Gronden
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres is sinds 28 december 2017 kentekenhouder van een camper van het merk Rimor met het kenteken [kenteken] (de camper). Op verzoek van eiseres is de geldigheid van het kenteken geschorst vanaf 7 oktober 2020. Op 16 december 2021 hebben controlemedewerkers geconstateerd dat de camper geparkeerd stond op een parkeerplaats aan het [straatnaam] in [woonplaats] . Verweerder heeft met dagtekening 9 maart 2022 aan eiseres over de periode 28 december 2020 tot en met 27 december 2021 een naheffingsaanslag mrb opgelegd van € 1.152 en ook een verzuimboete van € 1.152.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag en de boete terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd.
4. Eiseres stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat de camper geparkeerd stond op eigen terrein en dat zij zich er niet van bewust was dat ze zich niet aan de regels hield. De camper stond eerst op een andere plek op hetzelfde terrein, maar is vanwege wijziging in de infrastructuur verplaatst naar de plaats waar hij stond op het tijdstip van de controle. Ze vindt de naheffingsaanslag over een heel jaar en een boete van 100% niet fair en buitenproportioneel.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd. Verweerder is van mening dat parkeren op een parkeerterrein dat feitelijk voor het openbaar rijverkeer openstaat ook valt onder het gebruik maken van de weg. Van fysieke barrières was op het moment van de controle geen sprake. De bebording was ook niet structureel aanwezig. Voor wat betreft de boete merkt verweerder op dat geen sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) en ook verder ziet verweerder geen bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om de boete te matigen
.
6. De rechtbank overweegt dat volgens de wet geen mrb wordt geheven over de tijd waarin de geldigheid van het kenteken van een motorrijtuig geschorst is.Wanneer gedurende schorsing toch gebruik wordt gemaakt van de weg, eindigt de schorsing en kan de mrb worden nageheven.Onder ‘weg’ wordt verstaan: elke voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg en elk zodanig pad, de in de weg of het pad liggende bruggen en duikers alsmede de tot de weg behorende paden en bermen of zijkanten.
7. Voor de beantwoording van de vraag of een terrein als een voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande weg moet worden aangemerkt, is beslissend of het terrein feitelijk voor het openbaar rijverkeer openstaat. Daarvoor zijn van belang de feitelijke omstandigheden, zoals of door de rechthebbende(n) wordt geduld dat het algemene rijverkeer gebruik maakt van het terrein.
8. Uit de foto’s in het dossier leidt de rechtbank af dat de eigenaar van het terrein waar de camper van eiseres tijdens de controle stond geparkeerd geen afsluiting heeft geplaatst. Ook stonden er op dat moment geen borden waaruit viel af te leiden dat parkeren door derden niet werd geduld. Onder die omstandigheden moet worden geoordeeld dat het terrein feitelijk voor het openbaar rijverkeer openstond en daarom moet worden aangemerkt als een weg. Omdat de auto van eiseres op het terrein geparkeerd stond, heeft eiseres ten tijde van de controle gebruik gemaakt van de weg terwijl het kenteken van haar camper geschorst was. De mrb mocht dus worden nageheven. De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aansluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin gebruik is gemaakt van de weg.Daarbij maakt het niet uit of ook in de andere tijdvakken gebruik is gemaakt van de weg. Of de camper in de andere tijdvakken geparkeerd stond op een terrein dat moet worden aangemerkt als openbare weg - zoals verweerder betoogt, maar eiseres betwist - laat de rechtbank daarom in het midden.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd over de periode 28 december 2020 tot en met 27 december 2021.
9. Ten aanzien van de boete overweegt de rechtbank dat verweerder in dit soort gevallen in beginsel een verzuimboete kan opleggen van 100% van de nageheven belasting.Bij het opleggen van deze verzuimboete wordt geen onderscheid gemaakt in de mate van schuld of nalatigheid. Wel moet in gevallen waarin sprake is van avas de verzuimboete achterwege blijven. Van avas is in dit geval echter geen sprake, omdat niet aannemelijk is geworden dat eiseres er alles aan gedaan heeft om te voorkomen dat met de camper gebruik zou worden gemaakt van de weg terwijl het kenteken geschorst was.Verweerder heeft dus terecht een verzuimboete opgelegd. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verzuimboete tot de juiste hoogte is vastgesteld.
10. Met betrekking tot de hoogte van de verzuimboete overweegt de rechtbank dat deze tot doel heeft een prikkel te zijn tot nakoming van fiscale verplichtingen. Als uitgangspunt geldt dat in dit soort gevallen, naar de bedoeling van de wetgever, een verzuimboete van 100% wordt opgelegd.Uit de wetgeschiedenis volgt dat het enige argument van de wetgever voor dit uitgangspunt was dat de verschuldigde belasting relatief gering is en dat van een procentueel lage boete daarom weinig preventieve werking zou uitgaan. De rechtbank vindt dit argument van de wetgever niet doorslaggevend om een boete van 100% passend en geboden te achten. Ook in het geval van eiseres zal de verzuimboete namelijk wel degelijk relatief hoog zijn. Dan kan niet worden gezegd dat van een procentueel lagere verzuimboete geen preventieve werking uitgaat. Bovendien is de rechtbank in het kader van de individuele straftoemeting gehouden om, gelet op alle in aanmerking komende omstandigheden, te beoordelen of de opgelegde verzuimboete passend en geboden is. Ook de omstandigheid dat de hoogte van de nageheven belasting in dit geval is komen vast te staan met toepassing van een berekeningsvoorschrift moet daarbij worden meegewogen.Verder weegt de rechtbank mee dat er vaker is geschorst en dat dit de eerste keer is dat eiseres zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Anders dan verweerder meent, is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat eiseres op 22 maart 2022 de camper nog steeds op dezelfde plek had geparkeerd er niet aan in de weg staat om de boete te matigen. Al deze omstandigheden in aanmerking nemend, vindt de rechtbank een matiging van de verzuimboete op zijn plaats. Alles overwegende vindt de rechtbank een boete van € 275 passend en geboden.
11. Gelet op het voorgaande is het beroep gericht tegen de verzuimboete gegrond verklaard.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, heeft de rechtbank bepaald dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op totaal € 160 voor verlet- en reiskosten. Ter zitting is tussen partijen afgestemd dat de verletkosten € 150 bedragen. De rechtbank begroot de reiskosten op € 10.
14. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is op 9 mei 2023 gedaan door mr. R.R. van der Heide, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt. De beslissing is op voormelde datum in het openbaar uitgesproken, evenals de rechtsmiddelenverwijzing.
w.g. griffier w.g. rechter