ECLI:NL:RBNNE:2023:3147

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
LEE 21/3051
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om tegemoetkoming in planschade als gevolg van bestemmingsplan voor windpark

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 26 juli 2023, wordt het beroep van HiNerg B.V. en een eiser tegen de afwijzing van hun verzoek om tegemoetkoming in planschade behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep van de eiser niet-ontvankelijk is, omdat zijn naam niet in het beroepschrift was vermeld voor afloop van de beroepstermijn. Het beroep van HiNerg B.V. wordt ongegrond verklaard. De rechtbank stelt vast dat de eisers schade claimen als gevolg van het bestemmingsplan 'Delfzijl Windpark Zuid, herziening 2018', dat hen zou beletten om grotere windturbines te plaatsen. De rechtbank overweegt dat de eisers geen onomkeerbare investeringen hebben gedaan die een uitzondering op de hoofdregel rechtvaardigen dat gemist voordeel van nog niet aangevangen bedrijfsvoering niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat bij inkomensderving als gevolg van een bestemmingsplan, de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt als de aanvrager op de peildatum nog geen aanvang heeft gemaakt met de bedrijfsvoering. De rechtbank concludeert dat de eisers geen recht hebben op planschadevergoeding, omdat zij geen relevante investeringen hebben gedaan en het verlies van tijdelijk voordeel niet voor vergoeding in aanmerking komt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3051

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 juli 2023 in de zaak tussen

HiNerg B.V., statutair gevestigd te Breda, eiseres

(gemachtigde: mr. K. Timmer)

[eiser] , uit Midlaren, eiser, hierna samen aangeduid als eisers

(gemachtigde: mr. K. Timmer)
en

het college van burgemeester en wethouders van Eemsdelta, verweerder

(gemachtigden: R.P. Kamstra en mr. M.J.F. Nuijens)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van het verzoek om tegemoetkoming in planschade inzake de besluiten gedateerd 3 mei 2017 (voorbereidingsbesluit) en 19 juli 2018 (vaststellingsbesluit bestemmingsplan “Delfzijl Windpark Zuid, herziening 2018”).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 18 december 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 juli 2021 heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard. Dat is conform het advies van de commissie bezwaarschriften algemene zaken van de gemeente Eemsdelta (de commissie).
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Een enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep op 13 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres vertegenwoordigd door haar gemachtigde, eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigden van verweerder. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.4.
Bij brief van 2 januari 2023 is aan partijen meegedeeld dat is besloten het onderzoek te heropenen en de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer.
Partijen zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord. Geen van de partijen heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. De rechtbank heeft bepaald dat de nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft opstalrechten op de kadastrale percelen Delfzijl, sectie O, nummers 639 en 661. Eiser heeft opstalrechten op de kadastrale percelen Delfzijl, sectie O, nummers 841, 852, 857 en 870.
3. Met het besluit van 19 juli 2018 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Delfzijl het bestemmingsplan “Delfzijl Windpark Zuid, herziening 2018” vastgesteld.
4. Eisers hebben verzocht om tegemoetkoming in planschade. De schadeoorzaak is door hen als volgt beschreven:
“De schadeoorzaak betreft een voorbereidingsbesluit van 3 mei 2017, alsmede het daaropvolgende besluit van 19 juli 2018 waarmee de gemeenteraad het bestemmingsplan “Delfzijl Windpark Zuid, herziening 2018” (hierna: het bestemmingsplan) heeft vastgesteld. Het bestemmingsplan is met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 6 maart 2019 onherroepelijk geworden.”
4.1.
Eisers geven aan dat zij als gevolg van deze schadeoorzaken hun windturbines niet meer kunnen vervangen door substantieel grotere windturbines. Zij verzoeken verweerder de inkomensschade en waardedaling als gevolg daarvan als planschade te vergoeden.
5. Verweerder heeft Langhout & Wiarda verzocht een deskundigenadvies op te stellen. Het adviesrapport van Langhout & Wiarda is gedateerd 2 december 2020. Verweerder is geadviseerd de aanvraag van eisers ontvankelijk te verklaren maar af te wijzen.
