Op dinsdag, 03 augustus 2021, zijn ervan de internetsite: [website] .
extracties gemaakt. Op deze internetsite staan artikelen gepubliceerd over o.a. de [benadeelde partij 1] en een aantal vooraanstaande leden van [benadeelde partij 1] , waaronder de heer [benadeelde partij 4] , welke door hen als smadelijk en lasterlijk worden ervaren. Daarnaast is er o.a. ook een artikel geweid aan “ [benadeelde partij 8] ”.
Op de site zijn afzonderlijke artikelen geweid aan o.a. [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 9] . In alle artikelen wordt ook de naam [benadeelde partij 7] genoemd.
Overeenkomst tussen alle artikelen is dat er wordt geschreven over zelfverrijking, diefstal, verduistering, oplichting, fraude en/of witwassen. Alle artikelen beginnen met: “ [bedrijf 6] ”. Dit verwijst naar een congrescentrum in [land] , dat volgens de schrijver is van en wordt gebruikt door
[benadeelde partij 2] / [benadeelde partij 1] en zou zijn betaald
met geld (indirect) afkomstig van frauduleuze handelingen van (vooraanstaande leden van)
[benadeelde partij 2] / [benadeelde partij 1] waaronder de heren [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] .
In het artikel “de 3 [benadeelde partij 1] opper Boeven” staat o.a.:
‘Ook bij [benadeelde partij 1] zijn er 3 opper Boeven. Datzijn Dhr [benadeelde partij 3] , Dhr [benadeelde partij 4] en Dhr [benadeelde partij 9] . Deze 3 opper Boevenlaten hun “rotzooi” opruimen en oplossen door
[benadeelde partij 6] . In ruil daarvoormag [benadeelde partij 6] een beetje mee graaien van de
“goededoelen stichtingen” van [benadeelde partij 1] .”
En:
“En van deze 3 [benadeelde partij 1] Boeven is [benadeelde partij 3] dé opper Boef. Hij was het ook die samen met
[benadeelde partij 7] al jaren systematisch bedragen achterover drukte."
In het artikel “ [benadeelde partij 4] " staat o.a.:
“Maar zakelijk gaan ze met mij nog wel wat moeite krijgen. Iedereen die nu op google zoekt naar [naam 19]
, [naam 20] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 4]
, [benadeelde partij 6] of de [naam 21] zal te zien krijgen wat een stelletje laffe oplichters het zijn"
En:
“Maar dat wil niet zeggen dat [benadeelde partij 4] het niet druk heeft. Hij is als directeur al druk bij zijn [bedrijf 3] . Dan is hij één van de 3 [benadeelde partij 1] Boeven. Daar is hij druk met het jatten en verduisteren”
In het artikel “ [benadeelde partij 3] ” staat o.a.:
“ [benadeelde partij 3] .Zou een betere naam zijn voor onze “versjes en gedichten” man. Je kunt je op internet niet schijnheiliger weg zetten dan dat [benadeelde partij 3] al jaren doet. Op en top Noorse boef."En:
“Ook blijkt hieruit, en uit wat nog komt, dat de 3 [benadeelde partij 1] Boeven [benadeelde partij 3] ,
[benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 9] al een lange historie met hun 3en hebben in de “afroom werkzaamheden” binnen [benadeelde partij 1] . Het is dus niet zo raar dat ze nu met hun 3en de hele criminele organisatie [benadeelde partij 1] leiden."
[bedrijf 1]
Als laatste is bijgevoegd een publicatie op ‘‘ [website] ” getiteld “ [benadeelde partij 2] , [bedrijf 1] ”. [bedrijf 1] is het bedrijf waar aangever en getuige [benadeelde partij 7] L. [benadeelde partij 7] nu werkzaam is. In deze publicatie staat o.a.:
[bedrijf 1] teleservice. “Het Telemarketingbedrijf van [benadeelde partij 7] . Voorheen [benadeelde partij 7] ."
En:
“ [benadeelde partij 7] een goed betaalde baan (in zijn eigenbedrijf) en een manier om zijn 4 miljoen euro langzaam aan wit te wassen."
