ECLI:NL:RBNNE:2023:3709

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
18-305462-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en vrijspraak voor ontucht in meervoudige strafzaak

Op 5 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee verkrachtingen en ontucht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de verkrachtingen van [slachtoffer 1] in de periode van 2006 tot 2008, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en betrouwbaar waren, gesteund door getuigenverklaringen. De verdachte, die acht jaar ouder was dan het slachtoffer, had zich schuldig gemaakt aan ernstige inbreuken op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. In de tweede zaak, met betrekking tot [slachtoffer 2], werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs niet voldeed aan het wettelijk bewijsminimum. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, waardoor de verdachte niet wettig kon worden veroordeeld voor deze feiten. De vordering van [slachtoffer 2] als benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.305462.22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-093468-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 september 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 augustus 2023. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Hoogezand.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
18.305462.22ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2006 tot en met 30 maart 2007 te [adres] , althans in de provincie Groningen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes,penis in de vagina van die [slachtoffer 1] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
-de deur van zijn woning heeft afgesloten en/of
-die [slachtoffer 1] heeft opgetild en/of op een bank gelegd en/of
-de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en/of
-op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of die [slachtoffer 1] met kracht heeft gepenetreerd en/of
-zulks terwijl die [slachtoffer 1] aangaf dat hij moest stoppen en/of heeft verdachte met gebruikmaking van zijn fysieke en/of psychische overwicht een situatie voor de [slachtoffer 1] doen ontstaan waardoor zij zich niet aan de seks met verdachte kon onttrekken en/of zich hiertegen kon verzetten,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2006 tot en met 30 maart 2007 te [adres] , althans in de provincie Groningen met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
2
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2007 tot 20 maart 2008 te [adres] , althans in de provincie Groningen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
-de deur van zijn woning heeft afgesloten en/of
-de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en/of
-die [slachtoffer 1] heeft omgedraaid en/of voorover geduwd en/of heeft vastgeklemd en/of met beide handen naar beneden heeft geduwd en/of
-die [slachtoffer 1] met kracht heeft gepenetreerd en/of
-zulks terwijl die [slachtoffer 1] aangaf dat hij moest stoppen en/of heeft verdachte met gebruikmaking van zijn fysieke en/of psychische overwicht een situatie voor de [slachtoffer 1] doen ontstaan waardoor zij zich niet aan de seks met verdachte kon onttrekken en/of zich hiertegen kon verzetten,
-en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2007 tot 20 maart 2008 te [adres] , althans in de provincie Groningen, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht.
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer
18-093468-22ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2020 tot 23 januari 2021 te [dorp] , gemeente MiddenGroningen,meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer 2] , (geboren op [geboortedatum] 2009) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht;
2
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2021 tot en met 1 april 2021 te [dorp] , gemeente Midden-Groningen, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer 2] , (geboren op [geboortedatum] 2009), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte zjn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in beide zaken ten laste gelegde; inzake parketnummer 18.305462.22 telkens primair verkrachting van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] )
en inzake parketnummer 18.093468.22 tweemaal ontucht, meerdere malen gepleegd, met [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ).
Met betrekking tot de feiten ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie - kort gezegd aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar zijn, ondanks dat de feiten plaatsvonden in de periode 2006-2008. Daarnaast is er steunbewijs in de vorm van de verklaring van onder meer haar toenmalige vriendin [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ).
Met betrekking tot de feiten ten aanzien van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie - kort gezegd aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 2] betrouwbaar is. Haar verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van onder meer [slachtoffer 2] ’s moeder [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) en [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ), de vriendin van [slachtoffer 2] ’s vader.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken ten aanzien van de feiten inzake beide parketnummers.
