprake van medeplegen want verdachte was zich niet goed bewust van wie en wat er om zich heen gebeurde. Ook ten aanzien van het subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair geldt dat er geen sprake is van medeplegen en dat verdachte niemand letsel heeft willen toebrengen. In elk geval kan bij elke variant niet bewezen worden dat aangever bij de situatie bij de Grote Beer geslagen is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
De door verdachte ter zitting van 30 januari 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb aangever [slachtoffer] op 26 september 2021 meerdere malen met een honkbalknuppel geslagen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 september 2021,opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021299566 d.d. 2 november 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Opmerking verbalisanten: Aangever lag op de spoedeisende hulp van het Isalaziekenhuis in Zwolle. Wij hoorden van de verpleegkundige dat aangever breuken in zijn onderarmen zou hebben, verwondingen op zijn achterhoofd en een bloeding in zijn hoofd.
Ik ben op 26 september 2021 naar de woning van [verdachte] gegaan. Ik zag dat [verdachte] een knuppel in zijn handen had. [verdachte] kwam op mij aflopen en begon met de knuppel naar mij te slaan. Ik zag en voelde dat de 1e klap op mijn arm terecht kwam. Ik weerde mij namelijk af met mijn linkerarm om mijn hoofd te beschermen. Ik liep achteruit en [verdachte] raakte vervolgens mijn rechterhand. Toen ik achteruit liep, struikelde ik. Toen ik op de grond lag zag ik het broertje van [verdachte] er ook bij komen. Ik werd daarna met een knuppel en stok geslagen door hun. De stok leek op de steel van een bijl waarbij de bijl ontbreekt. Ik werd ermee op mijn hoofd geslagen. Ik heb mij nog afgeweerd met mijn armen. Ik denk dat ik wel een keer of 20 ben geslagen met de knuppel en stok.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 september2021, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik woon aan de [adres] te Hoogeveen naast [nummer] waar het gebeurd is. Op 26 september 2021 ben ik naar buiten gerend en zag de buurjongens [verdachte] en [medeverdachte] en een onbekende jongen. Het was net na 18 uur. De onbekende jongen lag op de grond tussen de auto's. U vraagt mij naar honkbalknuppels. Deze heb ik inderdaad gezien. Er was één honkbalknuppel en nog een stok. Volgens mij had [verdachte] de honkbalknuppel en [medeverdachte] had een andere stok in de handen. Beide jongens, [verdachte] en [medeverdachte] hebben geslagen met de honkbalknuppel en stok. Ik zag dat die jongen probeerde om zich af te weren dus hij werd het meest geraakt op zijn armen. U vraagt mij hoe hard er geslagen werd. Als je slaat door die stok of knuppel boven je hoofd te brengen en dan te slaan is dat geen corrigerende tik zeg maar. Op die manier sloegen ze dus op die onbekende jongen. Die jongens, [medeverdachte] en [verdachte] , waren woest. Dat zag ik aan hun gezichten en aan hun manier van doen. U vraagt mij hoe vaak ze hebben geslagen met die knuppels. Vaker dan één of twee keer. Ze probeerden wel steeds door te slaan maar op een gegeven moment werden ze natuurlijk belemmerd door mij en de buurvrouw. Ik heb samen met de buurvrouw geprobeerd om ze uit elkaar te halen door op ze in te praten en door ze fysiek weg te trekken.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 september2021, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [verbalisant] :
Op zondag 26 september 2021, omstreeks 18.10 uur, werd er op de [adres] , ter hoogte van
[nummer] in Hoogeveen een man in elkaar geslagen met honkbalknuppels. Uit onderzoek bleek dat de bewoners van de [adres] te Hoogeveen beschikten over een ringdeurbel. Ik zag dat de beelden van zondag 26 september 2021 waren met starttijd 18.07.46 was. ik zag en hoorde het volgende:
18.07.53 uur. Links in beeld komt een man aan fietsen. Ik, verbalisant, weet dat deze man de aangever is.
18.08.00 uur. De man stopt voor de woning van [nummer] , naast de bus.
18.08.24 uur. Ik hoor een klap.
18.08.26 uur. Rechts, aan de voorzijde van de bus, komt een persoon in beeld. Deze persoon heeft iets in zijn hand. Dit is een lang voorwerp.
18.08.28 uur. De persoon met het voorwerp tilt dit omhoog en zwaait het naar beneden. Op de achtergrond hoor ik een vrouw roepen ' [verdachte] '. De man heeft dit voorwerp boven zijn hoofd vast en zwaait dit naar beneden. Het voorwerp in de hand van de persoon gaat meerdere malen omhoog en omlaag. De persoon maakt met het voorwerp een slaande beweging van boven naar beneden.
18.08.33 uur. Een persoon in het donker gekleed en een persoon met een licht shirt aan lopen met een lang voorwerp weg. Deze personen verdwijnen uit beeld. lk hoor meerdere malen een klap, alsof er geslagen wordt. Aan de rechterzijde van het beeld komt meerdere malen het puntje van het voorwerp in beeld. Met het voorwerp wordt slaande beweging gemaakt.
18.08.38 uur. Aan de voorzijde van de camper komt een persoon in beeld. Deze is in het donker gekleed, heeft een t-shirt aan. Deze persoon heeft een lang voorwerp in zijn hand en houdt deze boven zijn hoofd. Er wordt meerdere malen met het voorwerp met kracht geslagen.
18.08.51 uur. De man met het lange voorwerp maakt nog steeds slaande bewegingen met het voorwerp.

