ECLI:NL:RBNNE:2023:2821

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
C/19/138779/ FA RK 22-131
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenen van een zorgmachtiging voor gedwongen anticonceptie na terugwijzing door de Hoge Raad

Op 26 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor gedwongen anticonceptie. De rechtbank heeft de zaak opnieuw beoordeeld na een terugwijzing door de Hoge Raad, die eerder de beschikking van 10 februari 2022 had vernietigd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat er ten tijde van de bestreden beslissing een aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel of ernstige psychische schade voor de betrokkene bestond als gevolg van zwangerschap of bevalling. De rechtbank oordeelde dat de vraag of de betrokkene in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen niet meer relevant was, aangezien niet voldaan was aan de eisen die de Hoge Raad stelt voor het treffen van de maatregel van gedwongen anticonceptie. De rechtbank heeft het verzoek tot gedwongen anticonceptie afgewezen en de zorgmachtiging verleend voor andere maatregelen, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De beslissing is genomen in het openbaar en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Assen
Zaak-/rekestnr.: C/19/138779 / FA RK 22-131

Beslissing van 26 juni 2023 op een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging na terugwijzing door de Hoge Raad

op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Noord-Nederland
hierna: de officier van justitie,
met betrekking tot:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
, voor zover de rechtbank bekend laatstelijk wonende aan [adres] hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.A.H. Kool, kantoorhoudende te Doetinchem.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 10 februari 2022, verbeterd bij beschikking van 16 maart 2022 welke hier beiden als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd;
  • De beschikking van de Hoge Raad d.d. 9 december 2022, ter griffie ontvangen op 12 december 2022;
  • Het verzoek van de rechtbank aan de officier van justitie d.d. 17 januari 2023 om een aanvullende medische verklaring;
  • Het bericht van de officier van justitie d.d. 23 januari 2023 dat het verzoek om een aanvullende medische verklaring is doorgeleid naar de geneesheer-directeur van Verslavingszorg NoordNederland;
  • Een aanvullende medische verklaring d.d. 30 januari 2023 van psychiater [naam] ; - Het verzoek van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 13 februari 2023 aan de advocaat van betrokkene of zij kan instemmen met het voornemen van de rechtbank om zonder nadere zitting opnieuw op het verzoek te beslissen;
  • Een instemmings-/referteverklaring van en namens betrokkene d.d. 24 februari 2023.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 10 februari 2022, verbeterd bij beschikking van 16 maart 2022, heeft de rechtbank met betrekking tot betrokkene een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 Wvggz verleend voor de duur van zes maanden, inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen konden worden getroffen:
  • het toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles;
  • beperken van de bewegingsvrijheid
  • insluiten
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
  • opnemen in een accommodatie
2.2.
Namens betrokkene is bij cassatieschrift d.d. 21 april 2022 beroep in cassatie ingesteld tegen deze beschikking.
2.3.
Bij beschikking van 9 december 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1850) heeft de Hoge Raad de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 10 februari 2022 vernietigd en het geding teruggewezen naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
2.4.
De Hoge Raad heeft de voormelde beschikking van de rechtbank vernietigd omdat
- kort gezegd - de rechtbank ten onrechte heeft beslist dat ten aanzien van betrokkene bij wijzevan verplichte zorg de maatregel ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
(te weten: accepteren implanon of andere langdurige anticonceptie)’kon worden getroffen.
2.5.
Voor zo ver hier van belang heeft de Hoge Raad daartoe overwogen dat – eveneens verkort weergegeven – deze vorm van zorg in strijd is met het in artikel 8, lid 1, EVRM bepaalde recht op eerbiediging van ieders recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn briefwisseling. Volgens vaste jurisprudentie van het EHRM beschermt artikel 8 EVRM onder meer het recht om over het eigen lichaam te beschikken en keuzes te maken omtrent het stichten van een gezin, waaronder het recht om zelf te beslissen om al dan niet zwanger te worden en om wel of niet genetisch ouder te worden. De Hoge Raad heeft verder overwogen dat, eveneens volgens jurisprudentie van het EHRM, de aan artikel 8 EVRM te ontlenen rechten en vrijheden niet absoluut zijn, maar kunnen worden beperkt bij wet, als dat in een democratische samenleving in het belang is van, onder meer, de bescherming van de gezondheid en de rechten en vrijheden van anderen.
