ECLI:NL:RBNNE:2023:2626

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
LEE 21/1276
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van de Nationale Coördinator Groningen over woningversterking in aardbevingsgebied

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eisers tegen het besluit van de Nationale Coördinator Groningen (NCG) over de versterking van hun woning in een aardbevingsgebied. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de NCG heeft erkend dat nader onderzoek nodig is. De rechtbank stelt vast dat er geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel. De eisers, bewoners van een woning in het buitengebied van [woonplaats], hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de NCG dat hun woning niet voldoet aan de veiligheidsnormen en versterking vereist. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij eisers en hun gemachtigden zijn gehoord. De rechtbank concludeert dat de NCG bereid is de kosten voor juridische bijstand en bouwkundige ondersteuning te dekken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de NCG op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eisers in acht moeten worden genomen. De rechtbank benadrukt dat het aan partijen is om in overleg te treden over de uitvoering van de versterkingsmaatregelen en dat eisers voldoende ondersteuning moeten krijgen in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1276

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juni 2023 in de zaak tussen

[namen] , uit [woonplaats] , eisers

en
de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (Nationaal Coördinator Groningen), verweerder
(gemachtigden: mr. A. Brouwer en ing. R. Kamer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het normbesluit van verweerder over de veiligheid van de woning van eisers.
1.1.
Met het bestreden besluit van 12 maart 2021 op het bezwaar van eisers is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Partijen zijn uitgenodigd voor behandeling ter zitting door een meervoudige kamer op 28 oktober 2021. Deze behandeling heeft echter geen doorgang gevonden na verwijzing door de meervoudige kamer naar een enkelvoudige kamer ter beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep. Op de zitting van 16 februari 2022 heeft de enkelvoudige kamer de ontvankelijkheid van het beroep behandeld. Vervolgens is de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Bij brief van 8 november 2022 is eisers om toestemming verzocht om de zaak te laten behandelen door een meervoudige kamer in een andere samenstelling. Deze toestemming is bij brief van 21 november 2022 gegeven.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigden van verweerder. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
1.5.
Op 29 mei 2023 hebben eisers een verzoek tot wraking ingediend. Bij beslissing van 8 juni 2023 heeft de wrakingskamer dit verzoek ongegrond verklaard.
1.6.
Op 15 juni 2023 hebben eisers een tweede verzoek tot wraking ingediend. Bij beslissing van 23 juni 2023 heeft de wrakingskamer dit verzoek niet ontvankelijk verklaard en bepaald dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond.
Totstandkoming van het besluit en feiten
2.1.
Eisers zijn bewoners en eigenaars van de woning op het [adres] te [woonplaats] . De woning is gelegen buiten de bebouwde kom van het dorp [woonplaats] .
2.2.
In 2013 (rapportage op 7 juni 2013) heeft het bureau Wiertsema & Partners een geotechnisch onderzoek verricht op het adres van de woning in verband met de beoogde plaatsing van een carport en een nieuwe betonnen vloer in de schuur.
2.3.
Op 16 maart 2018 heeft het bureau Archipunt in opdracht van het Centrum Veilig Wonen een inspectie van de woning uitgevoerd. Het definitieve technisch inspectierapport heeft Archipunt op 27 december 2018 uitgebracht.
2.4.
Het bureau Borg heeft, in opdracht van verweerder, de aardbevingsbestendigheid van de woning beoordeeld op basis van de Nederlandse Praktijkrichtlijn 9998 van 2018 (NPR 9998:2018). Het resultaat van deze beoordeling is neergelegd in het versterkingsadvies van 28 juli 2020. Hierin wordt onder meer geconcludeerd dat het voorhuis en de schuur van de woning niet voldoen aan NPR 9998:2018 en dat de woning daarom versterkt moet worden. Het versterkingsadvies benoemt welke versterkingsmaatregelen noodzakelijk zijn.
