ECLI:NL:RBNNE:2023:2428

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
C/18/223040 KG RK 23-169
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond verklaard in bestuursrechtelijke procedure

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een wrakingsverzoek van twee verzoekers ongegrond verklaard. Het verzoek richtte zich tegen de rechters A.W. Wassink, H. Brouwer en M.R. Gans, die betrokken waren bij een bestuursrechtelijke procedure tussen de verzoekers en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). De verzoekers stelden dat de rechters in strijd met de wet hadden gehandeld door een deskundige toe te laten tot de zitting zonder tijdige mededeling aan hen, zoals vereist door artikel 8:60 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ze voerden aan dat dit het vertrouwen in een onafhankelijke rechtspraak had geschaad.

De wrakingskamer overwoog dat de verzoekers geen bijkomende feiten of omstandigheden hadden aangevoerd die de schijn van vooringenomenheid van de rechters konden onderbouwen. De rechters gaven aan dat de beslissing om de deskundige toe te laten en het niet heropenen van de zaak procesbeslissingen waren, die op zichzelf geen grond voor wraking konden vormen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.

Uiteindelijk concludeerde de wrakingskamer dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling. De procedure met zaaknummer [zaaknummer] zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/223040 KG RK 23-169
Beslissing van 8 juni 2023
van de meervoudige wrakingskamer op het verzoek van
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de verzoekers,
strekkende tot de wraking van
mrs. A.W. Wassink, H. Brouwer en M.R. Gans,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijk wrakingsverzoek van 29 mei 2023, ingekomen bij de griffie op 1 juni 2023;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 6 juni 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde dag;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 mei 2023.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de meervoudige kamer van deze sector bestuursrecht in rechtbank, locatie Groningen, die is belast met de behandeling van de zaak met zaaknummer [zaaknummer] , kort gezegd een procedure tussen verzoekers en de Nationaal Coördinator Groningen (hierna: NCG), vertegenwoordigd door [naam] en [deskundige] . Verzoekers zijn eisers in die procedure.
2.2.
Uit het schriftelijke wrakingsverzoek blijkt dat verzoekers - kort samengevat - aan hun verzoek ten grondslag hebben gelegd dat de rechters in strijd met de wet hebben gehandeld door de NCG toe te staan om een deskundige ( [deskundige] ) mee te nemen naar de zitting, terwijl hiervan niet tijdig aan verzoekers mededeling is gedaan zoals artikel 8:60 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorschrijft. De verzoekers stellen dat de rechters andere regels hanteren voor de overheid dan voor de burger, waardoor het vertrouwen in een onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak is geschaad.
2.4.
De verzoekers hebben over de voornoemde gang van zaken aan de rechters hun beklag gedaan, waarna zij zich hebben gebogen over de vraag of er aanleiding bestond om het onderzoek te heropenen. De rechters hebben hiertoe geen aanleiding gezien.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en stellen - kort samengevat - dat noch de omstandigheid dat [deskundige] is toegelaten tot de zitting, noch het feit dat de rechtbank heeft besloten niet over te gaan tot heropening van de zaak, enige aanleiding geeft om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechters. Het besluit om niet over te gaan tot het heropenen van de zaak betreft volgens de rechters daarnaast een procesbeslissing, waarvoor niet kan worden gewraakt.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 6 van het EVRM, in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
3.2.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 8:15 Awb/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening gehouden worden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat het verzoek tot wraking van mrs. Wassink, Brouwer en Gans zich in eerste instantie richt op de procesbeslissing om deskundige [deskundige] toe te laten tot de zitting, terwijl zijn aanwezigheid, in strijd met hetgeen in artikel 8:60 Awb is bepaald, niet tijdig aan verzoekers is medegedeeld. Uit het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) volgt dat de wrakingskamer geen oordeel toekomt over de juistheid van een procesbeslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in bestuursrechtelijke zaken brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit anders zijn. De wrakingskamer is van oordeel dat verzoekers geen verdere feiten of omstandigheden hebben aangedragen waaruit de vooringenomenheid van de rechters blijkt. Bovendien ontbreekt een feitelijke onderbouwing van de gestelde partijdigheid, namelijk waarom het toelaten tot de zitting van ing. Kamer in het nadeel van verzoekers zou zijn.
3.4.
Voor zover het verzoek tot wraking is gericht op het feit dat de rechters, ondanks het beklag van de verzoekers, geen aanleiding hebben gezien om over te gaan tot het heropenen van het onderzoek ter terechtzitting, is de wrakingskamer van oordeel dat het hier eveneens een procesbeslissing betreft die als zodanig geen grond kan vormen voor wraking. Verzoekers hebben geen verdere concrete onderbouwing aan hun wrakingsverzoek ten grondslag gelegd waaruit naar voren komt dat deze procesbeslissing van vooringenomenheid blijk zou geven.
3.5.
Gelet op het voorgaande is de wrakingkamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond is. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan op grond van artikel 4 lid 2 onder a van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Nederland achterwege blijven.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart het wrakingsverzoek ongegrond;
4.2.
bepaalt dat de procedure met zaaknummer [zaaknummer] wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, bevond;
4.3.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
- verzoekers;
- mrs. A.W. Wassink, H. Brouwer en M.R. Gans,
- de partijen in de hoofdzaak.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. Brinksma, voorzitter, M.A.M. Wolters en C.W. Couperus-van Kooten, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023 in aanwezigheid van mr. H.J. Boon als griffier.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.