ECLI:NL:RBNNE:2023:3224

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
LEE 23/2815, LEE 23/2948, LEE 23/3027, LEE 23/3048 en LEE 23/3049
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen evenementenvergunning voor festival in Tytsjerksteradiel

Op 3 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een evenementenvergunning voor een festival in de gemeente Tytsjerksteradiel. De vergunning was verleend voor een festival dat plaatsvond van 23 tot en met 27 augustus 2023. Verzoekers, waaronder vier personen en een stichting, stelden dat de evenementenvergunning onrechtmatig was en dat er onaanvaardbare overlast te verwachten viel, met name op het gebied van geluid, natuur en openbare orde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoekers onvoldoende concreet hadden gemaakt dat de vergunning niet voldeed aan de vereisten en dat de aan de vergunning verbonden voorschriften voldoende waarborgen boden om overlast te voorkomen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat het geluidsniveau aan de normen voldeed en de vergunning niet in strijd was met het bestemmingsplan. De verzoeken werden afgewezen en de voorzieningenrechter benadrukte dat de beslissing voorlopig van aard was en geen invloed had op een eventueel bodemgeding. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/2815, LEE 23/2948, LEE 23/3027, LEE 23/3048 en LEE 23/3049

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoekster 1]uit [plaats], verzoekster 1, (LEE 23/2815)
2. [verzoeker 2],uit [plaats], verzoeker 2, (LEE 23/2948)
3. [verzoeker 3]uit [plaats], verzoeker 3, (LEE 23/3027)
4. [verzoekster 4]uit [plaats], verzoekster 4 (gemachtigde: mr. L.J. de Boer), (LEE 23/3048 en LEE 23/3049),
gezamenlijk aangeduid als verzoekers,
en
1. de burgemeester van de gemeente Tytsjerksteradielde burgemeester
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradielhet college
(gemachtigde: mr. L. Mathey).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [derde] uit [plaats] (derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen de evenementenvergunning die is verleend voor festival [festival] met muziek, workshops, markt en overnachting op camping [naam] aan de [adres] te [plaats]. Het betreft een vergunning op grond van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Tytsjerksteradiel 2021 (APV) voor de periode van 23 tot en met 27 augustus 2023. Het verzoek van verzoekster 4 ziet tevens op de toestemming incidentele festiviteit als bedoeld in artikel 4:3 van de APV.
1.1.
De burgemeester heeft de evenementenvergunning op 8 juni 2023 verleend en eveneens op 8 juni 2023 de toestemming incidentele festiviteit verzonden. Aan de evenementenvergunning en de toestemming incidentele festiviteit zijn voorschriften verbonden. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De burgemeester en het college hebben op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift. Derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 26 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens verzoekers: [naam] met [naam], [naam], [naam] en de gemachtigde van verzoekster 4 met [naam].
Namens de burgemeester en het college heeft deelgenomen: de gemachtigde met K. Hermsen en M. E. de Jong.
Namens derde-partij hebben [naam] en [naam] deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang bestaat bij de gevraagde voorziening. Derde-partij heeft op grond van de vergunning het recht om een evenement te organiseren van 23 tot en met 27 augustus 2023. Naar verwachting zal er op dat moment nog geen besluit zijn genomen op de bezwaren van verzoekers. Verzoekers hebben aangevoerd dat de evenementenvergunning en de toestemming onrechtmatig zijn en hebben ook gesteld overlast te verwachten van het evenement. Gelet hierop is het spoedeisende belang aanwezig.
Belanghebbende
4. De burgemeester heeft ter zitting gesteld dat verzoekster 1 niet heeft onderbouwd dat het belang dat verzoekster 1 statutair zich ten doel stelt te behartigen, rechtstreeks bij de evenementenvergunning met een openbare orde karakter betrokken is.
4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet op voorhand is uitgesloten dat verzoekster 1, gelet op haar statutaire doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden, een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt.
