ECLI:NL:RBNNE:2022:4929

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
LEE 21/633
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van deskundigen in schadevergoeding bij aardbevingsschade

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 21 december 2022, hebben eisers, vertegenwoordigd door het Instituut Mijnbouwschade Groningen, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat. Dit besluit, genomen op 24 maart 2020, kende eisers een schadevergoeding van € 19.030,68 toe voor schade aan hun woning en garage. In het bestreden besluit van 6 januari 2021 werd het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 13 december 2021 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals deskundigen van schadebureau 10BE. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundigen, waaronder R. Lubbers en N. Handgraaf, tot de conclusie kwamen dat de schade aan de garage en woning zijn veroorzaakt door de constructie van het dak en niet door aardbevingen. Eisers betwistten deze conclusies en voerden aan dat de schade het gevolg was van aardbevingen en dat de deskundigen niet onafhankelijk waren. De rechtbank oordeelde dat eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd om de adviezen van de deskundigen te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de eisers in de gelegenheid waren gesteld om hun standpunten in te brengen en dat er geen sprake was van een ongelijke rechtsstrijd. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarbij de adviezen van de deskundigen als concludent en navolgbaar werden beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/633

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2022 in de zaak tussen

[eisers], te [plaats], eisers

(gemachtigde: mr. L.H. Haarsma)
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Winterink).

Procesverloop

In het besluit van 24 maart 2020 heeft de minister van Economische Zaken en Klimaat eisers een schadevergoeding van € 19.030,68 inclusief rente toegekend wegens schade aan de woning met aanbouw op het perceel [adres].
In het besluit van 6 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 24 maart 2020 ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2021 op zitting behandeld. Eiser [eiser] is toen verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en S.C. Goldbohm. Tevens is deskundige N. Handgraaf verschenen, verbonden aan schadebureau 10BE.
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om eisers in de gelegenheid te stellen gesprekken te voeren met het Interventieteam Vastgelopen Situaties.
Op 10 februari 2022 heeft verweerder stukken overgelegd.
Op 13 april 2022 hebben eisers verzocht om aanhouding van de zaak. Dit verzoek is ingewilligd.
Op 13 juni 2022 hebben eisers stukken ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voortgezet op 23 juni 2022. Eiser [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiseres [eiseres] heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde en eiser [eiser]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was aanwezig deskundige R. Lubbers, verbonden aan schadebureau 10BE.
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Oordeel van de rechtbank