Inzake parketnummer 18.305462.22 heeft de raadsman - kort gezegd - primair aangevoerd dat vraagtekens zijn te plaatsen bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] , onder meer nu zij heeft verklaard over herinneringen die stammen uit haar vroege puberteit, zo’n zestien jaar geleden. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum, nu er onvoldoende steun is voor de verklaring van [slachtoffer 1] . De verklaring van [getuige 1] is onbetrouwbaar, nu lastig is vast te stellen of het gaat om haar eigen herinneringen of beeldvorming op grond van hetgeen [slachtoffer 1] en/of de politie haar voorafgaand aan haar verhoor hebben verteld. Bovendien betreft de verklaring van [getuige 1] een de-auditu-verklaring, die niet ziet op de ten laste gelegde handelingen.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de door [slachtoffer 1] beschreven feitelijke handelingen niet per se een beschrijving van geweld betreffen die passen bij een verkrachting, maar slechts een “vrij standaard” beschrijving van (vrijwillige) seks, die een ieder had kunnen geven.
Inzake parketnummer 18.093468.22 heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] niet betrouwbaar zijn. Er is (ook overigens) onvoldoende (steun)bewijs, nu de gehoorde getuigen niet kunnen verklaren uit eigen waarneming maar enkel hebben gehoord wat [slachtoffer 2] aan hen heeft verteld, waarmee niet wordt voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
Oordeel van de rechtbank inzake parketnummer 18.305462.22 (aangeefster [slachtoffer 1] )Inleiding
Op 8 juni 2022 meldt [slachtoffer 1] telefonisch aan de politie dat ze tweemaal tegen haar wil seks heeft gehad met een man genaamd [verdachte] , als gevolg waarvan zij PTSS heeft opgelopen. De eerste keer was [slachtoffer 1] dertien jaar oud en ging het om vaginale seks. De tweede keer was [slachtoffer 1] veertien jaar oud en was sprake van vaginale en anale seks.
Gelet op [slachtoffer 1] geboortedatum moeten de feiten hebben plaatsgevonden in de periode 20062008. Op 9 juni 2022 vindt een informatief / oriënterend gesprek plaats waarin [slachtoffer 1] heeft verteld wat er precies is gebeurd en meteen heeft laten weten dat zij aangifte wil doen. De aangifte is vervolgens opgenomen op 15 juli 2022.
Betrouwbaarheid aangeefster
De raadsman heeft, mede gelet op het tijdsverloop, vraagtekens geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] . De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen van belang is of deze consistent en logisch zijn. Ook is van belang of deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank constateert dat de door [slachtoffer 1] gegeven informatie uit het eerste telefoongesprek, het informatief / oriënterend gesprek en de aangifte in verregaande mate overeenkomt en - los van de telefonische melding - gedetailleerd is. Zo weet [slachtoffer 1] zich bijvoorbeeld nog te herinneren dat verdachte de deur op slot deed, dat ze na de voorvallen bloedde en dat ze daarom maandverband nodig had. Ook weet [slachtoffer 1] dat ze beide keren kort nadat ze seks met verdachte zegt te hebben gehad, haar vriendin [getuige 1] trof en dat zij telkens meteen aan [getuige 1] vertelde dat ze seks met verdachte had gehad en dat het pijn deed. Ook noemt [slachtoffer 1] dat [getuige 1] na de tweede keer boos op haar was. Deze gang van zaken is door
[getuige 1] bevestigd.
1Toen [slachtoffer 1] voor de tweede keer was verkracht, heeft ze dit ’s avonds aan haar moeder [naam] (hierna: [naam] ) verteld, waarna [naam] en de stiefvader van [slachtoffer 1] verhaal zijn gaan halen bij verdachte, zo heeft [naam] bevestigd.
2Ook in [slachtoffer 1] betreffende medische stukken uit 2012 en 2021 staat reeds vermeld dat [slachtoffer 1] bij de artsen heeft aangegeven dat ze als tiener tweemaal is verkracht.
3
Dat [slachtoffer 1] destijds geen aangifte heeft gedaan, acht de rechtbank geen contra-indicatie voor de betrouwbaarheid van haar verklaringen. [slachtoffer 1] was nog een tiener, een kind, en geheel onervaren op het gebied van seks. [verdachte] had haar gezegd dat het normaal was wat er was gebeurd, en pas toen ze op haar achttiende een serieuze relatie kreeg, drong het tot [slachtoffer 1] door dat het allerminst normaal was wat er was gebeurd. Bovendien volgt uit de voorgaande alinea dat [slachtoffer 1] zich in tussentijd meermalen tegenover verschillende personen en hulpverleners heeft uitgelaten over de gebeurtenissen. De aangifte komt in die zin dan ook niet uit de lucht vallen.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] consistent en logisch en ziet deze bovendien gesteund worden door de verklaring van [getuige 1] , zoals hierna nader te bespreken. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] dan ook betrouwbaar en zal deze als bewijsmiddel gebruiken.