Uit artikel 2 van de stichtingsakte blijkt onder meer dat verzoekster 1 ten doel heeft om het duurzaam gebruik van natuur- en recreatiegebieden ten oosten van Leeuwarden te bevorderen en het gevraagd en ongevraagd adviseren van overheden, bedrijven en instellingen over duurzaam gebruik en beheer en het beperken van overlast voor flora en fauna. Verzoekster zet zich blijkens haar website ook in om het duurzame gebruik van Natura-2000 gebied de Groote Wielen te behouden en te bevorderen. De Groote Wielen ligt op ongeveer 300 meter afstand van het terrein waarop [festival] georganiseerd wordt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het beschermen van natuurwaarden in de Groote Wielen in vorengenoemde zin valt binnen de doelstelling van verzoekster. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan verzoekster 1 als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden aangemerkt waar het in dit geding gaat om het opkomen voor en beschermen van de natuurwaarden. Verzoekster 1 komt niet op voor de individuele belangen van omwonenden.
Ook de andere verzoekers kunnen, ondanks het feit dat zij op minstens 700 meter afstand wonen van de evenementenlocatie, naar verwachting gevolgen van enige betekenis ondervinden van het evenement.
Dit betekent dat de gronden van de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoekers inhoudelijk kunnen worden beoordeeld.
5. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of de bezwaren een redelijke kans van slagen hebben. Dat kan een reden zijn om de bestreden besluiten te schorsen. De voorzieningenrechter weegt ook de belangen van verzoekers die pleiten vóór het treffen van voorlopige voorzieningen en de belangen van de burgemeester, het college en derde-partij die pleiten tegen het treffen daarvan.
Geluid
6. Verzoekers voeren – samengevat - allemaal aan dat het bij de aanvraag gevoegde akoestisch onderzoek niet zorgvuldig zou zijn uitgevoerd en dat het evenement tot onacceptabele geluidsoverlast zal leiden voor omwonenden.
6.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat het verzoek van verzoekster 4 zich richt op de evenementenvergunning en de toestemming incidentele festiviteit. De evenementenvergunning en de toestemming hangen samen want in de evenementenvergunning wordt voor de beoordeling van de geluidssituatie verwezen naar de toestemming incidentele festiviteit.
6.1.1.
Anders dat verzoekster 4 meent, geeft de tekst van artikel 4:3 van de APV geen aanleiding voor het oordeel dat de festiviteitenregeling uit de APV niet bedoeld is voor een 5-daags evenement waarbij bezoekers overnachten. Artikel 4:3 van de APV staat het de inrichting toe om maximaal 12 dagen van de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit af te wijken. Dit artikel sluit niet uit dat meerdere dagen achter elkaar gebruik wordt gemaakt van deze uitzondering. Het organiseren van een festival valt binnen de in artikel 4:1 van de APV gegeven definitie van incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.
6.1.2.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de reactie van het college op de door derde-partij gedane melding als bedoeld in artikel 4:3 van de APV voor incidentele festiviteiten, geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het terrein waarop het evenement plaats vindt behoort tot een inrichting waarvoor geluidhinder wordt gereguleerd door de bepalingen uit Afdeling 2.8. Geluidhinder van het Activiteitenbesluit. Op grond van artikel 4:3 van de APV is het een inrichting toegestaan om maximaal 12 dagen of dagdelen per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen van de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit en artikel 5:4 van de APV, niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan. De melding is geen voorwaarde voor de gelding van de algemene regels uit de APV. Deze regels zijn zonder nader afwegingsmoment van toepassing. De melding heeft tot doel het bestuursorgaan in kennis te stellen van de voorgenomen activiteiten in verband met het houden van toezicht op de naleving van de algemene regels. De bevestiging van de melding van de burgemeester verschaft de melder het bewijs dat de melding heeft plaatsgevonden maar brengt geen rechtsgevolg met zich.
6.1.3.
