Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
BESCHIKKING
[naam verzoekster],
Ik erken dat ik na het nuttigen van alcohol-houdende drank als bestuurster te zijn opgetreden” en “
Mijn alcoholgebruik over de laatste 24 uur bedroeg 5 glazen wijn”.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2016. Verzoekster had verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in verband met een klaagschriftprocedure en een strafzaak. De rechtbank had een deel van het verzoek toegewezen, maar verzoekster was niet-ontvankelijk verklaard voor de kosten van rechtsbijstand in de procedure ex artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op 6 april 2017 en heeft de advocaat-generaal gehoord, die concludeerde tot vernietiging van de beschikking en afwijzing van het verzoek. Het hof oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand in de procedure ex artikel 164, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, ongeacht de uitkomst van die procedure, als kosten van rechtsbijstand in de strafzaak moeten worden beschouwd. Echter, het hof vond geen gronden van billijkheid aanwezig om verzoekster een vergoeding toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder een alcoholpromillage van 1,72 en een bekennende verklaring van verzoekster. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van verzoekster afgewezen voor zover het ziet op kosten van rechtsbijstand in de strafzaak, en verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek voor de kosten van rechtsbijstand in de onderhavige procedure.