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt, op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen, het volgende.
Ten aanzien van feit 1, poging tot afpersing
Feiten en omstandigheden
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [benadeelde partij 7] een schuld bij hem had van € 850.000,- en dat de e-mails, die zijn verstuurd vanaf het e-mailadres [e-mailadres] , van verdachte afkomstig zijn, voor zover deze in het Nederlands zijn geschreven.
[benadeelde partij 6] heeft diverse e-mails in het Nederlands ontvangen van voormeld e-mailadres van verdachte. Zo deelt verdachte in deze e-mails onder andere mee dat hij zal schikken met [benadeelde partij 7] en dat hij hierna nog meer ellende op zijn website zal zetten. Daarnaast laat verdachte weten dat hij eerdaags ‘voor die dikke visneus zal staan en dat hij al vijf jaar aan het lijntje wordt gehouden’. Verder deelt hij mee dat hij ervoor gaat zorgen dat de hele club naar de ‘kloote’ gaat en hij wel een paar rondes in ‘conclaaf” wil met aangever [benadeelde partij 6] .
[naam 8] van de [benadeelde partij 2] heeft ook diverse e-mails ontvangen van voormeld e-mailadres waarin als afzender ‘ [verdachte] ’ is vermeld. In deze e-mails heeft de afzender (in de Engelse taal) laten weten dat hij na vijf jaar niet langer meer gaat wachten op zijn geld, dat hij er alles aan zal doen om zijn geld terug te krijgen, dat hij klaar is met praten en dat [benadeelde partij 2] tot vrijdag heeft om te betalen, omdat daarna [naam 14] en zijn vrienden de inning overnemen. In voornoemde e-mails wordt steeds de naam van verdachte als afzender genoemd, alsmede zijn bankrekeningnummer en zijn verblijfadres in Spanje. Voorts worden er in de e-mails formuleringen gebruikt als ‘my money’ en ‘I waited long enough’ en ‘my site’. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook verantwoordelijk is voor de Engelse e-mails die vanaf zijn eigen mailadres zijn verstuurd naar [benadeelde partij 2] .
Naast de e-mails van de afzender [verdachte] , heeft [benadeelde partij 2] ook e-mails ontvangen van de afzender [naam 14] , met het e-mailadres [e-mailadres] . Afzender [naam 14] laat in deze e-mails weten dat hij in de gevangenis zit en dat hij zijn vriend van het Noorse [bedrijf 5] zal langs sturen om het geld te innen. Ook stuurt [naam 14] een bericht door waarin de president van de [bedrijf 5] in Oslo laat weten dat hij woensdag zelf langs zal gaan en dat ze dan zullen weten wat ze verkeerd hebben gedaan. Verder geeft [naam 14] aan dat hij het wel op privéadressen gaat halen, onder andere bij dat van de heer [benadeelde partij 3] .
Aangever [benadeelde partij 4] ontving via het e-mailadres van zijn bedrijf [benadeelde partij 5] diverse berichten van de afzender [naam 1] met het e-mailadres [e-mailadres] . [naam 1] stelt dat hij de incasso jegens [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 3] heeft overgenomen van [verdachte] en dat [verdachte] al bijna vier jaar zijn geld van beide heren probeert terug te krijgen. Bovendien meldt [naam 1] dat, nu hij de incasso doet, het anders zal gaan en dat hij bij iedereen aan de deur zal langs komen. Mocht er niet betaald worden, dan zal het op een minder subtiele manier opgelost worden, aldus [naam 1] . Ook laat [naam 1] weten dat, mocht hij geen reactie terug ontvangen, hij aanstaand weekend naar een bijeenkomst zal komen. Ook noemt hij de naam van de vrouw van [benadeelde partij 3] . Verder geeft hij aan dat hij lid is van een club en dat hij langs zal komen met leden. In alle berichten benoemt hij telkens dat er een bedrag van € 850.000,- betaald moet worden en dat, wanneer dit niet zal worden nagekomen, hij het op zijn manier zal gaan doen. Op een gegeven moment laat hij ook weten dat hij verrassingen heeft aangebracht aan [bedrijf 3] en dat hij steeds een stapje verder zal gaan. [bedrijf 3] betreft een belanghebbende van de [benadeelde partij 1] .
