ECLI:NL:RBNNE:2023:2662

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
18-330723-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met geweld en bedreiging, vrijspraak van afpersing

Op 27 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-vriendin op 13 december 2022 in Surhuizum heeft verkracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een maatregel tot beperking van de vrijheid. De verdachte heeft zijn ex-vriendin bedreigd met een mes, haar geslagen en meerdere keren verkracht. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar en consistent, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van afpersing, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van dwang door geweld of bedreiging. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding voor immateriële schade terecht was. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en legde een aanzienlijke straf op om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-330723-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de P.I. [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juni 2023.
De strafzaak tegen verdachte is eerder behandeld op de zitting van 31 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L. Klewer, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 13 december 2022, te Surhuizum, gemeente Achtkarspelen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, genaamd [slachtoffer] , meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn penis in haar mond en/of
  • het brengen van zijn vinger(s) in haar vagina en/of- het brengen van zijn penis in haar vagina en/of waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid bestond uit
  • het geven van een klap in haar gezicht en/of
  • het zichtbaar tonen van een mes, althans een voorwerp en/of
  • het met een mes, althans een voorwerp, maken van een steekachtige beweging en/of - het dreigen met woorden als :
  • " Vanaf nu bepaal ik wat er gebeurt. Je doet wat ik zeg" en/of
  • " Ik maak alles kapot en je bent ook je paarden kwijt" en/of
  • " Kleed je uit" en/of
  • " Benen wijd" en/of
  • " Pijpen, pijp me" en/of
  • " Doorgaan, mond open, dieper" en/of
  • " Als ik zo klaar kom, dan slik je het door, begrepen" en/of
  • " Omdraaien";
2
hij in of omstreeks de periode van 15 december 2022 tot en met 18 december 2022, te Surhuizum, gemeente Achtkarspelen, en/of te Groningen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, genaamd [slachtoffer] , te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van € 20.000, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), met voormeld oogmerk, in een Whatsapp bericht(en) aan die [slachtoffer] , de woorden heeft gebezigd : "Wat laatst is gebeurd moest ik doen zodat jij weet hoe erg ik er mee zit. Om sex te krijgen laatst was eenmalig voor de duidelijkheid naar jou toe hoe ik mij voel. Als ik jou met tegenzin sex met mij zie hebben doet mij dat niet goed. Dat het niet ok was hoe jij met mij bent omgegaan laat ik graag aan iedereen zien. Dus ik geef je 24 uur om te beslissen dat je opnieuw met mij gaat chillen zoals het moest, en twee keer in de week, mag van alles zijn qua afspreken. Want ik heb hier een usb stick met alle momenten dat wij samen waren zodat je zelf kan zien hoe bitch je tegen mij gedaan hebt. Bij jou thuis en alle feestjes en momenten, ik ben benieuwd hoe je reageert" en/of
“Ik geef je de keus om 20.000 euro binnen 24 uur naar mij te brengen. En maak je geen keus dan is dat jou keus maar dan zie je mij wel binnen 24 uur bij jouw huis met mijn laptop en usb stick en kan je live meekijken hoe ik voor 30.000 euro jou dubbel geheime leven verkoop. En het geld Laat ik op jou rekening komen. Die mag je hebben. Ik wil graag voor 12 uur jouw keus. Ik wil je wel paar filmbeelden sturen dan weet je ongeveer waar je aan toe bent als je jouw keus hebt gemaakt. Dus wil je van mij af dan zie ik jou binnen 24 uur met 20.000 euro.” terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 1, gelet op de verklaringen van aangeefster die gedetailleerd, consistent en betrouwbaar zijn. Haar verklaringen worden ondersteund door het uitgewerkte gesprek van [naam] , de partner van aangeefster, met de meldkamer kort na het feit. Ook de verklaring van getuige [naam] geeft steun aan de aangifte. De klap in het gezicht is te bewijzen gelet op de foto in het dossier waarop een zwelling bij aangeefster waarneembaar is. De vereiste dwang blijkt uit de klap in het gezicht en de whatsappberichten die verdachte ter zake van de afpersing naar aangeefster heeft gestuurd.
De officier van justitie vordert dat verdachte partieel wordt vrijgesproken van het tweede, vijfde en zesde gedachtestreepje (het brengen van zijn vinger(s) in haar vagina, het tonen van een mes en het daarmee maken van een steekachtige beweging), omdat verdachte dit ontkent en er verder geen steunbewijs is.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 2, gelet op de aangifte en de uitgewerkte whatsappberichten waarvan verdachte heeft erkend dat hij ze heeft verstuurd. Uit de berichten blijkt dat verdachte aangeefster heeft geprobeerd af te persen. Als zij geen € 20.000,00 naar hem zou overmaken zou hij beelden van haar openbaar maken. Voorts blijkt uit de berichten dat verdachte opzet had op de afpersing.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van dwang ten aanzien van het seksueel binnendringen.