Voor zover aan de toestemming incidentele festiviteit voorschriften zijn verbonden en de toestemming daardoor als besluit zou kunnen worden aangemerkt, constateert de voorzieningenrechter dat op grond van artikel 2.21, tweede lid van het Activiteitenbesluit, bij of krachtens gemeentelijke verordening voorwaarden kunnen worden verbonden aan de festiviteiten ter voorkoming of beperking van geluidhinder. Een dergelijke bepaling ontbreekt in de APV. Dit is op de zitting erkend door de burgemeester. Nu in de APV geen bevoegdheid tot het verbinden van voorwaarden aan festiviteiten is opgenomen, was de burgemeester niet bevoegd om aan de toestemming incidentele festiviteit voorschriften te verbinden.
Naar het voorlopig oordeel zal de toestemming incidentele festiviteit van 8 juni 2023 in bezwaar geen stand kunnen houden omdat de daaraan verbonden voorschriften, voor zover zij afwijken van artikel 4:3 van de APV onbevoegdelijk zijn gegeven.
De voorzieningenrechter merkt op dat degene die een rechtsmiddel heeft ingesteld, door de beslissing op het bezwaar in beginsel niet in een ongunstiger positie mag belanden dan waarin hij zou hebben verkeerd indien hij geen rechtsmiddel zou hebben aangewend. Verzoekster 4 zou in een ongunstigere positie kunnen komen als de voorwaarden die verbonden zijn aan de toestemming incidentele festiviteit, niet meer zouden zijn voorgeschreven voor derde-partij. Het college zal, voor zover de voorschriften in de acceptatie van de melding een hogere bescherming bieden dan artikel 4:3 van de APV, daar in de beslissing op het bezwaar van verzoekster 4, rekening mee moeten houden.
6.2.
Nu in de evenementenvergunning voor de beoordeling van de geluidssituatie wordt verwezen naar de toestemming incidentele festiviteit en die toestemming naar verwachting in bezwaar geen stand zal houden, is ook de evenementenvergunning gebrekkig gemotiveerd. Gelet daarop is de voorzieningenrechter bevoegd een voorziening te treffen. De vraag of een dergelijke voorziening gewenst is hangt mede af van of en in hoeverre geluidsnormen uit de toestemming incidentele festiviteit gehaald worden. Uit artikel 1:8 van de APV volgt immers dat de evenementenvergunning in ieder geval kan worden geweigerd in het belang van het voorkomen of beperken van overlast en de bescherming van het woon- en leefmilieu. De gebrekkige motivering van de geluidsgevolgen van het evenement, kan in bezwaar hersteld worden als de normen kunnen worden gehaald.
6.2.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 4:3 van de APV volgt dat bij incidentele festiviteiten het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting niet meer dan 70 dB(A) mag bedragen, gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter. Aan de evenementenvergunning ligt het Akoestisch onderzoek muziekgeluid Evenement '[festival] van dBBrothers ten grondslag. In het akoestisch onderzoek is conform het bepaalde uit 4:3 van de APV, uitgegaan van een equivalent geluidsniveau LAeq van niet meer 70 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter. Uit het akoestisch rapport blijkt dat aan die 70 dB(A) kan worden voldaan en dat er zelfs lagere waarden zijn berekend. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de burgemeester op die lagere waardes zal toezien en waar nodig handhaven.
6.2.2.
Deze voorlopige voorzieningenprocedure leent zich niet voor een uitgebreide beoordeling van het akoestisch rapport van dBBrothers. Wat er ook van het akoestisch rapport van dBBrothers zij, op voorhand is niet gebleken dat het rapport evident niet zou deugen. In het rapport wordt uitgegaan van het toepasselijke wettelijk kader. De stelling dat het rapport ontoereikend zou zijn omdat in het rapport wordt uitgegaan van een pannendak in plaats van een metalen dak op de loods waarin versterkte muziek wordt gedraaid, is ter zitting afdoende weerlegd. Er is sprake van een geïsoleerd metalen dak zodat op voorhand niet onaannemelijk is dat de isolatiewaarde van het metalen dak, vergelijkbaar is met de isolatiewaarde van het pannendak waar in het akoestisch rapport mee is gerekend.