Dat [naam 1] verrassingen zou hebben achtergelaten op [bedrijf 3] , blijkt ook uit het e-mailbericht gericht aan de receptie van [bedrijf 3] . In dit e-mailbericht schrijft [naam 1] dat hij niet langer gaat wachten op de terugbetaling van de lening van [verdachte] aan [benadeelde partij 7] , en dat hij als drukmiddel enkele verrassingen heeft achtergelaten op [bedrijf 3] . Bovendien meldt hij dat [bedrijf 3] op zeer korte termijn met een betalingsvoorstel moet komen en dat ze anders gaan kijken naar The Big Bang Theory.
Aangever [benadeelde partij 7] heeft ook een bericht ontvangen van [naam 1] , maar dan met het emailadres [e-mailadres] . In dit e-mailbericht schrijft hij het volgende: ‘
Zondag 28 juni 14:00 op Station Zeist-Driebergen. Ben je er niet, heb ik een verassing voor [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . Mijn geduld is op!’.
De ex-partner van [benadeelde partij 7] heeft ook een e-mail ontvangen van [naam 1] . In dit bericht geeft [naam 1] aan dat het beter is dat de kinderen na 15 juni niet meer worden gebracht naar Zeist, waarna hij zegt ‘een gewaarschuwd mens telt voor 2’ en ‘wij moeten na 4 jaar op een andere manier maatregelen nemen met de vader’. De werkgever van [benadeelde partij 7] , [naam 7] , heeft ook emails ontvangen van [naam 1] . Ook hier laat [naam 1] weten dat hij de incasso heeft overgenomen en dat mocht hij niets meer horen, hij ‘iets meer zal laten zien’. Ook geeft hij aan dat zijn organisatie een verrassing heeft aangebracht op één van de [bedrijf 1] locaties en zegt hij: ‘Wil je vuurwerk, dan krijg je vuurwerk’.
Aangever [benadeelde partij 3] heeft meerdere Whatsappberichten ontvangen van een onbekende afzender met onder andere de volgende mededeling: ‘
Ik wacht nu al ruim 2 jaar op mijn geld en ben het beu.’en ‘
17 uur station [plaats] , anders geef ik het uit handen. En die mensen wil je niet aan je deur.’
Verdachte heeft verklaard dat hij niet verantwoordelijk is voor de berichten die zijn verstuurd onder de namen [naam 1] en [naam 14] . De politie heeft onderzoek gedaan naar de overeenkomsten tussen alle e-mailberichten. Daarbij is opgevallen dat er steeds sprake is van één en dezelfde modus operandi, in het mailverkeer telkens gebruik wordt gemaakt van het komma-teken daar waar het apostrof-teken gebruikt zou moeten worden en dat er gelijkenissen zijn in woord- en zinsgebruik. Op basis hiervan concludeert de politie dat de namen [naam 1] en [naam 14] aliassen zijn van verdachte.
De politie heeft eveneens onderzoek gedaan naar de telefoon van verdachte. Hieruit is gebleken dat [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 7] , de werkgever van [benadeelde partij 7] en de vriendin van [benadeelde partij 7] in de contactenlijst van deze telefoon staan. Verder is in de telefoon naar de zogenaamde autofill-bestanden gekeken. Daarin is te zien dat de telefoon van verdachte de volgende usernames heeft opgeslagen: ‘ [bedrijf 5] ’ en ‘ [e-mailadres] ’. Bovendien blijkt dat door de gebruiker van de telefoon de website protonmail is bezocht, hetgeen de website van de emailservice is die gebruikt is voor de e-mails vanuit het Noorse [bedrijf 5] en de e-mail van [naam 14] .