2.5.
In het primaire besluit van 12 november 2020 stelt verweerder dat de woning niet voldoet aan de veiligheidsnorm en dient te worden versterkt. De versterking bestaat uit een aantal maatregelen die ertoe zouden leiden dat de woning wel aan de veiligheidsnorm zal voldoen. De benodigde investeringskosten, te dragen door verweerder, worden geraamd op € 258.861,- incl. BTW. De hoogte van de uiteindelijke kosten wordt mede bepaald door de nadere invulling van de versterkingsmaatregelen door verweerder in samenspraak met eisers. De planning voor de uitvoering van de werkzaamheden volgt uit het lokale plan van aanpak van de gemeente. Zoals vermeld in 1.1., heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank overweegt dat de enkelvoudige kamer heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk is.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.1.
Bij brief van 24 april 2023 aan de rechtbank heeft verweerder medegedeeld voornemens te zijn het bestreden besluit in te trekken. Verweerder heeft dit echter nog niet gedaan omdat met eisers nog geen overeenstemming was bereikt over het vervolg van de procedure.
5.2.
Ter zitting heeft verweerder, in aanvulling op de brief, toegelicht bereid te zijn een onderzoek te laten verrichten naar de fundering. Daarnaast wil verweerder in gesprek met eisers om tot een maatwerkoplossing te komen.
5.3.
Het voorgaande betekent dat het beroep gegrond is wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat, zoals niet meer in geschil is, de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd. Ten behoeve van de finale geschillenbeslechting zal hieronder besproken worden of het gelijkheids- of vertrouwensbeginsel met zich brengt dat moet worden getoetst aan NPR:9998:2015 en wat nodig is om te komen tot een maatwerkoplossing.
5.4.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank daarbij op dat bij de beoordeling van de resterende geschilpunten de aanwezigheid van ing. Kamer op de zitting van 10 mei 2023
-waar eisers in hun brief van 12 mei 2023 tegen hebben geageerd- geen rol van betekenis speelt. Daar waar opmerkingen van verweerder worden genoemd betreft het enkel een toelichting van mr. Brouwer.
Gelijkheidsbeginsel
6. Het gelijkheidsbeginsel betreft het beginsel dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. Het is aan eisers om het beroep op het gelijkheidsbeginsel te onderbouwen met concrete gevallen die volgens hun op relevante punten vergelijkbaar zijn met hun situatie. [1]
6.1.
In de gronden van beroep hebben eisers, samengevat, betoogd dat bewoners van het aardbevingsgebied zeer verschillend worden behandeld en dat er verschillende meetlatten worden gebruikt die bij identieke gevallen tot verschillende uitkomsten leiden. Het woud aan regelingen dat is opgebouwd heeft, aldus eisers, de onterechte ongelijkheid eerder veroorzaakt dan voorkomen. Ter zitting hebben eisers toegelicht dat het hen niet te doen is om een nieuwe woning gerealiseerd te krijgen, zoals bij vele dorpsgenoten in de dorpskern is gebeurd. Het idee om de woning te slopen zien zij als verre van aantrekkelijk.
6.2.
Ter zitting is aan de orde gekomen dat in de loop van de tijd verschillende versies van de NPR 9998 zijn gehanteerd bij de beoordeling van de aardbevingsbestendigheid van gebouwen. In het geval van [woonplaats] gaat het om de versies van 2015 en 2018 (NPR 9998:2015 en NPR 9998:2018). Eisers vinden dat hun woning beoordeeld moet worden op grond van de versie van 2015, net als is gebeurd bij hun dorpsgenoten. Verweerder heeft op dit punt opgemerkt dat de beoordeling van de woningen in de bebouwde kom van [woonplaats] inderdaad is gebeurd aan de hand van NPR 9998:2015, maar dat de woningen in het buitengebied van [woonplaats] zijn beoordeeld met toepassing van NPR 9998:2018.
6.3.
Verweerder heeft in het bestreden besluit -samengevat- overwogen dat de juridische grondslag voor de toepassing van de beoordelingsmethode ten aanzien van de woning van eisers voortvloeit uit artikel 52g, derde lid, van de Mijnbouwwet (Mbw) en de -in het Besluit versterking gebouwen (Bvg) opgenomen- beleidsregel. [2]
6.4.