5. Een schriftelijk bescheid, te weten een forensisch geneeskundig letselverslag, op 25 oktober 2021 opgemaakt door H. Snijders, forensisch arts, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:

Betrokkene: [slachtoffer] , [geboortedatum] -1992.
Datum onderzoek: 28-09-2021.

Letselbeschrijving

Hoofd
1: Op ca, 0,5 cm rechts boven de rechterwenkbrauw is een smalle rode verkleuring van ca. 1,8 cm te zien met in de omgeving wat lichtrode verheven verkleuringen passend bij gestold bloed en wondvocht.
2: Diffuse zwelling ter hoogte van het rechter ooglid en wenkbrauw waarbij het ooglid blauwpaars verkleurd is.
3: Aan de rechter voorzijde van het hoofd net onder de haargrens is een gehechte wond te zien van ca 2 cm waarin 3 hechtingen zichtbaar zijn.
4: In het behaarde achterhoofd is een met het eigen haar van het slachtoffer gehechte huidonderbreking te zien met onregelmatige wondranden passend bij een scheurwond.

Aanwezigheid inwendig letsel

De heer is op 26-9-2021 gezien op de SEH en van 26-9-2021 tot en met 27-9-2021 opgenomen geweest op de afdeling neurologie van het Isala in Zwolle. Naar aanleiding van de opname is er van A. Otten, neuroloog en R.P.G. Feenstra, oogarts medische informatie ontvangen.
De conclusies zijn hieronder weergegeven:
1.
Intracraniële bloeding (in de schedel) rechts langs de convexiteit temporaal/frontaal DD(mogelijk) subduraal, epiduraal.

Opmerking: Een epidurale bloeding is een bloeding tussen de schedel en het buitenste hersenvlies die de hersenen omgeeft en de schedel bekleedt. Een subdurale bloeding betreft een bloeding tussen het buitenste hersenvlies en de middelste laag die de hersenvliezen vormt.

2.
Schedelfractuur rechts
3.
Pijn achter oog links, passagiere visusstoornissen.
4.
Hand en pols links:
  • Spiraal fractuur basis metacarpale (middenhandsbeentje) 4 links. ( Opm: bij eenspiraalvormige breuk lijkt het gebroken bot op een kurkentrekker of een wenteltrap, omdat de breuk schuin over een bot gebeurt waarbij de breuk dan langer is dan breed).
  • Fractuur processus styloideus ulna (fractuur van het botvormig uitsteeksel aan het uiteindevan de ellepijp) waarbij links tevens fractuur aan de ulnaire (pink) zijde van de distale radius (spaakbeen) wordt gezien 5) Hand en pols rechts:
  • Dwarse fractuur midschacht metacarpale (middenhandsbeentje) 4 rechts.
  • Fractuur processus styloideus ulna (het botvormig uitsteeksel aan het uiteinde van de ellepijp).

