In 2018 ben ik bij [organisatie 1] in Roden gekomen. Dat was naar aanleiding van mijn stagebegeleidster. Zij wist over mijn problematiek en trauma's. Ze benoemde dat het voor mij misschien iets was om bij [organisatie 1] te gaan sporten om aan mijn zelfvertrouwen te werken. Ik heb toen een individueel gesprek met [verdachte] gehad en gezegd dat ik wel tegen dingen op zou lopen. Ik had groepslessen en individuele lessen met [verdachte] . In die individuele lessen ging het meer om praten. Hij gaf ook vaak aan: “
Je mag alles bij me kwijt, ik wil er voor je zijn” en “
Je mag me bellen”
.Dat deed ik ook en via de app schreef ik alles van me af. Op die manier ging hij steeds meer voor me betekenen. Ik had weinig sociaal contact, ik had geen werk en ik ging ook niet meer naar school. Sport was mijn enige contact en zodoende betekende hij steeds meer voor me. Ik volgde behandeling bij Accare en het was de bedoeling om daar te stoppen en een klinische behandeling te gaan volgen. Dat zou in Ermelo zijn. Daar had ik moeite mee omdat ik dan niet meer bij [organisatie 1] kon sporten en ik ook mijn gesprekken met [verdachte] zou missen. Uiteindelijk deed ik een suïcidepoging en kwam ik op de gesloten afdeling. Mijn contact met [verdachte] was nog steeds anders en dat vond ik moeilijk. Toen ik terug kwam van de gesloten afdeling ging ik weer sporten bij [organisatie 1] . Op een gegeven moment kwam [verdachte] met het nieuws dat er bij zijn vriendin [naam 2] kanker gediagnosticeerd was en dat dit onder andere de reden was dat ons contact minder was. Ook was zijn vader onlangs overleden. Dit had als reden dat ons contact was veranderd en dat begreep ik ook. Ik zei dat ik het zou snappen als hij minder contact wilde. Hij gaf aan dat hij er voor me zou willen zijn. Ik weet niet hoeveel tijd er tussen zat maar op een gegeven moment had ik weer een individuele training gepland. Na training bleef ik vaak wat praten, even bijpraten met [verdachte] . Toen die avond gaf hij me een knuffel en ging hij aan mijn kont zitten en begon met te tongzoenen. Ik durfde er niets van te zeggen en s' avonds appte hij me: “
Als ik te ontspannen ben dan wil ik teveel.” De volgende avond sms’te hij me: “
Ik zat aan iets geks te denken.” Hij schreef: “
Ik zou je wel eens willen laten voelen hoe het ook kan zijn om gemeenschap te hebben.” Dit kon hij zeggen, hij wist van mijn verleden. Hij wist dat ik daar negatieve ervaringen in had en hij gunde mij een positieve ervaring. Hij zei toen dat hij niet bedoelde dat we gelijk seks zouden hebben maar stapje voor stapje om te kijken wat goed voelt. Hij zei nog dat hij niet teleurgesteld zou zijn als ik niet wilde maar dat hij me gewoon wilde helpen. Ik durfde hem niet af te wijzen. Ik dacht: Misschien moet ik het toelaten zodat ik hem niet kwijt raak. Zo is het contact tussen ons begonnen. Als we dan een knuffel gaven, ging hij verder. Hij raakte me aan en er was seksueel contact tussen ons. Eind juni 2019 werd het echt lijfelijk. Dat seksuele contact heeft een aantal maanden gespeeld. Soms gebeurden er seksuele handelingen meerdere keren per week en soms gebeurde het meerdere keren per dag. Soms was het 3x op een dag, soms lx in de week. Het verschilde per week. Het initiatief lag eigenlijk altijd bij hem.
V: Waar begon het mee?