Verdachte ontkent dat hij aangeefster heeft geslagen, met een mes danwel met woorden heeft bedreigd, terwijl aangeefster op voornoemde punten wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. De foto van het letsel is vier dagen na het feit genomen en daardoor kan het causale verband tussen het slaan en het letsel niet worden vastgesteld. Ook zijn er geen getuigen die het letsel hebben waargenomen. Voorts komt de omschrijving van het mes door aangeefster niet overeen met het mes dat een aantal dagen later is aangetroffen in de auto waarin verdachte heeft gereden. De verklaring van getuige [naam] betreft op dit punt een de auditu verklaring en is daarmee niet bruikbaar als steunbewijs. Ook is er geen steunbewijs voor de vermeende dreigende woorden.
De raadsman heeft een alternatief scenario geschetst. Volgens hem kan niet uitgesloten worden dat verdachte op de pleegdatum toevallig in de buurt was en met aangeefster aan de praat raakte en dat hij haar uiteindelijk heeft verleid tot seks. Na de seks is aangeefster in paniek geraakt omdat haar dochter haar samen met een onbekende man heeft gezien. Doordat zij zich betrapt voelde zou zij zich vreemd hebben gedragen tegenover haar dochter en omdat ze bang was dat haar vriend hier uiteindelijk achter zou komen heeft zij vervolgens haar vriend huilend opgebeld en heeft zij verteld dat ze gedwongen was tot seks om zo haar relatie te redden. Hierdoor zijn de verklaringen van aangeefster niet betrouwbaar en daarom niet bruikbaar voor het bewijs.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring.

Het oordeel van de rechtbank 1

Ten aanzien van feit 1 Vooraf
De rechtbank overweegt dat zedenstrafzaken zich kenmerken door het feit dat er doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (veronderstelde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Bewijs van schuld aan het verwijt of de verwijten is daarom vaak moeilijk vast te stellen.
Bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, oftewel in casu alleen op grond van hetgeen aangeefster heeft verklaard. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het zedendelict als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Bewijsmiddelen
Uit het informatieve gesprek met [slachtoffer] , (verder: aangeefster) blijkt het volgende. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 13 december 2022 rond 8:00 uur thuis in Surhuizum in de stal was toen zij ineens verdachte zag. In 2018 had zij met hem een seksuele relatie, die in september 2019 werd beëindigd waarna er tot in de zomer van 2022 geen contact was. Toen stond verdachte ineens bij haar op het erf en heeft zij hem weg kunnen sturen. Ook dit keer gaf ze herhaaldelijk aan dat ze wilde dat hij wegging. Verdachte reageerde door te zeggen dat ze moest doen wat hij wou en sloeg haar vervolgens met zijn hand tegen haar linkerwang. Hij pakte een zilverkleurig mes van ongeveer 15 centimeter en hield dit in zijn hand voor zich. Hierna moest ze hem pijpen in de stal. Aangeefster zei dat haar kinderen thuis waren waarop verdachte aangaf dat dit hem niets kon schelen en dat ze maar moest zeggen dat hij een kennis was die autopech had. De dochter van aangeefster, naar later blijkt getuige [naam] , kwam beneden en aangeefster vertelde haar het verhaal dat ze van verdachte moest vertellen.
2Vervolgens ging haar dochter naar school en heeft verdachte in de schuur cocaïne op zijn penis gedaan die aangeefster moest oplikken. Hierna moest ze zich boven uitkleden, trokken ze beiden hun kleren uit en moest aangeefster verdachte op haar kamer weer pijpen. Vervolgens moest ze beneden met hem douchen. Tijdens het douchen moest ze hem pijpen en voorover staan waarna verdachte haar penetreerde met zijn penis in haar vagina. Ze hebben drie kwartier gedoucht en daarbij heeft hij haar ook in de vagina gevingerd en moest zij hem weer pijpen. Ze hebben nog een gesprek gehad en daarna is verdachte weggegaan. Direct na zijn vertrek heeft ze haar vriend, naar later blijkt getuige [naam] , gebeld en hem verteld wat haar is overkomen. Hij heeft direct de politie gebeld.
3
Uit het getuigenverhoor dat twee dagen later volgt, blijkt dat aangeefster het volgende heeft verklaard. Aangeefster was op 13 december 2022 om 8:20 uur bezig om kuil te pakken voor haar paarden toen verdachte ineens voor haar stond. Ze zei dat hij weg moest gaan, maar hij liep haar achterna totdat ze in de paardenstal waren. Wederom zei ze dat hij weg moest gaan. Verdachte gaf aan dat hij wilde praten omdat hij door aangeefster was gekwetst. Kort daarna trok hij een mes uit zijn zak en hield deze voor haar en zei: “vanaf nu bepaal ik wat er gebeurt. Je doet wat ik zeg.”