Voorts zijn op de telefoon van verdachte twee sms-berichten aangetroffen van protonmail met een verificatiecode. Ook is het gebruikerswoordenboek van de telefoon van verdachte bekeken. Hierbij is opgevallen dat de Nederlandse en Engelse woorden die met een apostrof behoren te worden geschreven, met een komma staan opgenomen. Deze schrijfwijze is ook terug te vinden in de e-mails die uit de naam [naam 14] en [naam 1] zijn verstuurd.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [naam 1] en [naam 14] aliassen zijn van verdachte en dat hij met gebruikmaking van deze aliassen emails heeft gestuurd naar de hiervoor genoemde personen.
Poging tot afpersing door bedreiging met geweld
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de hiervoor genoemde berichten geweld of bedreiging met geweld bevatten. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van de emails kan worden vastgesteld dat er sprake is van bedreiging met geweld. Verdachte heeft immers gedreigd om bij bepaalde personen langs te komen of bij familieleden van deze personen. Ook heeft verdachte in de e-mails gedreigd bepaalde personen af te maken, dan wel hen iets aan te doen. Verder heeft verdachte gedreigd om mensen langs te sturen, waaronder leden van een outlaw motorclub. Het is een feit van algemene bekendheid dat outlaw motorclubs en hun leden in verband worden gebracht met heftig geweld en ernstige strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde dreigementen van zodanige aard zijn, dat zij een grote en reële vrees voor geweld hebben aangejaagd bij deze personen. Niet is gebleken dat er daadwerkelijk geweld heeft plaatsgevonden, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat de dreigende berichten zijn verstuurd met als doel om betaling van het bedrag van € 850.000,- af te dwingen. Verdachte heeft aldus met het sturen van deze dreigende berichten het oogmerk gehad zich wederrechtelijk te bevoordelen. De claim van verdachte dat hij een overeenkomst zou hebben gesloten met [benadeelde partij 7] op grond waarvan hij een vordering ter hoogte van voormeld bedrag op laatstgenoemde had, doet gelet op de wijze waarop verdachte te werk is gegaan niet af aan voormeld oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen.
Gelet op al het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte meermalen heeft gepoogd om de [benadeelde partij 1] ( en de betrokkenen daarvan), [benadeelde partij 2] (en de leden daarvan), [benadeelde partij 5] en de heren [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 6] af te persen door bedreiging met geweld.
Geen nauwe en bewuste samenwerking met een ander
Verdachte heeft verklaard dat hij heeft samengewerkt met een andere persoon. Verdachte heeft echter geen openheid van zaken willen geven over de persoon met wie hij heeft samengewerkt en wat deze samenwerking inhield. Op grond van het dossier kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Vrijspraak poging tot afpersing van [benadeelde partij 8]
De rechtbank acht de poging tot afpersing van [benadeelde partij 8] niet bewezen. Uit de zich in het procesdossier bevindende e-mailberichten die zijn verstuurd vanaf het e-mailadres [e-mailadres] gericht aan [benadeelde partij 8] blijkt niet dat er jegens [benadeelde partij 8] is gedreigd met geweld. Evenmin is gebleken dat er daadwerkelijk geweld heeft plaatsgevonden. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Periode
De in de tenlastelegging opgenomen periode in 2016 acht de rechtbank niet bewezen, nu de rechtbank komt tot vrijspraak van de poging tot afpersing van [benadeelde partij 8] .
Ook de poging tot afpersing in 2018 acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. In het procesdossier bevinden zich geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat in de tenlastelegging opgenomen periode in 2018 is gepoogd bepaalde personen af te persen.
De rechtbank zal de bewezenverklaarde periode beperken van 20 april 2020 tot en met 20 april 2021. Vastgesteld kan worden dat verdachte na 20 april 2021 wel berichten aan de [benadeelde partij 2] heeft verstuurd, maar in die berichten is noch gedreigd met geweld, noch gepoogd om een geldbedrag af te dwingen.
Ten aanzien van feit 1, poging tot afdreiging
De rechtbank moet eveneens beoordelen of bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afdreiging van aangevers [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] . De rechtbank stelt voorop dat (een poging tot) afdreiging zich kenmerkt door bedreiging met smaad, smaadschrift of het openbaren van een geheim om zich daardoor wederrechtelijk te kunnen bevoordelen.