A: Toen een keer dat we een knuffel gaven, dichterbij dan anders. Met zijn penis tegen me aan. Weer aan mijn kont zitten en zo dicht tegen me aan blijven staan en heen en weer bewegen. Ik zou het kunnen omschrijven als met elkaar vrijen maar dan met kleren aan. Hij drukte zijn penis tegen mijn vagina. Op een gegeven moment vroeg hij: “
Wil je ook wat bij mij doen?” Ik reageerde heel twijfelachtig, maar ik wilde hem ook niet teleurstellen. Dan raakte ik zijn penis aan over zijn broek, en later deed hij zijn broek naar beneden en raakte ik zijn penis aan en nog weer later dat hij zijn penis uit zijn onderbroek haalde. Toen hij erom vroeg of ik dat wilde doen, toen blokkeerde ik en lukte het niet. Dan vroeg ik hem me te helpen. Dan pakte hij mijn hand en wreef over zijn penis, nou ja aftrekken.
V: Je vertelt ook dat hij aan je vagina zit. Hoe doet [verdachte] dit?
A: Eerst was het dus als ik gewoon een broek aan had dat hij daar met zijn handen overheen wreef. Dan maakte hij mijn broek open en wreef met zijn handen over mijn vagina over mijn onderbroek. Dan ging hij daarna met zijn hand in mijn ondergoed en wreef over mijn vagina en clitoris en ging met zijn vingers in mijn vagina.
V: Wat is er nog meer gebeurd tussen jullie op seksueel gebied?
A: Hij heeft met zijn mond en tong bij mijn vagina gezeten. Dat hij met zijn tong heen en weer beweegt over mijn vagina, dat hij likt. Hij heeft ook wel vaak aan mijn borsten gezeten. Dat hij er met zijn handen over heen bewoog en erin kneep en met zijn mond erover heen ging en er aan zoog. Ik heb één keer met mijn mond bij zijn penis gezeten. Pijpen zeg maar. Hij had er al twee keer eerder naar gevraagd en toen lukte het niet eens om er in mee te gaan. Nu dacht ik dat ik er in mee moest gaan omdat ik hem anders zou teleurstellen want hij bleef er naar vragen. Op 23 oktober 2019 hebben we geslachtsgemeenschap gehad. We hadden het er de weken ervoor wel over gehad, wat wel oké of niet oké zou zijn. Toen was er eerst nog een moment dat hij vroeg of hij over mijn grens ging. Ik heb hem gezegd dat hij over de grens ging. Hij vroeg toen: “
Als ik je had gevraagd om de laatste stap te zetten, had je dan nee gezegd?” Ik antwoordde dat ik waarschijnlijk niet gezegd zou hebben dat het niet oké was. De volgende keer had ik weer individueel en toen ging hij toch van knuffel weer verder. Toen hebben we uiteindelijk die 23e oktober seks gehad waarbij zijn penis in mijn vagina is geweest. Ik vond het niet fijn, maar ik had angst dat ik hem kwijt zou raken als ik aan zou geven dat het niet oké was. Hij heeft wel een paar keer gemerkt dat ik heel veel pijn had en hield zich dan wat in. En verder zat er voor mij heel veel spanning in heel mijn lichaam en ik verkrampte. Hij zei ook tegen me: “
Ontspan je.”
V: Je vertelde de vorige keer dat je moeite hebt om je grenzen aan te geven. Wat weet [verdachte] daarvan?
A: Eigenlijk alles. Vooral nadat ik verteld heb over mijn trauma en de gebeurtenissen. We deden ook wel oefeningen dat hij op me afliep en dat ik moest aangeven wanneer het oké was en wanneer hij over mijn grens ging. Ik heb ook verteld over de flashbacks die ik kon krijgen.
V: Wat wist hij van jouw sociale leven?
A: Hij wist dat ik niet meer naar school ging en was gestopt met werken en dat ik moeite had met sociale contacten.
V: In hoeverre is [verdachte] op de hoogte van jouw verleden, heb je hem details verteld.
A: Ja best wel veel, ook over seksuele trauma’s.
V: Wat kun je aan jou zien als je dissocieert?