4Volgens aangeefster betrof het een groot zilvergrijs mes van 15 tot 20 centimeter en hield hij deze in zijn rechterhand. Hij hield het mes naar voren en maakte een steekachtige beweging.
5Ze draaide zich om waarop hij haar een keiharde klap op de rechterkant van haar gezicht gaf.
6Later verklaart ze dat verdachte haar bij de schouder beetpakte, haar omdraaide waarna de klap tegen haar wang volgde met zijn vlakke rechterhand. Aangeefster voelde hierdoor pijn en angst, was beduusd en heeft vanaf dat moment het minimale gezegd.
7Vervolgens deed hij zijn broek los en zei hij dat aangeefster hem moest pijpen, waarop aangeefster zijn penis in haar mond deed. Hierna wilde hij naar binnen en liep hij strak achter aangeefster aan naar binnen.
8
In de keuken vroeg hij om koffie en zei dat als de dochter van aangeefster naar beneden kwam dat ze moest zeggen dat hij een kennis was met autopech en dat hij zo zou worden opgehaald. Aangeefster vertelde dit aan haar dochter en liep met haar mee naar de schuur, gevolgd door verdachte. Toen de dochter van aangeefster om 9:00 uur naar school fietste rookten ze een sigaret in de schuur, deed hij cocaïne op zijn penis en zei “pijp me.” Het pijpen duurde drie tot vijf minuten en hierna gaf hij aan weer naar binnen te willen. Hij draaide de deur op slot en zei dat aangeefster zich boven moest uitkleden. Toen ze boven uitgekleed waren moest aangeefster hem weer pijpen. Hij had het koud en wilde met haar onder de douche waarop ze naar beneden zijn gelopen, verdachte de BH van aangeefster losmaakte en zij haar onderbroek uitdeed. Hij deed hetzelfde en hierna stapten ze samen onder de douche.
9
Over hetgeen onder de douche heeft plaatsgevonden heeft aangeefster meerdere keren aangegeven dat hij haar heeft gevingerd, dat zij hem moest pijpen en dat hij zijn penis in haar vagina heeft gebracht. Het vingeren deed hij door met zijn vingers in haar vagina te gaan en op een ruwe manier zijn hand heen en weer te bewegen. Door de pijn kneep aangeefster haar benen bij elkaar en daarop zei verdachte “benen wijd.” Tijdens het pijpen onder de douche heeft aangeefster meerdere keren ‘nee’ en “ophouden” geroepen. Hierop reageerde verdachte door te zeggen “doorgaan, mond open, dieper” en het stopte toen hij zei “omdraaien.” Gelijk na het omdraaien moest aangeefster haar benen wijd doen en ging hij met zijn penis in haar vagina. Hij stootte erg hard en aangeefster gaf aan dat het zeer deed en ze schreeuwde van de pijn. Hij stopte ineens en zei “pijpen, pijp me.” Het pijpen stopte doordat verdachte zichzelf begon af te trekken en zei “als ik zo klaar kom, dan slik je het door, begrepen.” Het douchen zou volgens aangeefster wel een half uur hebben geduurd.
10
Toen verdachte was klaargekomen hebben ze zich afgedroogd, boven weer aangekleed en is aangeefster met verdachte meegelopen naar de schuur. In de schuur hebben ze nog een gesprek gehad. Aangeefster moest een afspraak met een vriendin van haar regelen voor verdachte. Als ze dit niet zou doen zei verdachte: “ik maak alles kapot en je bent ook je paarden kwijt” en hierna is hij weggegaan en heeft aangeefster haar vriend gebeld en aangegeven dat ze zojuist was verkracht en met een mes is bedreigd. Hij was een kwartier later bij haar. Tussentijds heeft ze niemand kunnen inlichten omdat verdachte haar overal heeft heen gedirigeerd.
11
Uit de aangifte die vijf dagen na het getuigenverhoor volgt, blijkt het volgende. Aangeefster heeft op 13 december 2022 seks gehad met verdachte en seksuele handelingen bij hem verricht, omdat ze angstig was. Verdachte had haar immers met een mes bedreigd, een klap gegeven en hij was heel boos op haar. Aangeefster durfde niet tegen hem in te gaan omdat ze bang was dat hij nog bozer zou worden en nog ergere dingen zou doen. Desgevraagd heeft aangeefster verklaard dat verdachte één keer het mes heeft laten zien en dat hij haar één keer heeft geslagen. Ze weet niet of hij met zijn vlakke hand of vuist heeft geslagen. Op het moment van de klap stond aangeefster wat scheef ten opzichte van verdachte doordat zij wat van hem afdraaide. De klap kwam tegen haar rechterwang. Toen hij het mes liet zien stonden ze recht tegenover elkaar. Zowel het slaan als de bedreiging met het mes vonden plaats in de paardenstal.