Bewijsminimum ex artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering
In zedenzaken doet zich veelal de situatie voor dat er naast de aangeefster (of aangever) en de verdachte geen getuigen aanwezig zijn. Dat is ook in deze zaak het geval. Verdachte ontkent het ten laste gelegde en er is verweer gevoerd met betrekking tot het (niet halen van) het wettelijk bewijsminimum ex artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Volgens artikel 342 lid 2 Sv, dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan, kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (aangeefster). Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich, zo volgt uit de rechtspraak van de Hoge Raad, niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
4
De verklaringen van [slachtoffer 1] dienen dus als het gaat om de feiten en omstandigheden niet op zichzelf te staan, maar in voldoende mate te worden gesteund door ander bewijsmateriaal. Dergelijke ondersteuning ligt naar het oordeel van de rechtbank besloten in de verklaring van getuige [getuige
1] .
5
[getuige 1] zat met [slachtoffer 1] op dezelfde middelbare school en heeft over het eerste feit / de eerste keer verklaard dat zij zich herinnert dat [slachtoffer 1] lijkbleek, huilend en in paniek de school in kwam lopen en haar vertelde dat [verdachte] haar had ontmaagd, dat zij dat niet had gewild en dat ze veel pijn had. De tweede keer bleef [slachtoffer 1] lang weg van school, waarop [getuige 1] naar [verdachte] ’ huis ging en daar aanbelde. Toen [verdachte] de voordeur opendeed, kwam [slachtoffer 1] uit de wc. [slachtoffer 1] ging meteen met [getuige 1] mee, was bang, huilde en vertelde dat ze weer tegen haar wil seks met [verdachte] had gehad.
De rechtbank constateert dat de waarnemingen van [getuige 1] van zeer kort na beide voorvallen zijn, de heftige emoties van [slachtoffer 1] nadien betreffen en welke waarnemingen de door [slachtoffer 1] genoemde concrete feiten en omstandigheden ook ondersteunen in die zin dat de tenlastegelegde gebeurtenissen telkens plaatsvonden bij [verdachte] thuis en dat [slachtoffer 1] zichzelf tijdens of na de tweede keer had opgesloten in de wc. Beide keren gaf [slachtoffer 1] onmiddellijk aan [getuige 1] aan waardoor haar heftige emoties en pijn werden veroorzaakt: namelijk door het tegen haar wil hebben van seks met [verdachte] .
De waarnemingen van [getuige 1] gaan dus veel verder dan die van een zogenaamde de-auditugetuige (die enkel heeft horen zeggen wat er is gebeurd) en die maken dat de verklaringen van [slachtoffer 1] geenszins op zichzelf staan.
Het verweer inhoudend dat de verklaring van [getuige 1] niet betrouwbaar is omdat zij mogelijk door [slachtoffer 1] is geïnstrueerd, verwerpt de rechtbank. Zowel [getuige 1] als [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij inmiddels geen vriendinnen meer waren en dat [slachtoffer 1] [getuige 1] enkel heeft benaderd in verband met deze strafzaak. [getuige 1] heeft daarbij bovendien aangegeven dat zij vanaf dat moment niet inhoudelijk over de zaak of de af te leggen verklaring heeft gesproken met [slachtoffer 1] . Dat de herinnering van [getuige 1] na al die jaren toch levendig is gebleven, acht de rechtbank voorstelbaar gelet op de heftigheid van de gebeurtenissen. [getuige 1] noemt zelf ook dat ze nooit zal vergeten hoe [slachtoffer 1] eruit zag toen ze vertelde wat er met haar was gebeurd. Bovendien constateert de rechtbank dat [getuige 1] ook enkele malen antwoordde dat ze zich iets niet (meer) kan herinneren en dat ze niet alle details meer weet, hetgeen authentiek overkomt. De rechtbank zal de verklaring van [getuige 1] dan ook bezigen tot het bewijs.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past inzake parketnummer 18.305462.22 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juli 2022, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022144463 d.d.