5.1.
Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om nadeelcompensatie afgewezen, onder verwijzing naar de rapportage gedateerd 2 december 2020.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder conform het advies van de commissie het bezwaar ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of verweerder het verzoek om vergoeding van planschade terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
8. De rechtbank zal het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaren. Zij zal het beroep van eiseres ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
8.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
9. De rechtbank gaat uit van het volgende.
9.1.
Eiseres ontwikkelt en exploiteert windturbine-energieparken. Eiseres en eiser beschikken over de hiervoor onder 2. genoemde opstalrechten op een aantal percelen binnen het grondgebied van het huidige Windpark Delfzijl Zuid. Dat windpark ligt aan de oostzijde van de provinciale weg N362, ter hoogte van de Kloosterlaan, in de gemeente Eemsdelta. Op enkele van die percelen bevinden zich windturbines. De windturbines van het Windpark Delfzijl-Zuid hebben een ashoogte van 85 meter en een tiphoogte van 120 meter.
Is eiser ontvankelijk in zijn beroep?
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is omdat niet namens hem beroep is ingesteld.
11. Eiser stelt dat het pro forma beroepschrift een kennelijke verschrijving bevat. Volgens hem is het beroep mede ingesteld door hem.
11.1.
De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingesteld door eiseres en dat de naam van eiser niet is genoemd in het beroepschrift. Eerst in de gronden van beroep, gedateerd 12 november 2021 is de naam van eiser vermeld als partij, naast HiNerg B.V. Ter zitting is namens eiser te kennen gegeven dat sprake is van een kennelijke vergissing en dat is bedoeld beroep in te stellen zowel namens HiNerg B.V. als eiser.
11.2.
De regeling met betrekking tot de beroepstermijn, neergelegd in artikel 8:1, gelezen in samenhang met de artikelen 6:7 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), brengt met zich dat de identiteit van degenen namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn. Aan dat vereiste is in dit geval niet voldaan, omdat eerst na het aflopen van de beroepstermijn eiser is vermeld als belanghebbende. In het beroepschrift is hij niet genoemd. Het beroepschrift is naar het oordeel van de rechtbank uitsluitend ingediend namens HiNerg B.V. [1] Het beroep voor zover ingesteld door eiser is daarom niet-ontvankelijk.
De omvang van het geding
12. De rechtbank stelt vast dat eiseres uitsluitend belanghebbende is ten aanzien van het recht van opstal verleend op de hiervoor onder 2. genoemde kadastrale percelen met nummers 639 en 661.
13. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen uitsluitend in geschil is of verweerder, als gevolg van het bestemmingsplan “Delfzijl Windpark Zuid, herziening 2018” een tegemoetkoming in planschade zou moeten betalen.
13.1.
Het gaat dan in het bijzonder om de planregeling die bepaalt dat de rotordiameter en de ashoogte van de windturbines in het windpark, alsmede de uiterlijke verschijningsvorm van de gondels en de windturbines, hetzelfde dienen te zijn. Het voordien geldende bestemmingsplan “Buitengebied Zuid” kende geen uniformiteitseis. Het daarvoor geldende bestemmingsplan “Windmolenpark” kende wel een uniformiteitseis ten aanzien van windturbines.
14. De rechtbank is van oordeel dat als peildatum voor de gestelde planschade 6 september 2018 geldt; de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Delfzijl Windpark Zuid, herziening 2018”.
Heeft eiseres planschade geleden die voor vergoeding in aanmerking komt?
15. Het college heeft aan het bestreden besluit (mede) ten grondslag gelegd dat eiseres op de peildatum nog geen aanvang had gemaakt met de bedrijfsvoering.
16. Eiseres stelt dat het feit dat de feitelijke exploitatie van de nieuwe, opgeschaalde, windturbines op de peildatum nog niet was aangevangen, haar niet kan worden tegengeworpen.
16.1.