12
De vriend van aangeefster, getuige [naam] (verder: getuige [naam] ) heeft verklaard dat hij op 13 december 2022 om 9:55 uur huilend en overstuur door aangeefster werd gebeld. Ze vertelde hem dat hij thuis moest komen en zei dat ze was verkracht en bedreigd met een mes. Hierop heeft getuige [naam] de politie gebeld, gaf hij door dat zijn vriendin was verkracht en dat hij onderweg was naar haar. Hij verbrak de verbinding en arriveerde tien minuten later bij aangeefster die hij huilend op de oprit aantrof.
13Uit de auditieve opname van de meldkamer van 13 december 2022 blijkt dat om 9:59 uur een melding binnenkwam van verkrachting.
14De melder (de rechtbank leest: getuige [naam] ) deed melding van een noodgeval in Surhuizum. Melder gaf aan dat zijn vriendin (de rechtbank leest:
aangeefster) hem zojuist in paniek, in tranen en overstuur opbelde dat ze net was verkracht, bedreigd met een mes en dat ze ook was geslagen. De melder heeft dit meerdere keren herhaald. Tijdens het gesprek zei hij onderweg te zijn naar aangeefster en verbrak de verbinding.
15
Getuige [naam] (verder: getuige [naam] ), heeft verklaard dat ze op 13 december 2022 rond 8:47 uur beneden kwam en een man aan tafel zag zitten. Haar moeder vertelde dat hij autopech had, dat ze koffie gingen drinken en dat hij dan werd opgehaald door iemand. Getuige [naam] verklaarde dat het stil was, er een rare sfeer hing en ze niks tegen elkaar zeiden. Haar moeder was ook anders dan anders, ze was heel stil en ze zat heel bekrompen, in elkaar gedeukt aan tafel. Haar moeder liep zoals elke schooldag mee om haar uit te zwaaien. Het viel getuige [naam] op dat verdachte gelijk achter haar moeder aanliep. Ze vond het raar dat hij steeds bij haar moeder ging staan. Het viel getuige [naam] ook op dat haar moeder in de schuur bleef staan, terwijl ze normaal gesproken met haar meeloopt. Ze zag dat haar moeder en verdachte bij de schuur bleven staan toen ze om 9:10 uur naar school fietste. Op school heeft ze het voorval gelijk aan haar beste vriendin verteld.
16
Verdachte heeft verklaard dat hij op 13 december 2022 naar de woning van aangeefster is gereden met het idee om het goed te maken en te bespreken of ze de seksfeestjes weer konden oppakken.
Verdachte heeft alle ten laste gelegde seksuele handelingen, op het vingeren na, erkend. Tevens heeft hij erkend dat hij de dochter van aangeefster in de woning heeft gezien.
17
Bewijsoverwegingen Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Aangeefster heeft gedetailleerd verklaard wat er op 13 december 2022 heeft plaatsgevonden. Uit al haar verklaringen blijkt dat verdachte haar in de stal heeft bedreigd met een mes en dat ze door hem is geslagen. De omstandigheid dat aangeefster in haar verklaringen niet altijd helemaal duidelijk is geweest over de volgorde van deze gebeurtenissen en aan welke kant van haar gezicht ze is geraakt door de klap, doet daaraan niet af. Aangeefster heeft consistent verklaard dat bovenstaande gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Ze maakt het verhaal niet groter dan het is en kon het mes duidelijk omschrijven.
Bovendien komen haar verklaringen inhoudelijk op specifieke en relevante punten overeen met hetgeen zij kort na het feit aan getuige [naam] heeft verklaard. Uit het door hem gevoerde gesprek met de meldkamer blijkt immers dat aangeefster hem huilend en overstuur opbelde dat ze zojuist was verkracht, was bedreigd met een mes en was geslagen. Dit heeft hij meerdere keren herhaald.
De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat de verklaringen van aangeefster op essentiële punten consistent en gedetailleerd zijn en worden ondersteund door andere bewijsmiddelen Dat maakt haar verklaringen over het geheel genomen betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank ziet ook overigens geen reden om aan de verklaringen van aangeefster te twijfelen. De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de verdediging met betrekking tot de (on)betrouwbaarheid en inconsistentie van de verklaringen van aangeefster.
