In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 5 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A] B.V. en EG Retail (Netherlands) B.V. over de beëindiging van een huurovereenkomst voor een onbemand tankstation. [A] B.V., de eisende partij, heeft de huurovereenkomst opgezegd en vordert dat de kantonrechter verklaart dat de huurovereenkomst per 30 juni 2025 eindigt. EG Retail, de gedaagde partij, verzet zich tegen deze opzegging en stelt dat de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan, waardoor een wettelijke opzeggingsgrond vereist is.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst is aangegaan voor een bepaalde tijd van zestien jaar, die eindigt op 30 juni 2025. De rechter heeft geoordeeld dat het gehuurde niet kan worden aangemerkt als een 'gebouwde onroerende zaak' in de zin van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, en dat de beëindiging van de huurovereenkomst derhalve wordt beheerst door artikel 7:228 BW. Dit artikel bepaalt dat een huur voor bepaalde tijd eindigt zonder dat opzegging vereist is, wanneer de tijd is verstreken.
De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat de huurovereenkomst per 30 juni 2025 eindigt en EG Retail heeft veroordeeld om het gehuurde vóór deze datum te ontruimen. Daarnaast is EG Retail veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 629,33, met een toevoeging van nakosten. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [A] B.V. het vonnis kan laten uitvoeren voordat het eventueel in hoger beroep gaat.