In het rapport is voorts gerekend met een altijd geopende deur bij de mainstage (0 dB isolatie) terwijl op grond van artikel 4:3 van de APV ramen en deuren gesloten moeten blijven bij het ten gehore brengen van muziekgeluid. Nu ter zitting is gebleken dat het open staan van die deur niet noodzakelijk is en meestal gesloten zal zijn en in het rapport daarnaast geen rekening is gehouden met de isolatiemuur die derde-partij gaat aanbrengen aan de noordzijde van de loods, gaat de voorzieningenrechter er niet van uit dat de daadwerkelijke geluidsuitstraling van de loods fors hoger zal zijn dan is berekend.
De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat het geluidsniveau in de kas, waar ook versterkte muziek zal worden gedraaid, ondanks de beperkte isolatiewaarde van de glazen wanden tot een grotere belasting zal leiden dan de geluidsbelasting veroorzaakt door de loods.
6.2.3.
Ter zitting is met de gemachtigden van verzoekster 4 besproken dat verzoekster 4 buitengewoon gevoelig is voor geluid en daardoor in een psychose kan raken. De sterkte van het geluid is daarbij bepalend. De voorzieningenrechter constateert dat derde-partij in het akoestisch rapport expliciet de gevolgen van het geluid op de gevel van de woning van verzoekster heeft laten doorrekenen op 1,5 meter hoogte en op 5 meter hoogte, de hoogte van de slaapkamer. Berekend is dat de bijdrage van de mainstage in de loods op de gevel van de woning op 1,5 meter hoogte, inclusief meteocorrectieterm, 38 dB(A) is. De bijdrage van de chillstage in de kas is berekend op 14 dB(A). De berekende waardes op de gevel van verzoekster 4 zijn ruimschoots onder het equivalent geluidsniveau LAeq van niet meer 70 dB(A) uit de APV en zijn ook lager dan het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau dat voor de reguliere bedrijfsvoering van de inrichting geldt op grond van het Activiteitenbesluit. De berekende waardes zijn daarmee dusdanig laag dat de bijdrage van het evenement zich niet zal onderscheiden van normaal geluid.
De voorzieningenrechter begrijpt de zorgen van de gemachtigden van verzoekster 4. Door de burgemeester is aangegeven dat zowel bij de soundcheck als bij de metingen gedurende het evenement, ook bij de gevel van verzoekster 4 zal worden gemeten. Ook is aangegeven dat, mocht er sprake zijn van een overschrijding, daarop zal worden geacteerd door de toezichthouders. Derde-partij heeft aangegeven ook zelf metingen te verrichten en waar nodig de geluidsniveaus in de loods aan te passen.
6.2.4.
Tegen deze achtergrond verwacht de voorzieningenrechter dat het geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit in de bezwaarfase kan worden hersteld en bij de woningen van verzoekers naar verwachting voldaan kan worden aan de normen zodat er geen aanleiding is om een voorziening te treffen vanwege het aspect geluid.
Bestemmingsplan
7. Verzoekers voeren – samengevat – allemaal aan dat het evenement in strijd met het bestemmingsplan is. Verzoekster 1 is van mening dat in de evenementenvergunning ook een weigering van het college om het strijdige gebruik toe te staan is opgenomen. Verzoekers 2 en 3 zijn van mening dat er een omgevingsvergunning had moeten worden aangevraagd. Verzoekster 4 meent dat, nu de activiteit de activiteit niet planologisch kan worden toegestaan, er sprake is van strijdigheid met het Evenementenbeleid Tytsjerksteradiel 2017.