Oordeel over het geschetste alternatieve scenario
Het dossier bevat geen enkel aanknopingspunt voor het door de raadsman geschetste alternatieve scenario dat aangeefster zich in het bijzijn van haar dochter betrapt voelde op een vermeende affaire met verdachte, dat zij hierna hevige emoties heeft geacteerd tegenover haar vriend en vervolgens meerdere valse verklaringen tegenover de politie zou hebben afgelegd. Het verweer is niet met concrete feiten onderbouwd en vindt geen steun in het dossier. Het verweer wordt daarom als niet aannemelijk verworpen.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Getuige [naam] heeft, zeer kort nadat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, hevige emoties bij aangeefster waargenomen. Voorts worden de verklaringen van aangeefster ondersteund door de verklaring van getuige [naam] . Zij heeft gezien dat haar moeder stil, heel ‘bekrompen’ en in elkaar gedeukt aan tafel zat. Ook dit betreffen emoties die getuige [naam] direct en rechtstreeks bij aangeefster heeft waargenomen. Bovendien heeft verdachte nagenoeg alle seksuele handelingen erkend. Dat alleen aangeefster heeft verklaard over (onder meer) het slaan en het mes betekent niet dat die onderdelen van de ten laste legging niet bewezen kunnen worden door het ontbreken van steunbewijs. De tenlastelegging behoeft namelijk niet op elk onderdeel dubbele bevestiging.
Dwang
Verdachte heeft, door aangeefster te bedreigen met een mes, haar te slaan en haar met de ten laste legde woorden te bedreigen, opzettelijk veroorzaakt dat aangeefster handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. De bedreiging met het mes en de klap in haar gezicht vonden direct in het begin van de ontmoeting plaats. Hierdoor is aangeefster zo angstig geworden dat ze, uit angst voor nog ergere dingen en de angst dat verdachte nog bozer zou worden, de seksuele handelingen bij hem heeft verricht en seks met hem heeft gehad. De rechtbank overweegt dat aangeefster zich, gelet op het voorgaande, niet aan de bedreigende situatie heeft kunnen onttrekken. Te meer niet omdat verdachte ook de deur op slot heeft gedraaid en zowel uit de verklaringen van aangeefster als uit de verklaringen van getuige [naam] is gebleken dat verdachte aangeefster overal naartoe dirigeerde, haar volgde en daarbij strak achter haar aanliep. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging met betrekking tot de betwisting van de dwang.
Eindconclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en dat deze in voldoende mate worden ondersteund door de verklaringen van getuige [naam] , de auditieve opname van het 112-gesprek met de meldkamer, de verklaring van getuige [naam] en de verklaring van verdachte, zodat ook aan het bewijsminimum is voldaan. Daarom is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Om tot een bewezenverklaring van afpersing, zoals ten laste is gelegd, te kunnen komen, moet er sprake zijn geweest van dwang door middel van geweld of bedreiging met geweld. Blijkens de tenlastelegging zou verdachte hebben gedreigd om filmbeelden van het ‘geheime leven’ van aangeefster te verkopen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voornoemde dreiging niet als geweld of bedreiging met geweld aan te merken. Mogelijk zouden de gedragingen van verdachte wel aangemerkt kunnen worden als bedreiging om een geheim openbaar te maken in de zin van artikel 318 van het Wetboek van
Strafrecht (verder: Sr), maar dat is door de officier van justitie niet ten laste gelegd. Dit laat onverlet dat de bewoordingen in maatschappelijke zin wel degelijk bedreigend voor aangeefster moeten zijn geweest.
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat sprake is geweest van dwingen door geweld of bedreiging met geweld door middel van de in de tenlastelegging opgenomen handelingen, zal verdachte van de hem ten laste gelegde afpersing worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 13 december 2022, te Surhuizum, door geweld en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, genaamd [slachtoffer] , meerdere malen heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn penis in haar mond en
  • het brengen van zijn vinger(s) in haar vagina en- het brengen van zijn penis in haar vagina en waarbij dat geweld en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid bestond uit
  • het geven van een klap in haar gezicht en
  • het zichtbaar tonen van een mes en
  • het met een mes maken van een steekachtige beweging en- het dreigen met woorden als:
  • " Vanaf nu bepaal ik wat er gebeurt. Je doet wat ik zeg" en
  • " Ik maak alles kapot en je bent ook je paarden kwijt" en
  • " Kleed je uit" en
  • " Benen wijd" en
  • " Pijpen, pijp me" en
  • " Doorgaan, mond open, dieper" en
  • " Als ik zo klaar kom, dan slik je het door, begrepen" en- " Omdraaien".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. Verkrachting, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en aangevuld met het door het slachtoffer verzochte locatie- en contactverbod. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd als vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v Sr een locatieverbod en een contactverbod voor in ieder geval de duur van drie jaren op te leggen, met vaststelling van de vervangende hechtenis op één week per overtreding.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, bepleit rekening te houden met de beperkte financiële draagkracht van verdachte en het feit dat hij volledig wil afkicken van zijn drugsverslaving. Hij is bereid zijn medewerking te verlenen aan alle reclasseringsvoorwaarden. Voorts heeft de raadsman gesteld dat verdachte zich niet verzet tegen oplegging van een contact- en locatieverbod met aangeefster.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de psycholoog, het rapport van de reclassering, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
Op een koude doordeweekse winterdag was aangeefster ‘s ochtends nietsvermoedend haar paarden aan het verzorgen toen plotseling haar ex-vriend, die zij (op een korte ongewenste ontmoeting na) al drie jaren niet had gezien, voor haar stond. In de paardenstal heeft hij haar bedreigd met een mes, een klap in haar gezicht gegeven en dreigende woorden geuit en verkracht door zijn penis in haar mond te brengen, terwijl haar dochter op dat moment nietsvermoedend thuis is. Vervolgens heeft verdachte haar nog op meerdere plekken in en rondom haar woning verkracht. Deze verkrachtingen bestonden uit het brengen van zijn penis in haar mond en het brengen van zijn vingers en penis in haar vagina.
