In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 7 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen handhavingsbesluiten van het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, had bezwaar gemaakt tegen een last onder dwangsom die was opgelegd bij een primair besluit van 19 november 2021. De rechtbank constateert dat het primaire besluit foutief was geadresseerd, waardoor de bezwaartermijn niet op de juiste wijze was ingegaan. De rechtbank oordeelt dat de bezwaartermijn van zes weken pas begint op het moment dat eiser of zijn gemachtigde het besluit daadwerkelijk heeft ontvangen. Dit betekent dat de eerdere veronderstelling van verweerder dat de bezwaartermijn twee weken bedroeg, onterecht was.
Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op het invorderingsbesluit van 29 augustus 2022, waarbij een dwangsom van € 5.000,- werd opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de vaststellingen die aan dit besluit ten grondslag lagen, onvoldoende deugdelijk en controleerbaar waren. De rechtbank stelt dat de politie op 21 april 2022 geen adequate waarnemingen heeft gedaan die de conclusie rechtvaardigen dat eiser de last onder dwangsom heeft overtreden. De rechtbank verklaart beide beroepen gegrond, vernietigt de bestreden besluiten en draagt verweerder op om nieuwe besluiten te nemen in overeenstemming met deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eiser.