Zij voert aan dat zij na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Buitengebied-Zuid” heeft getracht gebruik te maken van de mogelijkheden die dit bestemmingsplan bood. Zij kon van die mogelijkheden echter geen gebruik maken, zonder een daaraan voorafgaande vergunning van het college. Eiseres stelt daarom vanaf februari 2017 in gesprek te zijn geweest met de gemeente over de plannen om haar windturbines op te schalen. Zij voert aan haar plan op 16 februari 2017 schriftelijk aan de gemeente te hebben gepresenteerd en dat zij gevraagd heeft of een en ander ter plaatse mogelijk was. Volgens eisers is haar daarop, met verwijzing naar het bestemmingsplan, te kennen gegeven dat het mogelijk is turbines te plaatsen met een ashoogte van 85 meter en een wieklengte van twee derde (2/3) van de ashoogte. Op basis daarvan heeft eiseres het bedrijf Pondera opdracht gegeven een vergunningaanvraag voor te bereiden. Pondera is daartoe overgegaan en heeft daarvoor de nodige kosten gemaakt. Aangezien verweerder heeft opgemerkt dat de gestelde investeringen niet met stukken zijn onderbouwd, heeft eiseres als bijlage bij de gronden van haar beroep enkele bewijsstukken overgelegd.
16.2.
Eiseres verbindt daaraan de conclusie dat zij er alles aan heeft gedaan om aan te vangen met de exploitatie. Nadat men bij de gemeente bekend werd met de plannen van eiseres, heeft de raad een voorbereidingsbesluit genomen. Als gevolg daarvan kon er geen omgevingsvergunning meer worden verleend voor het opschalen van windturbines. De raad heeft eiseres volgens haar daarmee bewust een hak gezet. Dat met de exploitatie van de nieuwe windturbines geen aanvang is genomen, is derhalve volledig te wijten aan de gemeente en kan eiseres niet worden tegengeworpen, aldus eiseres. Zelfs als dat anders zou zijn, kan dat volgens eiseres niet leiden tot de conclusie dat inkomensschade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Uit het voorgaande volgt volgens eiseres dat zij reeds voor de peildatum onomkeerbare investeringen heeft gedaan door kosten te maken ten behoeve van de vergunningaanvraag, zodat een uitzondering op de regeling moet worden gemaakt. Het college is ten onrechte tot de conclusie gekomen dat inkomensschade niet voor vergoeding in aanmerking komt, aldus eiseres.
Inkomensschade
16.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres op de peildatum de opgeschaalde turbines die het bestemmingsplan “Buitengebied Zuid” toeliet nog niet exploiteerde. De rechtbank volgt verweerder dat sprake is van een situatie dat daarmee op het peilmoment nog geen aanvang was genomen met de onder het gewijzigde planologische regime toegelaten bedrijfsactiviteiten. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) geldt bij inkomensderving die bestaat uit gemist voordeel van op de peildatum nog niet aangevangen bedrijfsvoering als uitgangspunt dat die schade niet voor tegemoetkoming in aanmerking komt. Een uitzondering op de regel wordt gemaakt in het geval de aanvrager op de peildatum al onomkeerbare investeringen heeft gedaan. [2] Ten aanzien van die investeringen is de rechtbank van oordeel dat die moeten zijn gedaan om het gebruik dat het schadeveroorzakend besluit niet langer toestaat te verwezenlijken. De kosten die eiseres aangeeft te hebben gemaakt voor het inschakelen van Pondera zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als onomkeerbare investeringen die maken dat een uitzondering moet worden gemaakt op de hiervoor genoemde rechtsregel. De rechtbank komt tot de slotsom dat niet is gebleken van relevante investeringen. Ook in wat eiseres verder heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder aanleiding had moeten zien om planschade toe te kennen voor de gestelde gederfde inkomsten van de nog niet aangevangen bedrijfsvoering.
Tijdelijk voordeel
17. Verder heeft verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Buitengebied Zuid” een tijdelijk voordeel heeft gekregen dat niet voor vergoeding als planschade in aanmerking komt.
17.1.
Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte aanneemt dat in dit geval sprake is van verlies van een tijdelijk voordeel dat niet voor vergoeding in aanmerking komt. Zij voert aan dat de door verweerder aangehaalde uitspraak van de AbRvS van 4 december 2019 niet op de onderhavige kwestie kan worden toegepast. [3] In de zaak die daar aan de orde was, kreeg de aanvrager ná verkrijgen van het perceel (in 1980), middels een herziening van het op dat moment vigerende bestemmingsplan, een bouwmogelijkheid voor een vrijstaande woning op zijn perceel (in 1988) die door de inwerkingtreding van een daaropvolgend bestemmingsplan (in 2013) kwam te vervallen. Tussen het moment van verkrijging en het moment waarop de gunstige planologische maatregel verviel, zat één (herzien) planologisch regime die de voor de eigenaar gunstige planologische maatregel mogelijk maakte.
17.2.
In dit geval ligt dat anders, aldus eiseres. Zij stelt, door middel van een koopovereenkomst van 13 december 1999, een recht van opstal te hebben verkregen. Op dat moment was er nog geen bestemmingsplan dat de oprichting van windmolens mogelijk maakte. Eiseres heeft die gronden echter gekocht, en bij de verkoop daarvan een opstalrecht bedongen, met de intentie om op die gronden een windpark op te richten. Enkele jaren nadien is het bestemmingsplan ‘Windmolenpark’ in werking getreden. Daarna is het bestemmingsplan ‘Buitengebied-Zuid’ in werking getreden en vervolgens nog het (schadeveroorzakende) bestemmingsplan ‘Delfzijl Windpark Zuid, herziening 2018’. Eiseres wijst erop dat na het moment van de investering nog drie nieuwe bestemmingsplannen zijn vastgesteld. Anders dan bij de casus uit voorgaande uitspraak van de AbRvS het geval was, zit er in dit geval nog een extra schakel (een extra bestemmingsplan) tussen het moment van de investeringsbeslissing (in het geval van die uitspraak: de eigendomsverkrijging) en het moment waarop het bestemmingsplan met daarin de planologische verbetering in werking trad. In dat opzicht verschilt deze kwestie volgens eiseres wezenlijk van de kwestie in voornoemde uitspraak.
17.3.
Anders dan verweerder lijkt te menen, kan uit voornoemde uitspraak volgens eiseres niet worden geconcludeerd dat bij ieder planologisch voordeel, dat op enig moment weer vervalt, geen aanspraak meer bestaat op planschade. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat een eigenaar die grond verwerft waarop (nog) geen ontwikkeling mogelijk is, nimmer aanspraak kan maken op planschade, omdat iedere planologische mogelijkheid die vervolgens ontstaat en nadien weer vervalt of wordt ingeperkt, kan worden gekwalificeerd als een tijdelijk voordeel in de zin van voornoemde uitspraak, aldus eiseres. Dat is volgens eiseres niet in lijn met het doel en de strekking van die uitspraak. Bovendien is iedere planologische mogelijkheid in beginsel tijdelijk, en levert ten opzichte van een willekeurig plan in het (verre) verleden vermoedelijk ook een voordeel op, waardoor, als de hiervoor genoemde lijn wordt doorgetrokken, in bijna geen geval meer aanspraak zou bestaan op planschade. Dat kan niet de bedoeling zijn geweest van de ABRvS, aldus eiseres.
17.4.
De uitspraak van de AbRvS moet volgens eiseres daarom worden toegepast op situaties zoals genoemd in die casus, waarbij tussen het moment van de investeringsbeslissing casu quo de verkrijging en het moment waarop de gunstige planologische maatregel vervalt, één planologisch regime is vastgesteld die de voor de eigenaar [de rechtbank leest: gunstigere] planologische maatregel mogelijk maakte. Dat is hier niet aan de orde. Reeds om die reden kan die uitspraak volgens eiseres niet één-op-één worden toegepast op deze kwestie.
17.5.