Feiten en omstandigheden
Via het e-mailadres van zijn bedrijf heeft [benadeelde partij 4] berichten ontvangen van verdachte onder de naam [naam 1] . In deze berichten heeft verdachte het telkens over een vordering van € 850.000,- die hij zou hebben op [benadeelde partij 7] . Daarnaast laat hij via deze berichten aan [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 3] weten dat hij informatie over hen heeft, hij deze informatie aan de pers zal geven en dat ze er voor moeten zorgen dat het bedrag wordt terugbetaald. Verder blijkt uit het dossier dat het bedrijf waar [benadeelde partij 7] werkzaam is, een e-mail heeft ontvangen van verdachte onder de naam [naam 1] . Ook de zakenrelaties van dit bedrijf hebben dezelfde e-mail ontvangen. In deze e-mail vermeldt verdachte onder andere dat [benadeelde partij 7] acht miljoen euro heeft weggesluisd, dat er de aankomende tijd een behoorlijke golf aan publiciteit komt in verband met de nieuwe ontwikkelingen en dat [bedrijf 1] en haar klanten ook bij naam zullen worden genoemd. [benadeelde partij 6] heeft ook diverse berichten ontvangen via de email van verdachte. In deze e-mails laat verdachte weten dat hij morgen zal schikken met
[benadeelde partij 7] en dat hij daarna nog meer ellende van hen op zijn site zal zetten. Ook geeft hij aan dat als hij niet 5 jaar aan het lijntje was gehouden, dat het allang opgelost was geweest. Verder laat hij weten dat hij ervoor zal zorgen dat de hele club naar de ‘kloote’ gaat.
Poging tot afdreiging
De rechtbank is van oordeel dat de strekking van voornoemde berichten steeds dezelfde is. Verdachte heeft het telkens over een geldbedrag van € 850.000,- dat hij nog tegoed zou hebben van
[benadeelde partij 7] , maar dat andere personen hier inmiddels ook verantwoordelijk voor zijn. Om er voor te zorgen dat het bedrag van € 850.000,- zou worden betaald heeft verdachte telkens gedreigd dat hij informatie over aangevers heeft en dat hij die informatie op zijn website zal zetten of zal doorgeven aan de pers. Verdachte heeft door het sturen van voornoemde berichten telkens het oogmerk gehad om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
Het e-mailbericht dat verdachte heeft gestuurd naar de werkgever van [benadeelde partij 7] en diens zakenrelaties, ziet de rechtbank als een indirecte vorm van afdreiging. Het is uit het dossier voldoende aannemelijk geworden dat verdachte, door het sturen van voornoemde e-mail waarin werd gedreigd met smaadschrift, de bedoeling had om [benadeelde partij 7] te bereiken en [benadeelde partij 7] hierdoor te bewegen tot afgifte van het geldbedrag.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangevers [benadeelde partij 4] (inclusief [benadeelde partij 5] ), [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 7] en [benadeelde partij 6] heeft gepoogd af te dreigen door bedreiging met smaadschrift.
Geen nauwe en bewuste samenwerking met een ander
Op grond van het dossier kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Periode
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periodes in 2016 en 2018 heeft gepoogd voornoemde personen af te dreigen, nu daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De rechtbank gaat voor de bewezenverklaring van de poging tot afdreiging uit van de periode van 20 april 2020 tot en met 31 januari 2021. Na 31 januari 2021 zijn er wel meerdere berichten verstuurd naar aangever [benadeelde partij 6] , maar daaruit blijkt niet dat verdachte heeft geprobeerd [benadeelde partij 6] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag door bedreiging met smaadschrift.
Ten aanzien van feit 2, smaadschrift
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat uit het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het procesdossier volgt dat verdachte diverse artikelen heeft geplaatst op zijn website [website] over aangevers [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] . Verdachte heeft ter terechtzitting ook bevestigd dat hij dit heeft gedaan. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte op 10 juni 2020 onder de naam [naam 1] een e-mail heeft verstuurd naar de zakenrelaties van [bedrijf 1] , de werkgever van aangever [benadeelde partij 7] . In deze e-mail wordt vermeld dat aangever [benadeelde partij 7] acht miljoen euro heeft weggesluisd.