A: Dat is eigenlijk ook wel verschillend maar in die momenten is het dat ik afwezig ben. Ik ga trager reageren als je me wat vraagt of ik reageer niet. V: Kent [verdachte] dit van jou?
A: Ja. Soms stopte het omdat ik aangaf, dat ik mijn hand wegtrok en zei: “
Ik trek het niet meer.” Of dat hij me vroeg: “
Gaat het oké?”, en dat hij in de gaten had dat ik niet reageerde en dat het dan stopte. V: Wat weet [verdachte] over je please gedrag?
A: Hij weet dat ik bang was hem kwijt te raken en te kwetsen. Hij weet dat ik het lastig vind om mijn grens aan te geven, dat ik het wil maar dat dit meestal niet lukt.
V: [verdachte] zei ook dat hij niet wilde dat jij er met iemand over sprak. Wat zei hij dan precies tegen jou?
A: Vooral dat hij zei van: “
Dit is niet iets wat normaal is om te doen, dit doe ik vanuit onze speciale band”, en “
Dit is niet iets waar je open over moet praten.” En hetzelfde was met de appjes, dat hij vroeg of ik die wilde verwijderen. De appjes over ons seksueel contact dat hij het fijn vond. Hij wist van mijn suïcidaliteit en zei: “
Als je toch overlijdt dat ze dit dan niet gaan vinden.” Hij zei: “
Stel je gaat het wel doen en je wordt gevonden dan moeten die appjes niet meer op je telefoon staan.”
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
De seksuele handelingen
Aangeefster heeft gedetailleerd en consistent verklaard over wat er met betrekking tot de seksuele handelingen tussen aangeefster en verdachte is gebeurd. Haar verklaring wordt door verdachte ook niet betwist. De rechtbank neemt die verklaring dan ook als uitgangspunt. Nu de rechtbank uitgaat van de verklaring van aangeefster stelt de rechtbank vast dat de ten laste gelegde seksuele handelingen op verschillende momenten hebben plaatsgevonden. Dat die seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen aangeefster en verdachte in de ten laste gelegde periode wordt ook door verdachte erkend.
Werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg
De vraag die vervolgens voorligt, is of de seksuele relatie tussen aangeefster en verdachte zich afspeelde tussen een persoon (verdachte) die werkzaam is in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, met iemand (aangeefster) die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en neemt daarbij allereerst in aanmerking dat bij artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de bescherming van afhankelijke personen tegen seksuele handelingen centraal staat. Aan de zinsnede ‘werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg’ geeft de Hoge Raad een ruime uitleg die ertoe strekt om in alle gevallen waarin sprake is van misbruik van psychisch overwicht door hulpverleners bescherming te bieden. Er hoeft daarbij geen sprake te zijn van een behandelingsovereenkomst noch van een erkende hulpverlener. Bepalend is of er een feitelijke hulpverleningsrelatie bestaat tussen de verdachte en het slachtoffer.
Gelet op de aangifte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat aangeefster, een zeer kwetsbare jonge vrouw, bij verdachte kwam sporten vanuit een hulpvraag. Verdachte was op de hoogte van deze hulpvraag. Verdachte heeft ook aangegeven dat hij als coach, door middel van een combinatie van gesprekken en fysieke inspanningen, mensen met verschillende soorten problematiek begeleidt en van adviezen voorziet. Verdachte noemt zichzelf een ervaringsdeskundige. Daarnaast heeft verdachte verklaard ook mensen te begeleiden met een Persoonsgebonden Budget en dat er soms mensen via verschillende zorgbehandelaren naar hem worden doorgestuurd. Aangeefster kwam bij verdachte omdat zij worstelde met haar onzekerheid en trauma’s op seksueel gebied. Verdachte heeft meerdere gesprekken met aangeefster gevoerd die gingen over haar problemen, de flashbacks die ze kon krijgen en het feit dat aangeefster kon dissociëren wanneer het haar allemaal te veel zou worden. Door middel van individuele
(weerbaarheids)trainingen werkte aangeefster met verdachte aan haar zelfvertrouwen en aan het aangeven van grenzen. Het contact tussen verdachte en aangeefster zag derhalve niet enkel op het geven en volgen van sportlessen, maar was er ook op gericht om aangeefster te helpen met verschillende persoonlijke problemen. In dat kader hadden verdachte en aangeefster intensief contact waarbij aangeefster verdachte volledig vertrouwde. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank anders dan de raadsvrouw van oordeel dat verdachte niet enkel de sportinstructeur was van aangeefster. Verdachte coachte aangeefster vanuit haar hulpvraag en hij had in dat kader zowel tijdens als buiten het sporten om intensief contact met aangeefster. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de feitelijke relatie tussen verdachte en aangeefster er een was van hulpverlener en cliënt zoals bedoeld in artikel 249 lid 2 sub 3 Sr.