Eiseres voert verder aan dat de uitspraak van de AbRvS lijkt te zijn ingegeven vanuit de gedachte van passieve risicoaanvaarding. In die casus was immers sprake van een situatie waarin een eigenaar gedurende een periode van (maar liefst) 25 jaar had stilgezeten door geen concrete poging te doen om gebruik te maken van de mogelijkheid tot het oprichten van een vrijstaande woning op zijn perceel. Daardoor heeft hij het risico op verwezenlijking van planologisch nadeel passief aanvaard. Ook in dat opzicht verschilt de casus uit die uitspraak volgens eiseres wezenlijk van de onderhavige. Na inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Buitengebied-Zuid” heeft eiseres getracht gebruik te maken van de mogelijkheden die het bestemmingsplan “Buitengebied-Zuid” haar bood.
18. De rechtbank volgt verweerder dat in dit geval sprake is van het verlies van tijdelijk voordeel dat niet voor vergoeding als planschade in aanmerking komt. De rechtbank is van oordeel dat de jurisprudentie over tijdelijk voordeel onverkort van toepassing is. Eiseres heeft met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Buitengebied Zuid” een voordeel gekregen dat zij onder de werking van de voordien geldende bestemmingsplannen niet had. Onder de werking van het bestemmingsplan “Windmolenpark” gold een uniformiteitseis en op grond van het daarvoor geldende bestemmingsplan was de plaatsing van windturbines in het geheel niet toegelaten. Alleen ten tijde van het bestemmingsplan “Buitengebied Zuid” was het oprichten van windturbines mogelijk en gold daarbij geen uniformiteitseis. Het opstalrecht van eiseres is gevestigd voorafgaand aan de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Buitengebied Zuid” waaruit het tijdelijk voordeel voor eiseres voortvloeide. Bij het bepalen van de tegemoetkoming in planschade wordt in beginsel geen rekening gehouden met een voor de aanvrager, in vergelijking met het ten tijde van de verkrijging van een zakelijk recht op een onroerende zaak geldende planologische regime, voordelige, na de datum van verwerving daarvan door de aanvrager in werking getreden, wijziging van het planologisch regime, die ongedaan wordt gemaakt door het beweerdelijk schade veroorzakende besluit.
18.1.
In wat eiseres heeft aangevoerd bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding voor het maken van een uitzondering op de hoofdregel. Het aantal wijzigingen in het planologisch regime is daarbij niet relevant, veeleer is van belang of er sprake is van een op enig moment na verwerving van een zakelijk recht ontstaan tijdelijk voordeel dat vervolgens weer teniet wordt gedaan. [4] En daarvan is volgens de rechtbank in dit geval sprake.
18.2.
Ook de stelling van eiseres dat, anders dan het geval was in de uitspraak van de AbRvS van 4 september 2019, zij niet zou hebben stilgezeten en heeft geprobeerd de planologische mogelijkheden te benutten, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de uitspraak van de AbRvS van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:570 volgt dat de gevolgen van het mislukken van een poging om het voordeel van een bestemmingsplan te gelde te maken, in beginsel voor rekening van eiseres komen. Het betoog faalt.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dat betekent dat het besluit om aan eisers geen vergoeding voor planschade toe te kennen in stand blijft.
20. Omdat de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk zal verklaren krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
21. Omdat de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond zal verklaren krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ingediend door [eiser] niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep ingediend door HiNerg B.V. ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, voorzitter, en mrs. E.M. Visser en E. Hardenberg, leden, in aanwezigheid van mr. D.H. ter Beek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 6.1
1. Burgemeester en wethouders kennen degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
2. Een oorzaak als bedoeld in het eerste lid is:
een bepaling van een bestemmingsplan […]
Artikel 6.2
1. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager.
2. In ieder geval blijft voor rekening van de aanvrager:
a. van schade in de vorm van een inkomensderving: een gedeelte gelijk aan twee procent van het inkomen onmiddellijk voor het ontstaan van de schade; […]
Artikel 6.3
Met betrekking tot de voor tegemoetkoming in aanmerking komende schade betrekken burgemeester en wethouders bij hun beslissing op de aanvraag in ieder geval:
a. de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak;
b. de mogelijkheden van de aanvrager om de schade te voorkomen of te beperken.