Smaadschrift
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of voornoemde handelingen kunnen worden gekwalificeerd als smaadschrift. Smaadschrift is een specifieke vorm van belediging, waarbij strafbaar is gesteld ‘de aanranding van iemands eer of goede naam door middel van de tenlastelegging van een bepaald feit met het kennelijke doel het geven van ruchtbaarheid’.
Een belangrijk bestanddeel van artikel 261 lid 2 Sr is de ‘aanranding van de eer en goede naam’.
Hiervan is sprake als de reputatie wordt geschaad of aangetast, door iemand bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen. Verdachte schrijft in zijn artikelen bepaalde concrete (ernstige) strafbare feiten toe aan aangevers [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 7] . Verdachte beschuldigt hen onder andere van diefstal, verduistering, oplichting, fraude en witwassen. Ook vermeldt hij in het e-mailbericht van 10 juni 2020 aan de werkgever van [benadeelde partij 7] dat [benadeelde partij 7] acht miljoen euro heeft verduisterd. Gelet hierop staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat aangevers hiermee in een ongunstig daglicht worden gesteld. Daaraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat aangevers reeds eerder door anderen in verband zijn gebracht met de tenlastegelegde feiten. Die omstandigheid maakt immers niet dat jegens aangevers niet langer smadelijke uitingen kunnen worden gedaan. Het verweer van de raadsman, ertoe strekkende dat de eer of goede naam van de aangevers al was aangerand, wordt derhalve verworpen.
Vooropgesteld moet worden dat sprake is van tenlastelegging van een ‘bepaald feit’ als bedoeld in artikel 261 Sr, indien het feit op een zodanige wijze door verdachte is tenlastegelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst. Verdachte schrijft in zijn artikelen de hiervoor genoemde bepaalde concrete (ernstige) feiten aan aangevers toe. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat voor smaadschrift niet vereist is dat het bepaalde feit waarvan de beledigde wordt beschuldigd, onwaar is. Het bestanddeel ‘tenlastelegging van een bepaald feit’ is daarmee vervuld.
Voor een bewezenverklaring van smaadschrift is onder meer vereist dat vast komt te staan dat verdachte de kennelijke bedoeling had om het door hem tenlastegelegde feit ruchtbaarheid te geven. Onder ‘ruchtbaarheid geven aan’ in de zin van artikel 261 Sr moet worden verstaan het ter kennis van het publiek brengen. Met zodanig ‘publiek’ is een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld. De rechtbank is van oordeel dat de smadelijke artikelen over aangevers openbaar zijn tentoongesteld, nu verdachte deze artikelen op zijn eigen website heeft geplaatst en die website voor een ieder toegankelijk was. Door aldus te handelen heeft verdachte de kennelijke bedoeling gehad om aan de door hem tenlastegelegde feiten ruchtbaarheid te geven. Voorts is de rechtbank van oordeel dat door het sturen van een e-mailbericht aan minimaal 14 bedrijven, er is voldaan aan het vereiste ‘ruchtbaarheid geven’.
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank het tenlastegelegde smaadschrift wettig en overtuigend bewezen.
Geen nauwe en bewuste samenwerking met een ander
Op grond van het dossier kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Overig deel van de tenlastelegging
De rechtbank is verder van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte e-mails of berichten heeft verstuurd naar werkgevers en/of familieleden van aangevers
[benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 6] , zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Periode
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich vanaf 10 juni 2020 schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift. Op die datum heeft verdachte een e-mail verstuurd waarin hij vermeldt dat [benadeelde partij 7] acht miljoen euro heeft weggesluisd. De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde smaadschrift kan worden bewezen tot en met 3 augustus 2021, omdat de politie op die datum extracties heeft gemaakt van de website van verdachte en uit het dossier niet blijkt of de smadelijke artikelen na die datum nog op de website van verdachte stonden.