ECLI:NL:RBNNE:2023:3145

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
LEE 22/3187
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek om verkeersbesluit tot instellen van een parkeerverbod in de Stroetweg te Emmen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 27 juli 2023, wordt het beroep van omwonenden van de Stroetweg in Emmen beoordeeld. De eisers, die allen uit Emmen komen, hebben het college van burgemeester en wethouders verzocht om een verkeersbesluit te nemen voor het instellen van een parkeerverbod in de Stroetweg. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van zorgen over de verkeersveiligheid en de onoverzichtelijke situaties die ontstaan door het parkeren in de berm. Het college heeft het verzoek afgewezen, maar heeft wel een eenrichtingsverkeer ingesteld voor de Stroetweg. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte een deel van de bezwaarmakers niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat hun belangen zich in voldoende mate onderscheiden van die van andere weggebruikers. Het beroep is in dat opzicht gegrond.

De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen parkeerverbod in te stellen. De rechtbank wijst erop dat het college beoordelingsruimte heeft bij het nemen van verkeersbesluiten en dat de belangenafweging die het college heeft gemaakt, kan doorstaan. De rechtbank concludeert dat de overlast van het parkeren in de berm niet voldoende is om een parkeerverbod te rechtvaardigen, vooral omdat het college al maatregelen heeft genomen om de verkeersveiligheid te verbeteren.

Uiteindelijk wordt het bestreden besluit vernietigd voor zover het de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren van enkele bezwaarmakers betreft, maar het beroep van de eisers is voor het overige ongegrond. De eisers krijgen het betaalde griffierecht terug, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3187

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser 1],

[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5],
[eiser 6],
[eiser 7],
[eiser 8],
[eiser 9],
allen uit Emmen, eisers
(gemachtigde. [eiser 1]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, verweerder,