Verdachte heeft door zijn handelen in het geheel geen rekening gehouden met de belangen en gevoelens van het slachtoffer. Door zo te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat het slachtoffer de verkrachtingen in haar eigen woning, een plek waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen, moest ondergaan. Verdachte heeft kennelijk enkel rekening gehouden met zijn eigen behoeftebevrediging en geen acht geslagen op de angst, pijn en verstrekkende gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Immers, naast lichamelijke pijn heeft dit ook psychisch leed meegebracht, hetgeen zonder meer voorstelbaar is maar ook blijkt uit de door aangeefster ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijkse bestaan. Het behoeft ten slotte geen betoog dat een verkrachting gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen in de samenleving en dat vrouwen zich hierdoor in zijn algemeenheid minder veilig voelen.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 18 april 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder – weliswaar lang gelden – onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer geweldsmisdrijven.
Persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 15 maart 2023, opgesteld door D.R. van der Velden, GZ-psycholoog.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte een overwegend zwakbegaafde, sociaal gerichte man is. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was sprake van dagelijks middelengebruik. Van een duidelijke structurele psychiatrische problematiek in de vorm van toestandsbeeld, een parafiele stoornis of een persoonlijkheidsstoornis is niet gebleken. Vanuit dossierinformatie en psychologisch onderzoek is duidelijk geworden dat bij verdachte sprake is van oud zeer ten opzichte van vrouwen, zowel ten opzichte van zijn ex-vriendin als van aangeefster. Zijn boosheid is in beide relaties opgelopen door het gevoel door deze vrouwen gekleineerd, vernederd, gekwetst en gekrenkt te zijn. Hij heeft zichzelf beloofd nooit meer op dergelijke wijze door een vrouw afgewezen te worden. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde bij een bewezenverklaring volledig aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde dan ook volledig toerekeningsvatbaar.
Voornoemde psycholoog heeft het herhalingsrisico ingeschat als laag indien verdachte niet terugvalt in middelengebruik. De verwachting is wel dat het herhalingsrisico kan oplopen in periodes van middelengebruik. Middelengebruik heeft enerzijds een direct, algemeen geldend effect namelijk minder remming van gedrag en behoeften en anderzijds een voor hem geldend secundair effect namelijk dat dynamische risicofactoren oplopen, zoals onder andere negatieve gevoelens, terugtrekken uit sociaal contact, eenzaamheid, seksuele preoccupatie en seks als coping. Geadviseerd is om binnen een reclasseringstoezicht controle op het middelengebruik uit te voeren en te monitoren of het verdachte lukt weggevallen beschermende factoren zoals huisvesting, gezonde financiën en werk/ dagbesteding op te bouwen en anders hier ambulante ondersteuning voor in te zetten, rekening houdend met zijn zwakbegaafdheid.
Uit het reclasseringsrapport d.d. 17 mei 2023, opgesteld door [medewerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland te Leeuwarden, blijkt onder meer dat het herhalingsrisico wordt ingeschat als matig tot laag, gelet op het feit dat het slachtoffer een ex familiair slachtoffer is in combinatie met de eerdere veroordeling voor (niet seksueel) geweld. De risico’s op letselschade en onttrekking worden eveneens ingeschat als laag.
Bij verdachte is sprake van instabiliteit op alle leefgebieden, hetgeen in combinatie met middelengebruik vanuit reclasseringsoogpunt als risico verhogend wordt gezien. Met name het psychosociaal functioneren, de afwijzing door het slachtoffer en het gevoel van vernedering die dit teweeg brachten bij verdachte in combinatie met spanningen die ontstonden door de steeds groter wordende teloorgang om verdachte heen en waarbij door hem steeds meer verdovende middelen werden gebruikt, worden door de reclassering als criminogene factoren gezien.
De reclassering acht het dan ook van zwaarwegend belang om beschermende interventies in te zetten op diverse leefgebieden. Verdachte is inmiddels zelf ook gemotiveerd om mee te werken aan dergelijke interventies en heeft blijk gegeven van een goede samenwerking. Zelfstandig wonen als ook inwonen bij derden ziet de reclassering vooralsnog als ontoereikend en derhalve niet geïndiceerd.
