4.4. Het Hof heeft blijkens de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende vastgesteld.
(i) Het zoontje van de verdachte en zijn vriendin [medeverdachte], [het slachtoffer] geheten, geboren op [geboortedatum] 2000, huilde vanaf de leeftijd van ongeveer een maand heel veel, waarbij het volgens [medeverdachte] leek of hij pijn had.
(ii) [Medeverdachte] heeft, toen [het slachtoffer] ongeveer een maand oud was, aan het bedje van [het slachtoffer] staan schudden om hem te doen ophouden met huilen, hetgeen niet gebeurde.
(iii) De verdachte heeft waargenomen dat [het slachtoffer] op 21 maart 2000 blauwe plekken had op zijn rug.
(iv) De moeder van [medeverdachte] heeft waargenomen dat [het slachtoffer] in de maand maart 2000 een blauw plekje op zijn linkerwang had en dat een randje aan de bovenzijde van een van zijn oren helemaal blauw was. Zij heeft wel eens gedacht dat [het slachtoffer] pijn had, gezien de grimassen op zijn gezicht.
(v) Een persoon genaamd [betrokkene 2] heeft omstreeks 9 april 2000 waargenomen dat [medeverdachte] [het slachtoffer] optilde en dat zij [het slachtoffer] daarbij met zijn hoofdje, ter hoogte van zijn fontanel, heel hard tegen een balkje stootte en dat daarbij een harde bonk te horen was.
(vi) De verdachte heeft op 10 april 2000, terwijl [het slachtoffer] zich in een draagzak bevond, in een snelle draai [het slachtoffer] met een harde klap tegen een zijvlak van een giromaat gestoten, als gevolg waarvan [het slachtoffer] hard schreeuwde en vervolgens een hele tijd heeft gehuild. Thuis hebben de verdachte en [medeverdachte] het ruggetje van [het slachtoffer] bekeken en daarop ongeveer in het midden een grote blauwe plek gezien, doch noch verdachte noch [medeverdachte] hebben in verband hiermee een dokter gewaarschuwd. [Medeverdachte] heeft aan voornoemde [betrokkene 2] verteld dat [het slachtoffer] in verband met de stoot tegen de giromaat naar de dokter had gemoeten, maar dat dat niet meer ging, omdat [het slachtoffer] een blauw ruggetje had en dat de verdachte had gezegd dat ze met die blauwe rug niet naar een dokter kon, omdat de dokter zou denken dat zij [het slachtoffer] mishandelden.
(vii) [Het slachtoffer] is in de nacht van 18 op 19 april 2000 van het bed van de verdachte en [medeverdachte] gevallen, met zijn hoofd op de betonnen vloer. Volgens [medeverdachte] had zij [het slachtoffer] kennelijk van het bed geschopt. Vanaf deze tijd had [het slachtoffer] aanvallen waarbij hij helemaal slap werd en met zijn ogen begon te tollen.
(viii) De verdachte en [medeverdachte] hebben [het slachtoffer] in de avond van 20 april 2000 naar de broer van de verdachte en zijn vriendin [betrokkene 3] gebracht om hen op [het slachtoffer] te laten passen. De verklaring van de broer van de verdachte houdt als beschrijving van de toestand van [het slachtoffer] op dat moment in:
"Toen zij [het slachtoffer] brachten viel het mij meteen op dat [het slachtoffer] een blauwe enigszins dikke plek bij zijn linkerwang had. Deze plek was vrij groot, het omvatte eigenlijk zijn gehele linkerwang. Het viel mij op dat de baby erg huilde en dat de baby niet gewoon huilde. Ik bedoel daarmee dat ik zag en hoorde dat, als ik de baby oppakte en droeg, de baby tijdens het huilen rood werd en dat hij heel erg verkrampte en gebalde vuistjes had. Het huilen vond ik eng, ik bedoel eigenlijk dat de manier van huilen eng was. Ik had [het slachtoffer] wel eerder zien en horen huilen, maar dit was anders. Ik had toen het idee dat er wat met [het slachtoffer] aan de hand was, dat hij pijn had. Toen wij de baby verschoonden en [betrokkene 3] de luier wilde verwisselen zag ik dat de baby ook blauwe plekken onder zijn balletjes had en aan de binnenzijde van zijn billen. Ik vond ook dat [het slachtoffer] op een vreemde manier met zijn oogjes draaide en dat gebeurde meerdere keren achter elkaar. Ook viel het mij op dat de baby heel schrikkerig was, alsof hij telkens wakker schrok terwijl hij met zijn oogjes draaide. Toen [verdachte] en [medeverdachte] later die avond terug kwamen heb ik [verdachte] en [medeverdachte] nogmaals gevraagd aan [verdachte] hoe de blauwe plek op zijn wang was gekomen. [Medeverdachte] legde toen uit dat de blauwe plek door de speen was gekomen, doordat de baby op de speen had gelegen. Ik en ook [betrokkene 3] hebben toen duidelijk laten merken dat wij ons zorgen maakten over [het slachtoffer]. Deze boodschap is volgens mij ook goed overgekomen."