(gemachtigden: B. Neij, J. Roersma, B.F. Luinge).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van het verzoek om een verkeersbesluit (parkeerverbod) te nemen. Eisers zijn omwonenden van de Stroetweg, Huizingsbrinkweg en de Ermerweg in Emmen. Zij hebben in een gezamenlijke brief van 7 december 2021 aan het college verzocht om een verkeersbesluit te nemen. Het verzoek ziet op de nabije omgeving van Vrije School De Stroeten op de Stroetweg 10 in Emmen. Eisers willen graag eenrichtingsverkeer en parkeerverboden.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 20 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 juli 2022 op het bezwaar van eisers is het college overgegaan tot het instellen van éénrichtingsverkeer voor de Stroetweg. Het bezwaar is in zoverre gegrond verklaard. De bezwaren van een aantal bewoners die niet wonen aan de Stroetweg of één van de hoekwoningen daarvan zijn niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft het college besloten om geen parkeerverboden in te stellen in de Stroetweg en de Huizingsbrinkweg in Emmen.
1.2.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Eisers hebben schriftelijk gereageerd op het verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2023 op zitting behandeld. Namens eisers is de heer [eiser 1] verschenen. Namens het college zijn de heren Neij, Roersma en Luinge verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om een verkeersbesluit te nemen. Daarnaast beoordeelt de rechtbank het niet-ontvankelijk verklaren van een aantal bezwaarschriften die zich daartegen richten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Ontvankelijkheid van de bezwaarschriften van bezwaarmakers 10, 11, 13, 14 en 15
3. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.1.
Met het stellen van de belanghebbenden-eis heeft de wetgever een begrenzing beoogd van de mogelijkheden om ten aanzien van een besluit bezwaar te maken of beroep in te stellen. Een persoon is slechts belanghebbende bij een verkeersbesluit indien hij een bijzonder, individueel belang bij dat besluit heeft, dat zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS); zie bijvoorbeeld de uitspraken van
25 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX2597, en 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:506. Daarnaast volgt uit vaste rechtspraak dat de omstandigheid dat een persoon regelmatig gebruikmaakt van een weggedeelte waar het verkeersbesluit over gaat, onvoldoende is om aan te nemen dat zijn belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere bewoners en weggebruikers; zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1316.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van bezwaarmakers 10, 11, 13, 14 en 15 bij het verkeersbesluit zich in voldoende mate onderscheidt van het belang van andere weggebruikers die (mogelijk) ook gevolgen ondervinden van het verkeersbesluit. Iedere bezwaarmaker die beroep heeft ingesteld ondervindt naar het oordeel van de rechtbank in enige mate hinder van de situatie op de Stroetweg, nu zij allen op (zeer) korte afstand van de Stroetweg wonen. Dat maakt dat alle eisers een bijzonder en individueel belang hebben bij het verkeersbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college ten onrechte de bezwaren van bezwaarmakers 10, 11, 13, 14 en 15 niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep van eisers is in zoverre gegrond.
Moet alsnog een verkeersbesluit worden genomen?
4. Eisers zouden graag zien dat er een parkeerverbod wordt ingesteld. Eisers benadrukken dat het parkeren in de berm van de Stroetweg voor onoverzichtelijke en onveilige situaties zorgt, die beëindigd dienen te worden. Eisers betogen, met een verwijzing naar de Wegenverkeerswet 1994, dat bermen tot de weg behoren en dat daarvoor ook verkeersbesluiten genomen kunnen worden. Het plaatsen van obstakels in de berm behoort volgens eisers tot de mogelijkheden. Eisers vrezen dat de overlast in de toekomst alleen maar zal toenemen, met name wanneer de school een leerlingenaantal van 200 bereikt.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers verzoeken om een parkeerverbod (verkeersbesluit) voor de berm in de Stroetweg. Ter zitting is door het college erkend dat in de Stroetweg rond de schooltijden veel in de berm wordt geparkeerd.
4.2.
Uit vaste rechtspraak van de ABRvS (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:489), volgt dat een bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toekomt bij de uitleg van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde begrippen. De rechter toetst of het bestuursorgaan geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat het bestuursorgaan heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, dient het die belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij komt het bestuursorgaan beoordelingsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
4.3.
Het college stelt dat de omstandigheid dat in de berm wordt geparkeerd onvoldoende is om een parkeerverbod te rechtvaardigen. Daarbij is van belang dat inmiddels in de Stroetweg al een maatregel is genomen door het instellen van éénrichtingsverkeer. Daarmee wordt volgens het college de bruikbaarheid van de weg voldoende gewaarborgd. Het college wijst erop dat de bewoners (en hun bezoek) zelf ook in de berm parkeren. Een algeheel parkeerverbod zou niet alleen de parkeerfunctie van de berm beperken, maar ook de bruikbaarheid van de gehele weg aantasten. Bovendien zou een parkeerverbod in de Stroetweg overlast in omliggende straten kunnen betekenen. Daarnaast stelt het college dat een meerderheid van de directe aanwonenden een maatregel in de vorm van een parkeerverbod niet steunen, en daarmee dit beroep niet steunen. Het college benadrukt dat hij ook rekening moet houden met die belangen. Bovendien zijn er de afgelopen vijf jaar geen verkeersongevallen geregistreerd in de omgeving van de school. Voor het verhogen van de verkeersveiligheid is de maximumsnelheid in de schoolomgeving teruggebracht naar 30 km/u. Het is volgens het college beter om de parkeerfunctie in de berm te behouden. Zichtbeperking bij het verlaten van de uitrit is volgens het college geen rechtvaardiging voor een parkeerverbod. Daaraan wordt toegevoegd dat enige overlast geduld moet worden wanneer men bij een basisschool gaat wonen. Overlast dat zich bovendien beperkt tot schooldagen en twee piekmomenten van 15 minuten op vaste momenten inhoudt. Het college licht toe dat naast het huidige parkeerterrein van de school een onbebouwd perceel ligt, dat in eigendom is van de gemeente Emmen. Dat perceel is volgens het bestemmingsplan Noordbarge bestemd voor onderwijsdoeleinden en mede bedoeld voor het parkeren. In 2020 is een omgevingsvergunning afgegeven voor de bouw van een extra leslokaal. De school telde toen 120 leerlingen. Inmiddels is een leerlingaantal van 150 bereikt. Voor 200 leerlingen moeten in de toekomst extra leslokalen worden gebouwd. Voor nu is het volgens het college te vroeg om het parkeerterrein bij de school uit te breiden. Wel wordt er wordt nog gezocht naar een alternatieve oplossing.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in dit geval in redelijkheid kunnen besluiten om geen parkeerverbod in te stellen voor de (berm van de) Stroetweg.
De door het college gemaakte belangenafweging, zoals in overweging 4.3. van deze uitspraak weergegeven, kan de rechterlijke toets in dit geval doorstaan. Het is de rechtbank daarnaast niet gebleken dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het bestreden besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.5
De rechtbank erkent dat het parkeren in de berm voor overlast en hinder kan zorgen voor omwonenden. Echter is de rechtbank van oordeel dat een parkeerverbod voor de berm geen passende oplossing zal bieden. Uit het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 mei 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3927, volgt dat het instellen van een parkeerverbod niet betekent dat niet in de berm mag worden geparkeerd; een parkeerverbod geldt alleen de weg.
De rechtbank stelt verder vast dat het college op basis van artikel 5:8 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Emmen 2021 (de APV) in beginsel wel de bevoegdheid heeft om handhavend op te treden tegen parkeren in de berm. Dat ligt echter in deze zaak niet voor en de rechtbank kan zich er daarom niet over uitlaten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond, voor zover is besloten om de bezwaren van bezwaarmakers 10, 11, 13, 14 en 15 niet-ontvankelijk te verklaren. Het bestreden besluit wordt in zoverre vernietigd. Voor het overige is het beroep van eisers ongegrond.
6. Nu het beroep deels gegrond is, krijgen eisers het betaalde griffierecht van € 184,- terug.
7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het bezwaar van bezwaarmakers 10, 11, 13, 14 en 15 niet-ontvankelijk zijn verklaard;
- laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
- draagt het college op om het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- aan hen te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.