De reclassering is van mening dat verdachte kan profiteren van duidelijke structuur en begrenzing en verwacht dat de periode van stabiliseren enige tijd zal duren, waardoor een reclasseringstoezicht van meerwaarde wordt gezien.
Wanneer de rechtbank zou komen tot een veroordeling van verdachte voor verkrachting, dan is de reclassering van mening dat in het vervolgtraject wel aandacht dient te zijn voor het morele kompas van verdachte, aangezien hij in de afgelopen maanden op geen enkele manier enige verantwoordelijkheid heeft getoond ten opzichte van het slachtoffer op het seksuele gebied vanuit een ontkennende proceshouding.
Geadviseerd is een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcohol- en drugsverbod, een contactverbod, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
LOVS-oriëntatiepunten
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS) ontwikkeld. Het oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. Het gebruik van een steekwapen en de nabije aanwezigheid van derden, in het bijzonder kinderen, zijn daarbij blijkens de LOVS aangemerkt als straf vermeerderende factoren.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat een aanzienlijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zou worden.
Voorts vindt de rechtbank het van belang dat wordt voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal daarom de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod, opleggen. Dit contactverbod zal de rechtbank opleggen door middel van een afzonderlijke maatregel.
Op te leggen maatregel
In het belang van de beveiliging van de maatschappij en ten voorkoming van strafbare feiten vindt de rechtbank aanleiding om aan de verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van drie jaren op te leggen, inhoudende een bevel met een locatieverbod voor de woonlocatie van het slachtoffer, te weten dat verdachte zich niet zal ophouden in een straal van 10 kilometer vanaf [adres] te Surhuizum, en een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] . Het recht van verdachte op bewegingsvrijheid wordt hierdoor slechts in geringe mate en voor bepaalde duur beperkt en dit staat in verhouding tot de daarmee nagestreefde doelen, waaronder het belang van het slachtoffer. Om verdachte ertoe te zetten zich aan het gebieds- en contactverbod te houden, zal de rechtbank bepalen dat een week hechtenis wordt toegepast voor elke overtreding van het gebiedsverbod of het contactverbod.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie en de raadsman hebben geen standpunt ingenomen voor wat betreft het inbeslaggenomen mes.
De rechtbank is van oordeel dat het mes onder verdachte in beslag is genomen en uit het dossier blijkt dat het mes aan een ander toebehoort. Verdachte heeft immers verklaard dat het mes het eigendom is van de eigenaar van de blauwe Toyota Corolla waarin het mes is aangetroffen. Nu uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat het mes voor de bewezen verklaarde feiten of andere illegale doeleinden is gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat het voorwerp moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde de tot nu toe onbekend gebleven eigenaar van de blauwe Toyota Corolla.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een totaal bedrag van € 18.683,51, bestaande uit € 9.183,51 euro aan materiële schade en € 9.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor zover deze ziet op feit 1, gelet op de bepleite vrijspraak. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit de vordering af te wijzen, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Subsidiair heeft de raadsman de navolgende posten bestreden.
Ten aanzien van de camerasysteeminstallatiekosten heeft de raadsman bepleit dat deze post afgewezen dient te worden. De offerte is pas vijf maanden na het feit aangevraagd, de kosten staan in een te ver verwijderd verband tot het feit en gelet op het tijdsverloop is er geen sprake van een voortdurend delict en daarbij wordt verwezen naar de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam onder ECLI:NL:GHAMS:2023:840.
Ten aanzien van de kosten van het eigen risico en de vaccinatie heeft de raadsman bepleit dat deze gehalveerd moeten worden.
Ten aanzien van de reiskosten heeft de raadsman bepleit dat deze kunnen worden toegewezen voor wat betreft de reiskosten naar de rechtbank en het politiebureau. De overige reiskosten moeten worden afgewezen, omdat er geen bewijs is aangeleverd dat deze afspraken hebben plaatsgevonden. Zo zijn er geen afspraakkaarten bijgevoegd en blijkt ook nergens dat aangeefster in de ziektewet zit.
Ten aanzien van de immateriële kosten heeft de raadsman bepleit deze, voor zover zij zien op feit 1, te matigen tot € 5.000,00 en voor zover zij zien op feit 2 te matigen tot € 1.000,00.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de camerasysteeminstallatiekosten is door de verdediging verwezen naar een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam waarbij de beveiligingskosten werden afgewezen, omdat het bewezenverklaarde onder andere niet in of bij de woning van de benadeelde partij had plaatsgevonden en er evenmin was gebleken dat de verdachte na het misdrijf nog enige confrontatie of contact had gezocht met de benadeelde partij. In onderhavige zaak vond het bewezenverklaarde daarentegen wel plaats in en rondom de woning van aangeefster en heeft verdachte naderhand nog via whatsapp contact gezocht met de benadeelde partij. Dat de benadeelde partij de camerasysteeminstallatie niet direct, maar vijf maanden naderhand heeft aangeschaft is niet onbegrijpelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldoende aannemelijk dat de kosten van de aanschaf van de camerasysteeminstallatie een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. De rechtbank vindt het voorstelbaar dat de benadeelde partij zich na de verkrachting onveilig voelde in haar afgelegen woning en de toelichting voor het gekozen camerasysteem is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 december 2022.