11 november 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: Hoe kwam jij in contact met [verdachte] ?
A: Zijn adres weet ik zo niet. Maar als je voor de flat staat, rechts onderin, tegenover de Turkse winkel.
Ik kwam binnen. Wat ik mij herinner is dat de deur op slot ging. Dat vond ik gek en daar voelde ik me niet fijn bij. Ik weet nog dat hij mij op een gegeven moment kuste. Ik weet nog dat hij mij optilde en op de bank legde. Ik wist niet wat mij over kwam. Hij trok mij broek en ondergoed uit. Hij heeft mij destijds ontmaagd en dat deed behoorlijk zeer. Ik heb hem meerdere malen gevraagd of hij wilde stoppen. Dat gebeurde niet. Ik heb hem daarna gesmeekt om te stoppen. Dat lukte niet en gebeurde ook niet. Dat was ook geen optie. Ik heb me toen uitgeschakeld en ik zag mijzelf liggen op de bank. (..) Ik weet ook nog dat ik smeekte, bang en verdrietig was, maar dat leek hem alleen maar meer opgewonden te maken. Dat deed er niet toe om te stoppen.
V: Hoe verdrietig was jij?
A: Ik was tot over de toeren. De tranen liepen over mijn wangen. Hij benoemde 'nog even, nog even, dan gaan we stoppen'. Maar stoppen gebeurde niet, ik moest het maar volhouden. Hij stopte pas op het moment dat hij klaar kwam.
V: Weet je nog waar je heen ging daarna?
A: Ja, naar school. Ik vertelde alleen aan mijn beste vriendinnetje, [getuige 1] , dat ik seks had gehad.
V: Op het moment dat jij gepenetreerd wordt, wat kun je daar nog van herinneren? A: Het deed verschrikkelijk zeer. Ik voelde me heel verdrietig.
V: Je vertelde dat je het aan [getuige 1] had verteld. Wanneer was dit?
A: Dat was meteen nadat het was gebeurd op school. [getuige 1] zag aan mij dat ik op dat moment anders was. Ik vertelde aan [getuige 1] dat ik seks had gehad met [verdachte] en dat het echt pijn deed.
V: Maar hoe oud was [verdachte] toentertijd?
A: Volgens mij was hij 24 en ik was 13 jaar.
V: Wat gebeurt er vervolgens?
A: Ik was veertien jaar oud. Ik was weer zelf naar hem toe gegaan. De deur werd opnieuw dicht en op slot gedaan. In de hal al trok hij mijn kleren uit en werd ik voorover gedrukt. Vervolgens heeft hij mij anaal verkracht. (..) Ik had toen ook een broek en ondergoed aan. Hij maakte dat los. Ik benoemde aan hem dat ik het niet wilde. Wat ik voelde was dat ik niet echt een keuze had. Hij was een andere man en de sfeer was anders. Hij trok mijn broek uit en draaide me om. Hij duwde mij voorover en klemde mij met zijn handen. Ik weet nog dat het heel veel pijn deed omdat hij het ook anaal deed. Ik wilde nog omhoog komen, maar hij duwde mij met twee handen naar beneden. Hij was klaargekomen en kort daarna klopte [getuige 1] op deur. Ik ben toen naar de wc gevlucht.
Hij zei nog dat ik de deur open moest doen. Ik was bang op dat moment. Hij zei toen nog tegen mij dat het normaal was, wat er was gebeurd. Daarna werd door [verdachte] de deur open gedaan en kwam [getuige 1] binnen. [getuige 1] zag mij en zag dat ik heel verdrietig was. Ik herinner me nu opeens dat de deze tweede keer, de seks met [verdachte] , dat het gebeurde in een leeg huis. Zijn huis was leeg, want hij woonde toen net op een ander adres.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 november 2022, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
V: Op welke school zat je samen met [naam] ?
A: Op de [school] . Toen was ik 13 dus dat is 15 jaar geleden nu. 2007 of 2008 ongeveer. (..)
Ze had met een jongen of oudere man afgesproken. Ik weet dat ze seks met hem heeft gehad tegen haar wil in. Hij woonde tegenover de Turkse winkel op de [adres] .
