ECLI:NL:RBNNE:2023:1763

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
LEE 22/1573
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om herziening van de WW-uitkering en de afwijzing daarvan door het Uwv

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om terug te komen op het besluit van 6 mei 2021, waarbij het Uwv haar een WW-uitkering heeft toegekend. Eiseres heeft verzocht om herziening van het besluit, omdat zij meent dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een wijziging van het dagloon rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv in zijn bestreden besluit van 6 april 2022 terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot herziening van het dagloon, dat is vastgesteld op € 67,92 per 11 mei 2021.

Eiseres heeft verschillende wrakingsverzoeken ingediend tegen mr. H.J. Bastin, die de zaak behandelde, maar deze zijn door de wrakingskamer kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 22 februari 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het Uwv. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres tegen de afwijzing van haar herzieningsverzoek zorgvuldig gewogen, maar concludeert dat de door eiseres aangevoerde gronden niet als nieuwe feiten of omstandigheden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen aanleiding is om het eerdere besluit te herzien.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten, aangezien haar beroep niet succesvol is geweest. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 april 2023, en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1573

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: S.S. Wiltjer - Rienstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing
van haar verzoek om terug te komen op het besluit van 6 mei 2021.
2. Met het bestreden besluit van 6 april 2022 op het bezwaar van eiseres is het Uwv
bij dat besluit gebleven zodat het dagloon voor de uitkering op grond van de Werkloosheidswet (de WW) per 11 mei 2021 niet wordt gewijzigd.
3. Op of omstreeks 16 september 2022 heeft eiseres mr. H.J. Bastin gewraakt in onder
andere de zaak LEE 22/1573. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking op 3 oktober 2022 kennelijk ongegrond verklaard.
4. Op 18 oktober 2022 heeft eiseres een schriftelijk verzoek ingediend tot wraking van
mr. H.J. Bastin in onder andere de zaak LEE 22/1573. De wrakingskamer heeft dit verzoek tot wraking op 28 oktober 2022 kennelijk ongegrond verklaard.
5. Op 10 november 2022 heeft eiseres mr. H.J. Bastin gewraakt in onder andere de
zaak LEE 22/1573. De wrakingskamer heeft dit verzoek tot wraking op 15 november 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Hierbij heeft de wrakingskamer bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van mr. H.J. Bastin in onder andere de onderhavige procedure niet in behandeling zal worden genomen.
6. Op 13 december 2022 heeft eiseres mr. H.J. Bastin gewraakt in onder andere de
zaak LEE 22/1573. De wrakingskamer heeft in de beslissing van 20 december 2022 aangegeven dat het wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
7. De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Totstandkoming van het besluit

8. Op 4 mei 2021 heeft eiseres een WW-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 6 mei
2021 heeft het Uwv aan eiseres vanaf 11 mei 2021 een WW-uitkering toegekend. Hierbij heeft het Uwv het dagloon vastgesteld op € 67,92.
9. Bij brief van 28 juli 2021 heeft eiseres het Uwv verzocht om herziening omdat zij
begin 2017 werkzaamheden verrichtte uit een werkervaringsplek vanuit de participatiewet en recente rechtspraak van de Hoge Raad leert dat indien niet wordt voldaan aan het additionaliteitsvereiste, en de werkzaamheden ook door andere betaald worden verricht, er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Een functie waar anderen voor worden betaald kan dus in beginsel niet als participatieplaats worden ingevuld waardoor sprake is van een arbeidsovereenkomst en er dus ook sprake is van een recht op loon.
10. In het primaire besluit heeft het Uwv het verzoek van eiseres om herziening van
haar WW-uitkering met ingangsdatum 11 mei 2021 afgewezen. Hiertoe heeft het Uwv aangegeven dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht.
11. In het bestreden besluit van 6 april 2022 heeft het Uwv overwogen dat er geen
sprake is van nieuwe of gewijzigde omstandigheden op basis waarvan het dagloon voor de uitkering op grond van de WW per 11 mei 2021 zou moeten worden herzien. Hiertoe heeft het Uwv aangegeven dat in de beslissing op bezwaar van 17 februari 2022 is geconcludeerd dat de verzekeringsplicht bij de (ex)-werkgevers op juiste wijze is vastgesteld. Ook geeft het Uwv aan dat niet is gebleken dat het SV-loon uit de polisadministratie in de referteperiode is gewijzigd. Indien eiseres stelt dat het SV-loon niet juist is en/of dat er daarnaast sprake zou zijn van een loondoorbetalingsverplichting van de betrokken (ex)-werkgever dan adviseert het Uwv eiseres om zich te wenden tot de desbetreffende (ex)-werkgever. Ten slotte heeft het Uwv aangegeven dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd met betrekking tot de arbeidsomvang van de rechtsopvolger niet van toepassing is bij het bepalen van het dagloon voor de WW-uitkering per 11 mei 2021.

Beoordeling door de rechtbank

12. Artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) bepaalt dat
indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Volgens het tweede lid kan het bestuursorgaan, wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
13. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres met het herzieningsverzoek heeft
verzocht om herziening van het besluit van 6 mei 2021 waarin het Uwv aan eiseres vanaf 11 mei 2021 een WW-uitkering heeft toegekend en waarbij het dagloon is vastgesteld op
€ 67,92. Het Uwv heeft dit herzieningsverzoek afgewezen vanwege het ontbreken van nieuwe feiten en omstandigheden. Gelet hierop ligt ter beoordeling aan de rechtbank voor of eiseres nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Awb, heeft aangevoerd.
14. De rechtbank dient in een geval als dit aan de hand van de aangevoerde
beroepsgronden te toetsen of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de rechtbank niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
Niet gebleken feiten of veranderde omstandigheden
15. Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten
of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar voor het eerdere besluit zijn voorgevallen maar niet voor dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze niet eerder konden worden overgelegd.
15.1
De rechtbank begrijpt het standpunt van eiseres zo dat eiseres stelt dat er sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden nu haar uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) onjuist is berekend omdat ten onrechte geen rekening is gehouden met binnen het dienstverband niet betaald loon. Hierbij heeft eiseres – onder meer en samengevat – aangegeven dat het dienstverband volgend uit de proefplaatsing (de rechtbank begrijpt: de werkervaringsplek bij [naam] in het kader van de Participatiewet van de gemeente Vlagtwedde) ten onrechte niet dezelfde omvang had als de proefplaatsing. Ook stelt eiseres dat voor het jaar 2021 een nieuw WAZO-besluit is genomen en dat met dit besluit sprake is van een verandering ten opzichte van de eerdere beoordeling. Ter zitting heeft eiseres zich ten slotte nog op het standpunt gesteld dat de uitkomst van haar andere zaken die bij de rechtbank in behandeling zijn en die ook op 22 en 23 februari 2023 op zitting zijn behandeld nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden opleveren.
15.2
Het Uwv geeft in het verweerschrift aan dat eiseres beroepsgronden aanvoert die zien op de inhoudelijke beoordeling van het dagloon. De te beantwoorden vraag is echter of sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden. De door eiseres ingediende beroepsgronden had zij kunnen indienen als er (tijdig) bezwaar was gemaakt tegen het besluit van 6 mei 2021. Deze beroepsgronden zijn, aldus het Uwv, geen nieuwe feiten en/of omstandigheden. Ten slotte geeft het Uwv aan dat de lopende beoordeling van de ziekmelding per oktober 2020 vooralsnog niet wordt aangemerkt als nieuwe feiten en/of omstandigheden. Mocht er een toekenning volgen dan zal op dat moment bezien worden of dit aanleiding geeft om het dagloon van de WW-uitkering aan te passen.
15.3
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Hiertoe overweegt de rechtbank allereerst dat eiseres met hetgeen zij heeft aangevoerd in feite opnieuw een discussie wil voeren over de inhoudelijke beoordeling van het dagloon. Daarvoor is in deze procedure geen plaats omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn gemeld. Voor zover eiseres heeft aangegeven dat de wijziging in de WAZO-uitkering een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid betreft overweegt de rechtbank dat de wijziging in de WAZO-uitkering op zichzelf een nieuw gegeven is, maar dat daar niet het gewicht aan kan worden toegekend dat eiseres daar graag aan toegekend had willen zien. Deze wijziging heeft namelijk plaatsgevonden bij besluit van 12 april 2022, en dus na de dag waarop de beslissing op bezwaar is genomen. In verband met de zogenoemde 'ex-tunc' karakter van de door de bestuursrechter te verrichten toets dient dit besluit in deze procedure buiten beschouwing te blijven. Voor zover eiseres ter zitting heeft betoogt dat de uitkomst van andere rechtszaken die zij bij de rechtbank heeft lopen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden kunnen opleveren overweegt de rechtbank dat dit mogelijk toekomstig nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zouden kunnen opleveren, maar dat op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de CRvB) [1] met nieuwe feiten die pas in de fase van beroep of hoger beroep naar voren worden gebracht geen rekening wordt gehouden bij de rechterlijke toetsing van met toepassing van artikel 4:6 van de Awb genomen besluiten.
Evident onredelijk
16. Uit de uitspraak van de CRvB van 27 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:5115)
volgt dat, als het bestreden besluit de hiervoor beschreven toets doorstaat en het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn, de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel kan komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. In wat eiseres heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gevonden voor dit oordeel.

Conclusie en gevolgen

17. Gelet op al het bovenstaande heeft het Uwv zich naar het oordeel van de rechtbank
terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit desondanks evident onredelijk is. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiseres geen vergoeding voor haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.I. Havinga, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 27 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2194.