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 september 2021, opgenomen op pagina 124 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:

Op 26 september 2021 stond er een jongen voor het raam. Ik liep naar de voordeur. Mijn broertje [medeverdachte] kwam ook naar buiten en we raakten in gevecht met die jongen.
Bewijsoverweging
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat aangever [slachtoffer] bij het winkelcentrum door verdachte en de medeverdachte is geslagen zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat aangever [slachtoffer] door verdachte en de jongere broer van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , voor de woning van de broers meerdere malen met een houten stok en een honkbalknuppel is geslagen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering zodat sprake is van medeplegen.
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat verdachte aangever [slachtoffer] veelvuldig – vele malen vaker dan de door de verdediging gestelde 3 á 4 klappen – met een honkbalknuppel heeft geslagen, terwijl aangever op de grond lag en waarbij de klappen terecht zijn gekomen op het hoofd en op de armen van aangever. Aangever heeft het zelf over twintig slagen met de honkbalknuppel en de stok, hetgeen gelet op de verklaring van getuige [naam] en de beschrijving van de camerabeelden, niet onaannemelijk is. Uit de omstandigheid dat aangever op zijn hoofd is geslagen, hij de klappen vervolgens heeft afgeweerd met zijn armen en op de grond lag toen hij werd geslagen, leidt de rechtbank af dat de klappen van verdachte en zijn broertje gericht waren op het hoofd van aangever. Uit de wijze van slaan zoals volgt uit de beschrijving van de camerabeelden en de verklaring van getuige [naam] en uit het bij aangever geconstateerde letsel blijkt voorts dat met veel kracht is geslagen.
Naar het oordeel van de rechtbank was er onder voornoemde omstandigheden sprake van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Gelet op de ontremde, woeste toestand waarin verdachte veelvuldig in de richting van het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen en het feit dat het handelen van verdachte uiteindelijk is gestopt omdat de buurman en de moeder van verdachte ertussen kwamen, kan naar het oordeel van de rechtbank – anders dan door de verdediging bepleit – niet gesteld worden dat het handelen van verdachte enkel gericht was op het afhandig maken van het mes dat aangever in zijn handen had. Dit gedrag van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm juist zozeer gericht op het doden van [slachtoffer] , dat het niet anders kan dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het doden van [slachtoffer] .
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, te weten het medeplegen van een poging tot doodslag.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 september 2021 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen aan de [adres] met een houten stok en een honkbalknuppel, met kracht tegen/op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachteHet bewezen verklaarde levert op:
primair. medeplegen van poging tot doodslag

Beroep op noodweer(exces)