V: Wat voor soort woning had [verdachte] ?
A: Een flat. Het was tegenover de Turkse winkel.
V: Je zegt dat ze wel vaker afspraken.
A: Ik weet zij ontmaagd is door hem. Als ik het goed heb, weet ik dat ze twee keer wat hebben gedaan. Een keer was ze ontmaagd en kwam ze huilend de school inlopen. De tweede keer ben ik naar zijn huis toe gegaan en toen had zij zichzelf opgesloten de wc.
V: Wat kun je vertellen over de ontmaagding?
A: We hadden volgens mij een tussenuur. Ze bleef voor mijn gevoel lang weg. Ik liep richting de kluisjes en toen kwam ze mij tegemoet gelopen. Ze was lijkbleek, huilend en helemaal in paniek. Dat vergeet ik nooit weer. Ze had seks gehad terwijl ze dat niet wou en had veel pijn.
V: Ze was lijkbleek. Hoe weet je dat ze seks had gehad?
A: Omdat ze dat zei tegen mij. Dat ze ontmaagd was. Dat het tegen haar wil was.
V: Waar had ze pijn?
A: Van onderen omdat ze seks had gehad.
V: Wat kun je vertellen over het tweede moment waarbij [naam] in de woning van [verdachte] was en jij daar bij kwam?
A: Volgens mij hadden we weer een tussenuur of we waren aan het spijbelen. Het duurde weer wat langer met [naam] en toen ben ik naar zijn huis gelopen. Hij deed de voordeur open. [naam] deed de wc deur open en toen bleek dat ze zichzelf daar had opgesloten.
V:Wist je dat direct op dat moment of hoorde je dat later?
A: Ze ging gelijk met mij mee en vertelde het gelijk.
V: Wat kan je over [naam] vertellen hoe ze op dat moment is?
A: Bang en huilen. Verder weet ik het eigenlijk niet. Ze is vooral veel bang geweest en bleek. Ook angstig.
V: [naam] komt naar buiten en jullie lopen weg. Wat zegt of doet ze dan?
A: Ze vertelde haar verhaal dat ze op dat moment weer seks tegen haar wil had gehad.
V: Als zij zegt dat jij op dat moment boos op haar geworden bent, kan dat kloppen?
A: Ja. (..)
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een overzicht van adressen van verdachte, voor zover inhoudend:
[verdachte] , geboren [geboortedatum] -1985 te [geboorteplaats] .
Historische adressen:
5 april 2004 - 21 juni 2007: [adres]
21 juni 2007 - 8 augustus 2022: [adres] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 27 juli 2022, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Waar woonde jij in 2006?
A: Ik woonde toen aan de [adres] . Bij de Turkse winkel.
Bespreking bewijs-/kwalificatieverweer
De raadsman heeft betoogd dat de door [slachtoffer 1] beschreven feitelijke handelingen niet per se een beschrijving van geweld betreffen die passen bij een verkrachting, maar een “vrij standaard” beschrijving van (vrijwillige) seks, die een ieder had kunnen geven.
De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat dit feitelijk onjuist is, nu [slachtoffer 1] ten aanzien van de tweede keer heeft verklaard dat verdachte haar klem had en dat toen zij omhoog wilde komen, verdachte haar met twee handen naar beneden duwde.
Bovendien miskent de raadsman met dit verweer dat een bewezenverklaring van verkrachting ook kan volgen wanneer sprake is van (gedwongen worden door) andere feitelijkheden dan geweld. Van dergelijke feitelijkheden is naar het oordeel van de rechtbank (eveneens) sprake, nu [slachtoffer 1] ten aanzien van beide keren heeft verklaard dat verdachte - die zo’n acht jaar ouder was dan de destijds 13/14-jarige [slachtoffer 1] - de deur op slot deed, haar kleren uittrok en bij haar binnendrong, terwijl [slachtoffer 1] meermalen aangaf dat zij het niet wilde en verdachte zelfs smeekte om op te houden, waaraan hij geen gehoor gaf. Met betrekking tot de eerste keer noemde [slachtoffer 1] zelfs dat de tranen over haar wangen stroomden.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de raadsman dan ook en zal de telkens primair ten laste gelegde verkrachting van [slachtoffer 1] bewezen verklaren.