2.6.
De Hoge Raad heeft vervolgens overwogen dat de Wvggz, behoudens bijzondere gevallen, geen wettelijke grondslag biedt voor gedwongen anticonceptie. In het bijzonder biedt de Wvggz geen wettelijke grondslag voor het verplicht toepassen van anticonceptie-middelen ter voorkoming van zogenoemd onverantwoord ouderschap of van ernstige nadelen die voor betrokkene zouden zijn verbonden, niet zozeer aan de zwangerschap of de bevalling zelf, maar aan het krijgen van een kind. De Wvggz biedt evenmin een grondslag voor verplichte anticonceptie ter voorkoming van ernstig nadeel voor een toekomstig kind, aldus de Hoge Raad.
2.7.
Ter nadere invulling van de in de voorgaande rechtsoverweging genoemde ‘bijzondere gevallen’, heeft de Hoge Raad voorts als volgt overwogen:
‘Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin een zwangerschap voor de betrokkene medisch onverantwoord is omdat de zwangerschap of de bevalling zelf een aanzienlijk risico op levensgevaar of op ernstig lichamelijk letsel of ernstige psychische schade voor de betrokkene meebrengt, en waarin het voorkomen van een zwangerschap daarom noodzakelijk is. In zodanig geval kan, indien de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis als bedoeld in artikel 3:3 Wvggz, anticonceptie (waaronder niet begrepen sterilisatie) worden aangemerkt als ’het toedienen van medicatie dan wel het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege een stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening’ als bedoeld in artikel 3:2, lid 2, onder a, Wvggz. Een medische behandeling van een psychische stoornis of lichamelijke aandoening kan immers ook gericht zijn op voorkoming van gezondheidsschade als gevolg van die stoornis of aandoening.
Het ontbreken van een bepaling in de Wvggz die specifiek ziet op gedwongen anticonceptie staat er niet aan in de weg om te aanvaarden dat voor de hier bedoelde gevallen van dreigende ernstige gezondheidsschade als gevolg van zwangerschap of bevalling zelf, voldoende duidelijk en voorzienbaar is dat de Wvggz – mits tevens voldaan is aan de overige voorwaarden van de Wvggz voor het toepassen van verplichte zorg – op basis van een door de rechter verleende machtiging toepassing van anticonceptie-middelen als vorm van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2, lid 2, onder a, Wvggz, mogelijk maakt. De Wvggz moet daarom geacht worden voor deze gevallen wel een wettelijke grondslag te vormen als geëist door artikel 8, lid 2, EVRM.
Voor andere gevallen van ‘ernstig nadeel’, genoemd in artikel 1:1, lid 2, Wvggz, dan een aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, of ernstige psychische schade als gevolg van de zwangerschap of bevalling zelf biedt de Wvggz niet die voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag.
Uit artikel 2:1, lid 6, onder b, Wvggz volgt dat indien de betrokkene tot een redelijke waardering van haar belangen in staat is, gedwongen anticonceptie slechts mogelijk is bij acuut levensgevaar voor de betrokkene.
Gelet op het ingrijpende karakter van de maatregel biedt een zorgmachtiging slechts een grondslag voor gedwongen toepassing van anticonceptiemiddelen indien de zorgmachtiging daarin nadrukkelijk voorziet, en dient het rechterlijk oordeel dat de zwangerschap of de bevalling zelf een aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel of ernstige psychische schade voor de betrokkene meebrengt, aan hoge motiveringseisen te voldoen.