Eisers hebben geen concrete adressen genoemd en ook overigens geen stukken aangeleverd die een vergelijking met andere woningen mogelijk maakt. [3] De ingenomen stelling is in de pleitnota toegespitst op het gegeven dat de NPR is gewijzigd. Eisers hebben niet gewezen op concrete voordelen die zijn verbonden aan de toepassing van de NPR:9998:2015, anders dan dat zij -als inwoner van het buitengebied- dan hetzelfde worden behandeld als de dorpsgenoten in de bebouwde kom.
6.5.
In het verweerschrift is benadrukt dat het doel van de versterkingsoperatie voor iedere inwoner van het aardbevingsgebied gelijk is, namelijk een woning die voldoet aan de veiligheidsnorm. Eisers hebben geen onderbouwing gegeven waarmee kan worden geconcludeerd dat de NPR uit 2018 niet voldoet om de veiligheid in hun woning te garanderen en dat alleen het gebruik van de versie van 2015 de veiligheid garandeert.
6.6.
Gelet op hetgeen eisers naar voren hebben gebracht, ziet de rechtbank geen grond om in deze zaak te bepalen dat het gelijkheidsbeginsel met zich brengt dat moet worden getoetst aan NPR:9998:2015.
Vertrouwensbeginsel
7. In het beroep op het vertrouwensbeginsel wordt evenmin grond gezien voor het oordeel dat moet worden getoetst aan NPR:9998:2015. Zo hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs konden en mochten afleiden dat het versterkingsadvies zou worden opgesteld aan de hand van de NPR:9998:2015. [4]
Hoe nu verder?
8.1.
Ter zitting is besproken welk vervolg de procedure na gegrondverklaring van het beroep zou moeten krijgen. Bij het vinden van een maatwerkoplossing kan de situatie ontstaan dat de door verweerder aangeboden mogelijkheden niet stroken met de wensen van eisers. De rechtbank overweegt dat eisers bij het behartigen van hun belangen voldoende ondersteuning behoren te hebben.
8.2.
Ter zitting is ook aan de orde gekomen dat met wetsvoorstellen tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen beoogd wordt een regeling te treffen voor het vergoeden van juridische bijstand en van bijstand door een technisch deskundige. Verweerder heeft verklaard bereid te zijn de kosten voor het inschakelen van een rechtsbijstandsverlener en van een bouwkundige op zich te nemen op een wijze als voorzien in het nu nog niet in werking getreden wetsvoorstel. Uit praktisch oogpunt merkt de rechtbank op dat het aangewezen is dat verweerder en eisers vooraf overleggen welke bedragen voor vergoeding in aanmerking komen.
8.3.
De rechtbank overweegt dat het aan partijen is om de beste modus te vinden voor overleg. Indien eisers gebruik gaan maken van een rechtsbijstandsverlener en/of bouwkundige dienen deze voldoende ruimte te krijgen om, in samenspraak met eisers, de belangen van eisers te behartigen. Om die reden zal de rechtbank volstaan met te bepalen dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaar dient te nemen. De rechtbank stelt hiervoor geen termijn vast en geeft evenmin andere voorschriften.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eisers vergoeden. Eisers hebben geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 12 maart 2021;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 181,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, voorzitter, en mr. H. Brouwer en mr. M.R. Gans, leden, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:12
1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.(…)
Artikel 3 van het Besluit versterking gebouwen Groningen (Stcrt. 2019, 30569)
De beoordeling of een gebouw voldoet aan de veiligheidsnorm wordt gedaan volgens de NPR:9998:2018.
Mijnbouwwet
Hoofdstuk 4a Bijzondere regels voor het Groningenveld
Artikel 52a
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
– veiligheidsbelang: de veiligheidsrisico’s voor omwonenden als gevolg van bodembeweging veroorzaakt door de winning van gas uit het Groningenveld en de veiligheidsrisico’s als gevolg van het niet kunnen voorzien van eindafnemers van de benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas;
Artikel 52g
(…)
3. Onze Minister neemt alle maatregelen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad.

Voetnoten

1.vgl. de uitspraak van de ABRvS van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:503.
2.artikel 3 van het besluit van de minister van EZK van 20 mei 2019, Stcrt. 2019, 30569.
3.zoals in de uitspraak van deze rechtbank van 12 december 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4666.
4.vgl. de uitspraak van de ABRvS van 29 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2180.