In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dexia Nederland B.V. en een gedaagde, die een effectenleaseovereenkomst had afgesloten. Dexia vorderde betaling van een restschuld van € 634,23, terwijl de gedaagde betwistte dat er nog een vordering op Dexia bestond. De gedaagde had de overeenkomst in 1999 afgesloten via Spaarkrediet Centrale, die als tussenpersoon optrad. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de gedaagde te accepteren als cliënt, terwijl Spaarkrediet Centrale geen vergunning had om financieel advies te geven. De rechter concludeerde dat Dexia niet kon vaststellen dat de gedaagde nog een bedrag verschuldigd was, en wees de vorderingen van Dexia af. Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 528,00 werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van financiële instellingen en de noodzaak van vergunningen voor tussenpersonen in de effectenhandel.