7.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de bezwaargrond dat een omgevingsvergunning om het vermeende strijdige gebruik toe te staan ontbreekt, niet kan slagen. In deze procedure staat de evenementenvergunning en de toestemming incidentele festiviteit ter discussie. Anders dan verzoekster 1 meent, was op het moment van besluitvorming, geen aanvraag om omgevingsvergunning voor strijdig gebruik ingediend en in de evenementenvergunning is dan ook geen (impliciete) weigering van een omgevingsvergunning opgenomen. Dat derde-partij op maandag 24 juli 2023 een aanvraag om omgevingsvergunning heeft ingediend en deze op dinsdag 25 juli 2023 weer heeft ingetrokken, doet daar niet aan af omdat de bestreden evenementenvergunning dateert van 8 juni 2023.
7.1.1.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat de weigeringsgronden voor de evenementenvergunning in artikel 1:8 van de APV staan. Het ontbreken van een omgevingsvergunning of de strijdigheid met het bestemmingsplan staan daar niet genoemd als weigeringsgrond. Volgens vaste rechtspraak [1] kunnen louter ruimtelijke belangen ook niet aan verlening van de evenementenvergunningen in de weg staan. Het ontbreken van een aanvraag om omgevingsvergunning, staat dan ook niet aan verlening van de evenementenvergunning in de weg.
7.1.2.
Dat in een omgevingsvergunning moet worden beoordeeld of voor de aangevraagde activiteit ook een toestemming in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) nodig is, zoals door verzoekster 1 gesteld wordt, kan niet in het kader van deze procedure worden beoordeeld omdat niet een omgevingsvergunning maar de verleende evenementenvergunning voor ligt ter toetsing.
7.1.3.
Anders dan verzoekster 4 meent, volgt de bevoegdheid om een evenementenvergunning te weigeren vanwege strijdigheid met het bestemmingsplan, niet uit het Evenementenbeleid Tytsjerksteradiel 2017. In de paragraaf Vooruitblik nieuwe Omgevingswet (2019) staat dat “
uit recente jurisprudentie blijkt dat evenementen ook planologisch goed geborgd moeten worden. De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State stelt als hoofdregel dat een evenement pas door kan gaan als deze planologisch ook kan worden toegestaan. De enige uitzondering is als het evenement kan worden aangemerkt als ‘kortdurend en incidenteel’, maar hiervan is niet snel sprake. Dat betekent dus dat er óf in het geldende bestemmingsplan een regeling over evenementen moeten worden opgenomen óf er een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan moet worden verleend.”
Uit deze paragraaf volgt niet dat de evenementenvergunning kan worden geweigerd als het evenement in strijd is met het bestemmingsplan.
De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit op dit punt geen stand kan houden.
Overige overlast
8. Verzoekers 2 en 3 voeren ook aan dat het parkeren en verkeer zal leiden tot overlast. Zij vrezen ook lichthinder, overlast van zwerfaval en hinder door het gebruik van verdovende middelen door bezoekers van het evenement.
8.1.
Uit de verleende evenementenvergunning en het draaiboek blijkt dat het terrein waarop het evenement gehouden wordt, goed bereikbaar is via de hoofdwegen. De aanvoerroute loopt vanaf de [straatnaam] via de [straatnaam] naar de [straatnaam]. De afvoerroute loopt via de [straatnaam] richting de dorpskern van [plaats]. Derde-partij heeft op de zitting aangegeven borden te plaatsen om de verkeerstroom te begeleiden. Omdat verzoekers 2 en 3 niet direct aan de aan- en afvoerroute wonen is het niet waarschijnlijk dat het evenement leidt tot veel extra verkeer voor de woning van verzoekers 2 en 3. Het enkele feit dat enkele bezoekers mogelijk verkeerd rijden, brengt niet mee dat er sprake is van hinder of gevaarlijke situaties.
Uit de verleende evenementenvergunning en het draaiboek blijkt ook dat het terrein goed bereikbaar is voor de hulpdiensten. Op de zitting heeft derde-partij aangegeven afstemming te hebben gehad met de veiligheidsregio.
