ECLI:NL:RBNNE:2022:681
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing schadevergoeding mijnbouwschade onder Tijdelijke wet Groningen
In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een restaurant met woonruimte, een aanvraag ingediend voor schadevergoeding op basis van de Tijdelijke wet Groningen (TwG) vanwege schade aan zijn gebouw, die hij toeschrijft aan mijnbouwactiviteiten. In het primaire besluit van 26 oktober 2020 heeft het Instituut Mijnbouwschade Groningen (verweerder) een schadevergoeding van € 4.628,97 toegekend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 23 juni 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 16 februari 2022 behandeld. Eiser heeft zijn standpunten toegelicht, waarbij hij aanvoert dat de schade is veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten, terwijl verweerder stelt dat de schade een andere oorzaak heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wettelijk bewijsvermoeden van artikel 6:177a BW van toepassing is, wat inhoudt dat bij fysieke schade aan gebouwen die mogelijk door mijnbouwactiviteiten is veroorzaakt, wordt vermoed dat deze schade door die activiteiten is veroorzaakt. Verweerder heeft echter met rapportages van deskundigen aangetoond dat de schade niet door mijnbouwactiviteiten is veroorzaakt, maar door andere factoren zoals ongelijke zetting van de fundering.
De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de schade niet het gevolg is van mijnbouwactiviteiten, en dat eiser niet in staat is geweest om het bewijsvermoeden te weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het bestreden besluit van verweerder. De uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, rechter, en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2022.