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte uit noodweer heeft gehandeld. Verdachte heeft zichzelf en zijn familie verdedigd tegen de aanval van de heer [slachtoffer] , die een stoel door de voorruit van de woning had gegooid en doodsbedreigingen uitte terwijl hij stond te zwaaien met een mes. Verdachte heeft zich verdedigd door enkele keren met een honkbalknuppel te slaan totdat het mes uit de handen van [slachtoffer] viel. Tegen een onberekenbare agressor, die uit was op doden, is deze wijze van verdedigen niet disproportioneel. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, is zulks het onmiddellijke gevolg van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de aanval van [slachtoffer] . Verdachte komt subsidiair een beroep op noodweerexces toe en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Hoewel sprake was van een noodweersituatie, was die noodweersituatie voorbij op het moment dat het mes uit handen van [slachtoffer] was geslagen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] , zijn op dat moment echter niet gestopt met slaan en hebben daarmee de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden. Derhalve is niet voldaan aan de vereisten voor noodweer. Voor noodweerexces is vereist dat sprake is van een hevige gemoedsbeweging die het gevolg is van het handelen van [slachtoffer] . En de disproportionele reactie moet een onmiddellijk gevolg zijn van die hevige gemoedstoestand. Van beide vereisten is geen sprake. Er is geen sprake van een hevige gemoedsbeweging die voor de gemiddelde, normale
mens invoelbaar is gelet op de aanranding. Als er al sprake zou zijn van een hevige gemoedsbeweging dan was de gewelddadige reactie van verdachte en de medeverdachte zo disproportioneel dat het redelijkerwijs niet meer aan de hevige gemoedsbeweging kan worden toegerekend. Er is dus geen sprake van een strafuitsluitingsgrond.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep op noodweer(exces) uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 26 september 2021 is aangever [slachtoffer] naar de woning van verdachte en zijn broertje gegaan. Daar heeft hij een tuinstoel door de voorruit van de woning de woonkamer in gegooid, waar zich op dat moment verdachte en zijn familie bevonden. Toen verdachte en zijn moeder de voordeur open deden zagen zij [slachtoffer] met een mes zwaaien terwijl hij doodsbedreigingen in de richting van verdachte en zijn familie uitte. Verdachte is toen op [slachtoffer] afgelopen en heeft met een honkbalknuppel op zijn armen geslagen, waarbij [slachtoffer] achteruit is gelopen en op enig moment ten val is gekomen. De jongere broer van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , heeft zich tijdens deze worsteling bij verdachte gevoegd met een houten stok in zijn handen. Vervolgens hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer] meerdere malen met de honkbalknuppel en een houten stok op zijn hoofd en armen geslagen, terwijl hij op de grond lag. Gezamenlijk is er wel zo’n twintig keer geslagen.
Noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dat de verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was en verdachte zich daaraan niet had kunnen onttrekken en dat de gekozen wijze van verdediging in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het handelen van [slachtoffer] een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding op waartegen een verdediging door verdachte gerechtvaardigd was. Met andere woorden: er bestond voor verdachte een noodzaak tot verdediging. De wijze van verdediging staat naar het oordeel van de rechtbank echter niet in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding, nu verdachte en de medeverdachte [slachtoffer] gezamenlijk wel zo’n twintig keer met een honkbalknuppel en een stok op en in de richting van het hoofd van [slachtoffer] hebben geslagen toen [slachtoffer] al op de grond lag. De rechtbank laat daarbij in het midden op welk moment [slachtoffer] het mes niet meer in zijn hand had. Immers, toen hij op de grond lag was hij weerloos ten overstaande van twee mannen die met slagvoorwerpen op hem insloegen en was hij niet in staat om nog enige actie richting de broers te ondernemen nu hij genoodzaakt was met zijn armen zijn hoofd te beschermen. De broers bleven maar doorslaan en zijn uiteindelijk tot stoppen gedwongen door ingrijpen van hun moeder en een buurman. Verdachte en de medeverdachte zijn, kort gezegd, veel te ver gegaan in hun verdediging. Nu verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, komt hem geen beroep op noodweer toe.
Nu ook overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit uitsluiten, is het bewezenverklaarde feit strafbaar.
Noodweerexces
Dan is de vraag of verdachte een beroep op noodweerexces toekomt. Daarvoor is vereist dat de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging het onmiddellijk gevolg is van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de wederrechtelijke aanranding.
Echter, ook als kan worden vastgesteld dat er sprake is van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de aanranding en dat verdachte daardoor te ver is gegaan in zijn verdediging, kan de figuur van noodweerexces een verdachte niet altijd disculperen. Ook de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging is namelijk aan grenzen gebonden. In 2008 oordeelde de Hoge Raad dat bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval van een "onmiddellijk gevolg" sprake is geweest, betekenis toekomt aan de mate waarin de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden alsmede aan de aard en de intensiteit van de hevige gemoedsbeweging.
