ECLI:NL:RBNNE:2023:3312

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
LEE 23/2987
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenveroordeling na intrekking van verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 9 augustus 2023, in de zaak tussen PTO Heerenveen B.V. en Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân, wordt het verzoek van verzoekster om een proceskostenveroordeling beoordeeld. Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 13 juli 2023, maar trok haar verzoek in nadat verweerder had aangegeven de begunstigingstermijn te verlengen tot 7 augustus 2023. De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop verweerder instemde met de veroordeling.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe, waarbij hij uitlegt dat als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is verweerder tegemoetgekomen door de begunstigingstermijn te verlengen, wat voldoende reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen.

De proceskosten worden berekend op basis van de bijstand van de gemachtigde van verzoekster, die een proceshandeling heeft verricht door het indienen van een verzoekschrift. Dit levert één punt op met een waarde van € 837,-, wat betekent dat verweerder dit bedrag aan verzoekster moet vergoeden. De voorzieningenrechter beslist dat verweerder tot betaling van dit bedrag aan verzoekster wordt veroordeeld, en dat het griffierecht aan verzoekster wordt terugbetaald, aangezien de werking van het besluit van 13 juli 2023 is opgeschort totdat op het bezwaar is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2987

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 augustus 2023 in de zaak tussen

PTO Heerenveen B.V., uit Heerenveen, verzoekster

(gemachtigde: mr. R.J.A. Steenbergen),
en

Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân, verweerder

(gemachtigde: W. van Oosten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek tegen het besluit van verweerder van 13 juli 2023. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 juli 2023.
1.1.
Zij heeft het verzoek ingetrokken omdat verweerder heeft laten weten de begunstigingstermijn te verlengen tot 7 augustus 2023.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat ingestemd wordt met een proceskostenveroordeling.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is verweerder aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. Verweerder is met het verlengen van de begunstigingstermijn aan verzoekster tegemoetgekomen. Het uitgangspunt is dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoetkomt reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen. [4] Verzoekster heeft dan namelijk een reden gehad om het verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. [5] Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden.
4.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe.
Welke kosten dient verweerder te vergoeden?
5. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoekster heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 837,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die verweerder moet vergoeden € 837,- bedragen.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe. Omdat verweerder de werking van het besluit van 13 juli 2023 heeft opgeschort totdat op het bezwaar is beslist, betaalt de griffier het griffierecht aan verzoekster terug. [6]

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,- aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
4.Vergelijk CRvB 15 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3252.
5.Vergelijk ABRvS 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1930.
6.Dat staat in artikel 8:82, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb.