ECLI:NL:CRVB:2014:2194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag voor WWAJ-uitkering en beoordeling van nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Alkmaar. De zaak betreft de afwijzing van een herhaalde aanvraag voor een WWAJ-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Betrokkene, geboren in 1988, had eerder op 8 september 2010 een aanvraag ingediend voor arbeidsondersteuning op grond van de Wet Wajong, welke was afgewezen omdat zij in staat werd geacht meer dan 75% van het minimumloon te verdienen. Na een nieuwe aanvraag op 3 augustus 2011, waarin betrokkene haar verstandelijke beperking aanvoerde, oordeelde het UWV dat er geen nieuwe feiten waren die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. De rechtbank oordeelde echter dat het rapport van psycholoog B. van der Moolen als nieuw feit moest worden aangemerkt, wat leidde tot vernietiging van het UWV-besluit.
In hoger beroep heeft het UWV betoogd dat de rechtbank ten onrechte het rapport van Van der Moolen als nieuw feit heeft aangemerkt. De Raad heeft vastgesteld dat de bevindingen van Van der Moolen in grote lijnen overeenkomen met die van de eerdere psycholoog, Lijftogt, en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herbeoordeling van het eerdere besluit rechtvaardigen. De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld en heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad heeft het beroep van betrokkene alsnog ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.