Ontuchtig karakter van de seksuele handelingen
De vraag die tot slot voorligt, is of de seksuele relatie tussen aangeefster en verdachte een ontuchtig karakter draagt. Ook die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Zij overweegt daartoe als volgt. In artikel 249 lid 2 sub 3 Sr is ontucht dat plaatsvindt in de relatie hulpverlener-cliënt strafbaar gesteld. In een dergelijke functionele relatie bestaat namelijk een bepaalde mate van afhankelijkheid die gevolgen kan hebben voor de vrijwilligheid bij het aangaan van een seksuele relatie. Van misbruik van gezag kan dan sprake zijn indien uit de feitelijke relatie blijkt dat er bij de betrokken persoon sprake is van een vorm van afhankelijkheid van de hulpverlener.
1
Als coach had verdachte psychisch overwicht op aangeefster en kan er worden gesproken van een afhankelijkheidsrelatie, temeer nu verdachte wist dat aangeefster zeer kwetsbaar was, zeer hechtte aan haar contact met verdachte, zij geen andere sociale contacten had en suïcidaal was. Voorts neemt de rechtbank het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen aangeefster (toen 21) en verdachte (toen 52) in aanmerking.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de zorgrelatie niet van invloed is geweest op de seksuele handelingen. Het is immers verdachte geweest die de seksuele relatie initieerde door aangeefster een whatsappbericht te sturen met het voorstel om aangeefster te laten voelen hoe het ook kan zijn om geslachtgemeenschap te hebben. Verdachte beoogde - volgens zijn verklaring aangeefster hiermee een positieve ervaring te geven met seks, hetgeen verdachte voorstelde gelet op eerdere trauma’s van aangeefster op seksueel gebied. Uit het vorenstaande blijkt niet alleen dat verdachte de seksuele relatie initieerde vanuit zijn positie als coach van aangeefster, maar ook dat de seksuele handelingen juist waren ingegeven door de problematiek van aangeefster waar verdachte haar naar zijn zeggen bij wilde helpen. Met andere woorden: de seksuele relatie ontstond vanuit en stond ten dienste van de zorgrelatie. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarbij niet gesproken worden van vrijwilligheid aan de zijde van aangeefster. Aangeefster heeft bovendien een aantal keren aangegeven dat ze het seksuele contact niet oké vond en dat verdachte over een grens ging. Desalniettemin bleef verdachte seksuele handelingen initiëren. Daarnaast tast de door de raadsvrouw van verdachte bepleite instemming van aangeefster met de seksuele handelingen, de afhankelijkheid tussen aangeefster en verdachte niet aan. Aangeefster heeft immers verklaard dat zij uit angst verdachte kwijt te raken de schijn ophield en de seksuele handelingen toeliet. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de zorgrelatie een rol heeft gespeeld bij de seksuele handelingen en dat daarbij aangeefster afhankelijk is geweest van verdachte. Dat maakt dat er sprake is van ontuchtige handelingen.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vanuit zijn rol als hulpverlener ontucht heeft gepleegd met aangeefster, die zich als cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd zodat het ten laste gelegde feit bewezen wordt verklaard.