Verder zijn aan de verleende evenementenvergunning voorschriften verbonden om de omgeving schoon te houden en schoon achter te laten en zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot verdovende middelen. Er zal ook een speciaal team van Psycare aanwezig zijn die gespecialiseerd zijn in hulpverlening rond het gebruik van psychoactieve middelen. Verzoekers hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende concreet gemaakt dat de in de vergunning opgenomen voorschriften onvoldoende waarborgen bieden om onaanvaardbare aantasting van de openbare orde te voorkomen. De voorzieningenrechter ziet dan ook op voorhand geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit op dit punt geen stand kan houden of een voorlopige voorziening te treffen.
Natuur
9. Verzoeksters 1 en 4 en verzoeker 2 voeren -samengevat- aan dat de dieren en de natuur in [plaats] en de directe omgeving, bescherming verdienen tegen geluid-, licht- en geurhinder veroorzaakt door het evenement.
9.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat in artikel 1.8, eerste lid, van de APV het belang van de bescherming van de natuur niet is opgenomen als weigeringsgrond. Door middel van de evenementenvergunning wordt beoogd de belangen van de openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu te beschermen. Het belang bij het beschermen van de natuur (zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming) heeft onvoldoende relatie heeft met de openbare orde, volksgezondheid en milieu. Eventuele aantasting van gebieden en/of soorten kan daarom niet leiden tot het weigeren van een evenementenvergunning dan wel het verbieden van het evenement. De bescherming van gebieden en soorten is uitputtend en exclusief geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). In de Wnb is het college van gedeputeerde staten als bevoegd gezag aangewezen, en niet de burgemeester of het college [2] .
Dat in artikel 1:8, eerste lid, aanhef en onder f van de APV het karakter van de locatie ook is opgenomen als weigeringsgrond doet daar niet aan af. Wat er ook zij van die weigeringsgrond, het opnemen van die weigeringsgrond in de APV kan de hogere regelgeving van de Wnb niet doorkruizen.
De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit vanwege de gronden die zien op natuurbescherming geen stand kan houden.
Overige gronden
10. Voor zover er procedurele fouten zijn gemaakt bij het ter inzage leggen van de stukken, is niet uitgesloten dat de gebreken in de besluitvorming in bezwaar kunnen worden hersteld.
Voor zover de bezwaargronden van verzoeker 2 zien op de ontheffing die door het college is verleend op grond van 4:18 van de APV, valt dat buiten het bestek van deze procedure over de evenementenvergunning ex artikel 2:25 van de APV en de toestemming incidentele festiviteit ex artikel 4:3 van de APV. Ook de bezwaargronden van verzoekster 4 die zien op strijdigheid met de Zondagswet, vallen buiten het bestek van deze procedure.
Uit de bestreden evenementenvergunning blijkt dat de burgemeester de belangen die een rol spelen in het kader van de openbare orde, heef betrokken bij de besluitvorming. De door verzoekers ingediende overige gronden geven geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, nu die gronden naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende reden zijn om aan te nemen dat de evenementenvergunning in bezwaar geen stand houdt.
Handhaving
11. Voor zover verzoekers vrezen dat niet zal worden toegezien en niet handhavend zal worden opgetreden bij overtreding, valt dat buiten het bestek van deze procedure. Deze procedure gaat alleen over de vraag of de vergunning terecht is verleend en niet over de vraag of de daaraan verbonden voorschriften in de praktijk worden nageleefd. Ter zitting heeft de burgemeester toegezegd dat er een poule van eigen medewerkers en politiemedewerkers tijdens het evenement beschikbaar is om toe te zien en waar nodig handhaving in te zetten.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op [3 augustus 2023].
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Waaronder ABRvS 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2028
2.Vergelijk de uitspraken van rechtbank Gelderland van 19 december 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:5941 en de uitspraak van rechtbank Overijssel van 21 februari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:631.