Bestemmingsplan Gemeente Delfzijl “WINDMOLENPARK”
artikel II.6
In aansluiting op artikel 5, lid 2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied, deelgebied Midden' worden de leden 3 en 4 toegevoegd:
3. Voor zoveel nodig in afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2 is op de daarvoor op de herzieningskaart aangegeven gronden met de aanduiding “WINDMOLENPARK” het oprichten en in werking brengen c.q. houden van windmolens toegestaan alsmede de realisatie van de daarbij behorende werken en werkzaamheden met inachtneming van de volgende regels:
a. op de gronden met de aanduiding “WINDMOLENPARK” zijn slechts windmolens toegestaan van één en hetzelfde type;
b. de ashoogte van de te plaatsen windmolens mag niet meer bedragen dan 85 meter;
c. de afstand van enige windmolen tot de verharding van de Warvenweg dient ten minste 50 meter te bedragen;
d. […]
e. de plaatsing van een windmolen dient te geschieden overeenkomst de in bijlage VI: “Kaartcoördinaten windmolens”, die deel uitmaakt van de voorschriften, vermelde kaartcoördinaten volgens het rijksdriehoekstelsel [sic]; op de plankaart zijn deze coördinaten aangegeven met de indicatie windmolen.
4. […]
Bestemmingsplan “Delfzijl – Buitengebied-Zuid” (NL.IMRO.0010.06BP-VG02)
Artikel 39: Algemene aanduidingsregels
39.1-39.4 […]
39.5
windturbine
39.5.1.
Aanduidingsomschrijving
De voor 'windturbine' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor windturbines.
39.5.2.
Bouwregels
Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels:
 de ashoogte en wieklengte van een windturbine zal ten hoogste de bestaande ashoogte bedragen, waarbij de wieklengte maximaal 2/3 van de bestaande ashoogte zal bedragen;
39.5.3.
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding "windturbine” ter plaatse wordt verwijderd en op een andere plek weer wordt aangebracht, mits:
de bevoegdheid uitsluitend wordt toegepast voor de verplaatsing van een reeds op de verbeelding opgenomen aanduiding "windturbine" naar een plaats binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak, waarbij de mast binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak wordt gebouwd;
de bestaande aanduiding "windturbine" wordt verwijderd en elders de aanduiding "windturbine" wordt aangebracht;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke waarden, archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
39.6
windturbinepark
39.6.1.
Aanduidingsomschrijving
De voor 'windturbine' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor windturbines.
39.6.2.
Bouwregels
Voor het bouwen van windturbinepark gelden de volgende regels:
een windturbinepark zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'windturbinepark';
de ashoogte van een windturbine zal ten hoogste de bestaande ashoogte bedragen, waarbij de wieklengte ten hoogste 2/3 van de ashoogte bedraagt.
Bestemmingsplan “Delfzijl Windpark Zuid, herziening 2018” (NL.IMRO.0010.42BP-VG01)
Artikel 2 Afstemmingsbepaling
De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied-Zuid' met identificatienummer NL.IMRO.0010.06BP-VG02, vastgesteld op 19 december 2013 en het herstelbesluit met identificatienummer NL.IMRO.0010.06BPHERZ2015-VG01, vastgesteld op 19 november 2015, blijven volledig van toepassing, met dien verstande dat deze als volgt worden aangevuld:
Toegevoegd worden:
a. aan artikel 1 een definitie:
1.44a gondel
de behuizing van de rotoras, generator of tandwielkast van een windturbine;
in de bouwregels van artikel 39.6.2 een sub c:
c. ter plaatse van de aanduiding ''overige zone - windturbinepark'' dienen de rotordiameter en de ashoogte van de windturbines in het windturbinepark, alsmede de uiterlijke verschijningsvorm van de gondels en de windturbines hetzelfde te zijn;

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS, ECLI:NL:RVS:2020:2313 r.o. 8.1.
2.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRvS van 23 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1621.
3.Uitspraak van de AbRvS van 4 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4086.
4.Vergelijk rov. 6.2. van de uitspraak van de AbRvS van 4 december 2019 en de uitspraak van 16 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3295.