1
Of de vastgestelde mate van overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging onder de noemer van noodweerexces kan worden geschaard, betreft dus een vraag die de Hoge Raad plaatst in de sleutel van het causale verband tussen de hevige gemoedsbeweging en de verweten gedraging. Indien de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging in verhouding tot de daaraan voorafgaande aanranding als excessief moet worden aangemerkt, rijst de vraag of de verweten gedraging nog wel het
onmiddellijkegevolg is van de hevige gemoedsbeweging die door de aanranding is teweeggebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval geen sprake van het in de vorige zin bedoelde onmiddellijke gevolg. Hoewel aannemelijk is dat de aanval van [slachtoffer] op de woning en de familie van verdachte een hevige gemoedsbeweging bij verdachte heeft veroorzaakt, is de reactie van verdachte – het ongeremd, samen met zijn broer tot twintig keer toe, met een honkbalknuppel inslaan op een man die weerloos op de grond ligt – zodanig disproportioneel, dat ook de figuur van noodweerexces hem niet kan disculperen. Dit is – gelet op de hiervoor omschreven weerloze situatie – niet anders als [slachtoffer] het mes enige tijd in handen had, terwijl hij op de grond lag. Verdachte is zo lang en zo heftig doorgegaan dat de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging, redelijkerwijs niet meer kan worden aangemerkt als een
onmiddellijkgevolg van de hevige gemoedsbeweging die door de aanranding was veroorzaakt. Met andere woorden: ondanks de hevige emoties die het handelen van [slachtoffer] bij verdachte heeft opgeroepen, had verdachte niet zo extreem mogen reageren als hij heeft gedaan. Het beroep op noodweerexces wordt verworpen.
Er zijn ook overigens geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, zodat verdachte strafbaar is.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de ernst van het feit een gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigt en dat het gebruik slagwapens, de aard van het letsel van aangever, de omstandigheid dat aangever weerloos was en de omstandigheid dat verdachte met zijn jongere broer heeft samengewerkt, strafverzwarend werken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat – in geval van een veroordeling – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend zou zijn nu niet verdachte, maar aangever de agressor was en het handelen van aangever grote gevolgen heeft gehad voor verdachte en zijn familie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 4 mei 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging doodslag door samen met zijn jongere broer zo’n twintig keer met een honkbalknuppel en een stok op en in de richting van het hoofd van aangever [slachtoffer] te slaan. Verdachte heeft in blinde woede op [slachtoffer] ingeslagen en was niet meer te stoppen. [slachtoffer] heeft ten gevolge van het handelen van verdachte twee gebroken armen, een schedelfractuur en een bloeding in zijn hersenen opgelopen. Hij mag dan ook van geluk spreken dat hij nog leeft.
[slachtoffer] heeft zichzelf echter ook niet onbetuigd gelaten. De aanleiding voor het handelen van verdachte en zijn jongere broer is immers geweest dat [slachtoffer] een tuinstoel eerst tegen en meteen daarna door de voorruit van de woning van verdachte had gegooid en zwaaiend met een mes voor de deur stond terwijl hij doodsbedreigingen uitte in de richting van verdachte en zijn familie. [slachtoffer] heeft hiermee een zeer angstaanjagende situatie gecreëerd die bij verdachte en zijn familie, waaronder ook jonge kinderen, begrijpelijkerwijs tot veel paniek en chaos heeft geleid. De reactie van verdachte en zijn broer was tot op zekere hoogte dan ook gerechtvaardigd. Zij zijn daarin echter veel te ver gegaan en hebben [slachtoffer] daarbij bijna dood geslagen. De rechtbank rekent dat verdachte aan. Verdachte ziet achteraf zelf ook in dat hij te ver is gegaan en anders had moeten handelen, zoals blijkt uit zijn verklaring op de zitting.
Gelet op het feit dat [slachtoffer] de agressor was, verdachte en zijn broer in de door [slachtoffer] gecreëerde situatie genoodzaakt waren om zichzelf en hun familie te beschermen en hun reactie, zoals gezegd, tot op zekere hoogte ook invoelbaar en verschoonbaar kan worden geacht, staat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar het oordeel van de rechtbank niet in verhouding tot het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt. Desalniettemin dient er wel een sanctie te volgen op het handelen van verdachte, gelet op het disproportioneel gebruikte geweld. Naar het oordeel van de rechtbank doet een taakstraf voor de duur van 180 uur recht aan de situatie en de mate waarin verdachte over de schreef is gegaan. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar passend en geboden, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw dergelijke gewelddadige feiten te plegen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. H. Hanssen, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2023.
Mr. De Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Hoge Raad 8 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4459. Later herhaald en bevestigd in het overzichtsarrest van 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456.