2.8.
Naar aanleiding van de beschikking van de Hoge Raad en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, meer in het bijzonder de hierboven onder 2.7. weergegeven overwegingen, heeft de rechtbank aan de officier van justitie om een aanvullende medische verklaring als bedoeld in paragraaf 3 van de Wvggz verzocht.
In de oorspronkelijke medische verklaring (d.d. 5 januari 2022) was al opgenomen dat een aanzienlijk risico op levensgevaar (voor betrokkene zelf of een ander) niet aan de orde was.
Tevens was ten tijde van de beslissing van de Hoge Raad niet in geschil dat de door de rechtbank op 10 februari 2022 verleende zorgmachtiging op 10 augustus 2022 inmiddels van rechtswege was geëxpireerd en dat betrokkene niet meer bij Verslavingszorg Noord-Nederland in zorg was, zodat enkel een herbeoordeling ex tunc diende plaats te vinden, (HR 18 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1701).
De rechtbank heeft daarom meer in het bijzonder verzocht om in de aanvullende medische verklaring een antwoord te geven op de volgende vragen:
  • Was er ten tijde van het verlenen van de zorgmachtiging (10 februari 2022) bij betrokkene sprake van het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en/of van het aanzienlijke risico op ernstige psychische schade (in beide gevallen voor betrokkene zelf) als gevolg van zwangerschap of bevalling zelf?
  • Indien de eerste vraag met ‘ja’ mocht worden beantwoord, was betrokkene dan tot een redelijke waardwering van haar belangen ter zake deze risico’s in staat?
2.9.
Op 13 februari 2023 heeft de rechtbank bij wijze van aanvullende medische verklaring een afschrift van een op 30 januari 2023 aan de officier van justitie gericht briefje ontvangen. Dit schrijven, opgesteld door psychiater [naam] , kende de volgende inhoud:
‘U stelde mij de vraag of er destijds gevaar te verwachten was ten aanzien van een mogelijk toekomstige zwangerschap/bevalling van betrokkene.
Enerzijds is het lastig om ruim een jaar later met terugwerkende kracht hier uitspraken over te doen.
Anderzijds blijkt uit de beschikbare informatie dat gedurende de twee eerdere
zwangerschappen/bevallingen van betrokkene er geen duidelijk somatisch of psychiatrisch gevaar is geweest voor betrokkene.’
2.10.
De rechtbank is op grond van deze aanvullende medische verklaring, in samenhang bezien met de oorspronkelijke medische verklaring, van oordeel dat niet, althans onvoldoende is komen vast te staan dat ten tijde van de bestreden beslissing voor betrokkene zelf een aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel of ernstige psychische schade als gevolg van zwangerschap of bevalling zelf bestond. De vraag of betrokkene tot een redelijke waardering van haar belangen
in staat was, is daarmee verder niet meer relevant.
De conclusie moet dan ook zijn dat niet is voldaan aan de eisen die de Hoge Raad stelt om bij wijze van verplichte zorg de maatregel van gedwongen anticonceptie te treffen, zodat het daartoe strekkende verzoek in zoverre (alsnog) dient te worden afgewezen.
2.11.
De rechtbank heeft aan (de advocaat van) betrokkene laten weten voornemens te zijn om in deze zin te beslissen, met instandhouding van wat overigens al was beslist, en heeft gevraagd of betrokkene kon instemmen met een afdoening van de zaak zonder nadere mondelinge behandeling.
Betrokkene en haar advocaat hebben vervolgens door middel van een door hen beiden ondertekende instemmings-/referteverklaring laten weten hiermee in te kunnen stemmen.
Het vorenstaande leidt tot de navolgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank, opnieuw beslissend:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van medicatie; (
  • het verrichten van medische controles;
  • beperken van de bewegingsvrijheid
  • insluiten
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
  • opnemen in een accommodatie
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 10 augustus 2022;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Bartstra, rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2023.
typ:111/gu
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.