Oordeel van de rechtbank inzake parketnummer 18. 093468.22 (aangeefster [slachtoffer 2] )Inleiding
Op 19 juli 2021 meldt [getuige 2] , de moeder van [slachtoffer 2] , telefonisch aan de politie dat [slachtoffer 2] haar heeft verteld dat hun buurman, verdachte, haar in de zomer van 2020, toen [slachtoffer 2] elf jaar oud was, heeft verkracht. Aanvankelijk had [slachtoffer 2] zich verzet, maar toen dat niet hielp, heeft ze het laten gebeuren. Het misbruik ging door totdat ze verhuisde naar haar vader.
Op 26 juli 2022 vindt een studioverhoor plaats waarin [slachtoffer 2] een verklaring over het misbruik heeft afgelegd en heeft aangegeven dat ze wil dat verdachte een celstraf krijgt. Op diezelfde dag heeft [getuige 2] aangifte gedaan tegen verdachte.
Betrouwbaarheid aangeefster
De raadsman heeft vraagtekens geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van
[slachtoffer 1] . Hierbij heeft hij aangevoerd dat [slachtoffer 2] goed zou kunnen liegen en (seksueel) ontspoord zou zijn. Hier gaat de rechtbank niet in mee. Dat [slachtoffer 2] ’s broer [naam] heeft aangegeven dat [slachtoffer 2] wel eens loog, zag op haar leeftijd of “kleine dingetjes” en bovendien heeft hij dit tevens genuanceerd door te zeggen dat [slachtoffer 2] dan later alsnog de waarheid vertelde. Ook [getuige 2] en [getuige 3] (de vriendin van [slachtoffer 2] ’s vader) kennen [slachtoffer 2] goed en menen dat zij de waarheid vertelt. Een mogelijke “seksuele ontsporing” van [slachtoffer 2] is voor de rechtbank geen reden om aan haar betrouwbaarheid te twijfelen, te meer nu als daar al van kan worden gesproken, dit pas zou zijn gestart nadat verdachte haar zou hebben ontmaagd. De rechtbank is dan ook geenszins van oordeel dat [slachtoffer 2] op voorhand al niet geloofd kan worden.
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van haar verklaringen is (voorts) van belang of deze verklaringen consistent en logisch zijn. Ook is van belang of deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank constateert dat de door [slachtoffer 2] aan de politie en aan verschillende personen in haar omgeving gegeven informatie op hoofdlijnen overeenkomt en gedetailleerd is. Zo noemde ze tegenover zowel de politie, [getuige 2] als [getuige 3] dat er ook seks plaatsvond terwijl de vrouw van verdachte in zijn woning was, en tegenover [getuige 2] en [getuige 3] benoemt ze (dwang door) voodoo-rituelen. Dat [slachtoffer 2] overigens niet elke keer (over) precies hetzelfde heeft verteld, is logisch omdat ze verdachte beschuldigt van langdurig en veelvuldig seksueel misbruik.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 2] dan ook betrouwbaar en bruikbaar als bewijsmiddel.
Bewijsminimum ex artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering
Verdachte ontkent het ten laste gelegde en buiten aangeefster en hem was er niemand aanwezig bij de feiten. Er is verweer gevoerd met betrekking tot het (niet halen van) het wettelijk bewijsminimum ex artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Zoals reeds besproken in de zaak met betrekking tot [slachtoffer 1] brengt het bewijsminimum met zich mee dat de door aangeefster, in dit geval [slachtoffer 2] , genoemde feiten en omstandigheden niet op zichzelf dienen te staan, maar in voldoende mate dienen te worden gesteund door ander bewijsmateriaal.
Dat is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak niet het geval. De verklaringen van moeder [getuige 2] , broer [naam] en [getuige 3] komen in de kern neer op hetgeen [slachtoffer 2] aan hen heeft verteld en zijn daarmee zogenoemde de-auditu getuigen. Weliswaar volgt uit verklaringen van moeder [getuige 2] en broer [naam] wel dat [slachtoffer 2] regelmatig (alleen) bij verdachte thuiskwam en dat de gelegenheid voor seksueel misbruik (dus) bestond, maar dit biedt onvoldoende concrete steun voor het daadwerkelijk plaatsvinden van ontuchtige handelingen.
