Uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verzoeker] ,
Procesverloop
Beoordeling
1In voornoemd arrest komt onder andere aan bod dat voor de klaagschriftprocedure van art. 164, achtste lid, WvW 1994 geen aparte, zelfstandige regeling is getroffen voor wat betreft de vergoeding van proceskosten, zoals dat wel het geval is voor de procedures van art. 552a tot en met 552b Sv. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat daaruit – of anderszins uit het arrest van de Hoge Raad – niet volgt dat er in het geheel geen wettelijke grondslag bestaat voor de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in het kader van voornoemde klaagschriftprocedure. In het betreffende arrest wordt naar het oordeel van de rechtbank enkel benadrukt dat de klaagschriftprocedure accessoir is aan de latere strafzaak en de uitkomst daarvan (waar dat bij de procedures van art. 552a tot en met 552b Sv niet het geval is), hetgeen betekent dat de kosten van rechtsbijstand in het kader van de klaagschriftprocedure enkel voor vergoeding in aanmerking komen wanneer de latere strafzaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht. Voor de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in het kader van de klaagschriftprocedure van art. 164, achtste lid, WvW 1994 bestaat dus weliswaar geen aparte regeling, maar deze kosten kunnen worden beschouwd als
2