Ten aanzien van de kosten die zien op het eigen risico en de vaccinatie is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. Door de benadeelde partij is immers een overzicht van de gebruikte zorg toegevoegd alsmede facturen ten aanzien van het eigen risico uit 2022 en 2023. Ook is een betaalbewijs van de vaccinatie bijgevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de pleegdatum, voldoende aannemelijk dat de zorgkosten zijn verspreid over twee jaren en dat daarbij het eigen risico voor beide jaren volledig is gebruikt. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 december 2022.
Ten aanzien van de post ‘reiskosten’ overweegt de rechtbank als volgt.
De reiskosten die zien op de bezoeken van de rechtbank voor wat betreft de pro forma zitting, het gesprek met de officier van justitie en de inhoudelijke behandeling zijn blijkens de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 oktober 2021
18niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, Sv. Deze reiskosten worden daarom afgewezen.
De reiskosten die zien op de afspraken bij het politiebureau zijn niet door de verdediging betwist. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen. De rechtbank gaat daarbij uit van een totale reisafstand van 223 km.
De verdediging heeft gesteld dat de reiskosten die zien op afspraken van de benadeelde partij met CSG, Fier, het MCL en de bedrijfsarts afgewezen moeten worden, omdat niet gecontroleerd kan worden dat de benadeelde partij deze afspraken daadwerkelijk heeft gehad. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen of voornoemde afspraken hebben plaatsgevonden. Dat er geen afsprakenkaart is bijgevoegd wil niet zeggen dat onvoldoende is gesteld dat voornoemde kosten zijn gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. Nu het aantal kilometers alsmede de hoogte van de kilometervergoeding niet is betwist, gaat de rechtbank daarbij uit van de volgende reisafstanden:
- 858 km (afspraken CSG en Fier); - 201 km (afspraken bedrijfsarts); - 130 kilometer (afspraken MCL).
Het totaal aantal kilometers komt daarmee uit op 1412 km. De rechtbank wijst daarom aan reiskosten toe een bedrag van 1412 km x € 0,29 eurocent = € 409,48, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 december 2022.
Immateriële schade
De rechtbank acht ten aanzien van feit 2 het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom voor zover de vordering op dit gedeelte ziet niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Voor zover de post immateriële schade ziet op feit 1 is de rechtbank van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht geen redenen aanwezig om de hoogte van de gevorderde immateriële schade te matigen, gelet op het door verdachte gepleegde grove zedenmisdrijf. De vordering zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 7.500,00 euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde meldt zich binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21, 9727 KB te Groningen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde laat zich behandelen door Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nader te bepalen startmoment. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
veroordeelde verblijft bij Humanitas DHM of Exodus Groningen of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op een nog nader te bepalen startmoment. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur dit in overleg met de reclassering. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich niet op te houden in een straal van 10 kilometer vanaf [adres] te Surhuizum, gedurende
drie jaren;
zich te onthouden van direct of indirect contact met slachtoffer (aangeefster) [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] , gedurende
drie jaren;
met bevel dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden.
Gelast de teruggaveaan de tot nu toe onbekend gebleven rechthebbende van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 december 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade die ziet op feit 2 nietontvankelijk.
Wijst de vordering van de benadeelde partij af voor wat betreft de reiskosten die zien op de pro forma zitting, het gesprek met de officier van justitie en de inhoudelijke behandeling.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van €
16.435,85(zegge: zestienduizendvierhonderdvijfendertig euro en vijfentachtig eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit €
8.935,85aan materiële schade en €
7.500,00aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 117 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juni 2023.
Mr. A. de Jong en mr. M.E. Joha zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer NNRBC22275 (onderzoek Topper), doorgenummerd 2 tot en met 187.
Pagina 31.
Pagina 32.
Pagina 36.
Pagina 39.
Pagina 36.
Pagina’s 39 en 40.
Pagina’s 37 en 40.
Pagina’s 37, 38, 41 en 42.
Pagina’s 37, 43 en 44.
Pagina’s 37, 38 en 45.
Pagina 54.
Pagina’s 72 en 73.
Pagina 29.
Pagina’s 24, 25, 26, 27 en 28.
Pagina’s 62, 63, 64 en 65.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 juni 2023.