6
Het door de wet vereiste bewijsminimum wordt in deze zaak dan ook niet gehaald, ondanks de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] . De rechtbank acht de feiten ten aanzien van [slachtoffer 2] dan ook niet wettig bewezen, zodat verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht in de zaak met parketnummer
18.305462.22feiten 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 30 maart 2006 tot en met 30 maart 2007 te [adres] , door andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte die [slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes,penis in de vagina van die [slachtoffer 1] bracht, en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte,
  • de deur van zijn woning heeft afgesloten en
  • die [slachtoffer 1] heeft opgetild en op een bank gelegd en
  • de broek en onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en
  • op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en die [slachtoffer 1] heeft gepenetreerd en
  • zulks terwijl die [slachtoffer 1] aangaf dat hij moest stoppen en
  • heeft verdachte met gebruikmaking van zijn fysieke en psychische overwicht een situatie voor de[slachtoffer 1] doen ontstaan waardoor zij zich niet aan de seks met verdachte kon onttrekken en zich hiertegen kon verzetten, en
  • aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2
hij in de periode van 30 maart 2007 tot 20 maart 2008 te [adres] , door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] gebracht en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
  • de deur van zijn woning heeft afgesloten en
  • de broek en onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en
  • die [slachtoffer 1] heeft omgedraaid en voorover geduwd en heeft vastgeklemd en met beidehanden naar beneden heeft geduwd en
  • die [slachtoffer 1] heeft gepenetreerd en
  • zulks terwijl die [slachtoffer 1] aangaf dat hij moest stoppen en heeft verdachte met gebruikmakingvan zijn fysieke en psychische overwicht een situatie voor de [slachtoffer 1] doen ontstaan waardoor zij zich niet aan de seks met verdachte kon onttrekken en zich hiertegen kon verzetten, en - aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 18.305462.22 levert op:
primair Verkrachting
primair Verkrachting
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de in beide parketnummers (primair) ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportage d.d. 21 juni 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 juli 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 2006-2008 tweemaal schuldig gemaakt aan de verkrachting van een jong meisje, dat ten tijde van de eerste verkrachting pas dertien jaar oud was. Verdachte, die zo’n acht jaar ouder was, had enkel oog voor zijn eigen gevoelens van lust en heeft zich niet bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer, die telkens (huilend) aangaf seksueel contact niet te willen en daardoor bloedde.
Met zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort feiten ondervinden langdurig of zelfs blijvend last van de herinnering daaraan. Dat de impact op het slachtoffer ook in dit geval groot en zelfs zestien jaar na dato nog voelbaar is, volgt uit haar verklaringen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen en het leed van het slachtoffer heeft genomen, zowel toen als nu niet.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting (van het LOVS). Het uitgangspunt ten aanzien van verkrachting is een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. In de onderhavige zaak gaat het echter om twee verkrachtingen en om een zeer jong slachtoffer, voor wie de hardhandige verkrachtingen nota bene haar eerste seksuele ervaringen betroffen. Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden passend en geboden.
De rechtbank ziet in het tijdsverloop in deze zaak geen aanleiding om de straf te matigen, nu de reden van het tijdsverloop is gelegen in het moment van doen van aangifte door het slachtoffer en niet in andere omstandigheden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich in de zaak met parketnummer 18-093468-22 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Nu verdachte integraal is vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18.093468.22 ten laste gelegde, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18.093468.22 onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder in de zaak met parketnummer 18.305462.22 onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18.093468.22
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, en mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 september 2023.
Mr. Schuth is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 1] d.d. 7 november 2022, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022144463 d.d. 11 november 2022.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van [naam] d.d. 11 november 2022, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier.
Een tweetal schriftelijke bescheiden, te weten een specialistenbericht betreffende [slachtoffer 1] d.d. 17 juli 2012 en een rapportage van INTER-PSY betreffende [slachtoffer 1] d.d. 27 december 2021, opgenomen op pagina 27 e.v.
O.a. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452 en HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 1] d.d. 7
november 2022, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier.
6 Vgl. HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717.