1. Het beroep is ongegrond. De rechtbank overweegt daarover als volgt.

De beoordeling

Omvang van het geding2.1. Eisers hebben in hun beroepschrift samengevat het volgende aangevoerd. De schade aan de woning en de garage is veroorzaakt door de optelsom van de vele aardbevingen, niet door de dakconstructie van de garage, zoals verweerder stelt. Er is daarnaast sprake van een ongelijke rechtsstrijd omdat verweerder veel middelen tot zijn beschikking heeft om expertise in te schakelen. Onderzoeksbureau 10BE is voorts niet onafhankelijk vanwege de banden met onder andere de NAM. Handgraaf, die daar werkzaam is, beschikt tevens niet over de noodzakelijke deskundigheid om aardbevingsschade te beoordelen.
2.2.
Op de zitting van 23 juni 2022 heeft de gemachtigde van eisers een toelichting gegeven op de gronden in het beroepschrift. Zij heeft ook stellingen betrokken die redelijkerwijs niet onder die gronden kunnen worden gebracht. Zo is alsnog betwist dat bepaalde schades eerder zijn beoordeeld en is alsnog opgekomen tegen de berekening van de toegekende schadevergoeding. Deze nieuwe gronden worden door de rechtbank buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde. Ze hadden veel eerder kunnen worden ingebracht en verweerder zou ook te sterk worden benadeeld in zijn verweer. Opnieuw een aanhouding leidt ook, mede gelet op de fundamentele wijziging van het geschil door de nieuwe gronden, tot een te grote vertraging.
Verzoek om aanhouding
3. Ter zitting heeft de gemachtigde van eisers verzocht om de zaak aan te houden zodat eisers een contra-expertise kunnen laten uitvoeren. Dit verzoek wordt afgewezen. Eisers zijn voldoende in de gelegenheid geweest om een deskundige in te schakelen. De zaak is al eerder op hun verzoek aangehouden. Dat eisers onderling verdeeld zijn en daardoor moeilijk beslissingen kunnen nemen, is geen reden voor aanhouding.
De beoordeling van het beroep
4. De rechtbank gaat hierna achtereenvolgens in op: de onafhankelijkheid en deskundigheid van de deskundigen, de gelijkheid van de rechtsstrijd, de schades en het bewijsaanbod van eisers.
De deskundigen
5. Verweerder heeft bij de beoordeling van de schade deskundigen ingeschakeld.
R. Lubbers, schade-expert verbonden aan 10BE, heeft op 6 februari 2020 in het kader van het besluit van 24 maart 2020 geadviseerd. Onderdeel van dit advies is een verslag van
F. Seubring van Van der Plas Expertise B.V. Op 13 maart 2020 heeft Lubbers naar aanleiding van de zienswijze van eisers opnieuw een advies opgesteld. In het kader van de bezwaarprocedure heeft op 4 augustus 2020 een schouw plaatsgevonden waarbij deskundige Handgraaf aanwezig was. Handgraaf heeft in het kader van deze beroepsprocedure ook een opinie geschreven die is aangehecht aan het verweerschrift.
5.1.
Eisers voeren aan dat 10BE niet onafhankelijk is omdat het bureau al sinds jaar en dag voor het CVW, de NAM, de TCMG en het IMG werkt en voor zijn voortbestaan was en is aangewezen op de door hen verstrekte opdrachten.
5.2.
Verweerder betwist het gestelde gebrek in de onafhankelijkheid.
5.3.
Het ligt op de weg van verweerder om zich te vergewissen van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van een ingeschakelde deskundige. Dit gebeurt en mag gebeuren op het niveau van de persoon van de deskundige. [1] Wanneer sprake is van een gebrek in de onafhankelijkheid en onpartijdigheid of de gerechtvaardigde schijn daarvan aanwezig is, mag het advies niet aan het besluit ten grondslag worden gelegd. [2] Eisers hebben in beroep geen feiten gesteld op het niveau van de persoon van de deskundigen. Voor zover de bezwaren Handgraaf betreffen, klemt dit gebrek aan stellingname door eisers te meer gelet op de onderbouwing door verweerder van diens onafhankelijkheid en onpartijdigheid met een disclosure statement. Uit die verklaring is onder andere op te maken dat Handgraaf zich in de afgelopen 5 jaar niet ten behoeve van de NAM of het CVW heeft bezig gehouden met de beoordeling van en advisering over het oorzakelijk verband en de begroting van mijnbouwschade. Er is geen reden om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
5.4.
Dat Lubbers en Handgraaf beiden zijn verbonden aan 10BE, maakt ook niet dat hun advisering niet onafhankelijk of onpartijdig is. Het enkele feit dat zij werkzaam zijn bij hetzelfde samenwerkingsverband betekent immers niet dat zij niet meer met een eigen blik naar de schade kijken. Ook het feit dat Van der Plas Expertise B.V. aan 10BE is gelieerd kan niet problematisch worden genoemd. Dit is alleen al zo omdat Van der Plas Expertise B.V. is ingeschakeld om vanuit zijn bijzondere expertise te adviseren, in aanvulling op het eerste advies van Lubbers.
5.5.
Deze beroepsgrond treft geen doel.
6. Eisers stellen ook, samengevat, dat Handgraaf niet de deskundigheid heeft om de schade te beoordelen: er is ook kennis van seismologie, fysiologie en geologie nodig.
6.1.
Verweerder betwist dit.
6.2.
De beoordeling van de schade aan het pand vereist primair bouwkundige expertise. Er is door eisers niets aangevoerd om aan te nemen dat Handgraaf daar niet over beschikt. Ook heeft Handgraaf ervaring in de beoordeling van specifiek aardbevingsschade. Die beoordeling vindt daarnaast plaats op basis van de momenteel bestaande algemeen aanvaarde wetenschappelijk inzichten over aardbevingsschade. Los hiervan steunt het bestreden besluit niet alleen op de advisering door Handgraaf, maar ook op die van Lubbers en Seubring.
6.3.
Deze beroepsgrond treft geen doel.
Ongelijkheid in de rechtsstrijd?
7. Eisers stellen dat sprake is van een ongelijke rechtsstrijd omdat verweerder over veel financiële middelen beschikt en geen burger daartegen op kan.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat eisers hun standpunten en zienswijze in de voorgaande aanvraag- en bezwaarprocedures en deze gerechtelijke procedure hebben kunnen geven en dat het hen vrij staat om zelf een deskundige in te schakelen. Gesteld noch gebleken is van een goede reden dat die laatstgenoemde mogelijkheid niet wordt benut. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat niet wordt voldaan aan de “equality of arms”, zoals beschermd door artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.
7.2.
Deze beroepsgrond treft geen doel.
De schades
8. Partijen twisten over de oorzaak van de schades. Het betreft schades aan het dak van de garage (schade 22), dat is ingestort, aan de muren van de garage, die te leiden hebben gehad van de instorting van het dak (schades 3 en 4), en schades aan de woning (schades 11 t/m 14, 19 en 21).
8.1.
Voor zover het bewijsvermoeden van toepassing is op de schades, zal verweerder dit vermoeden moeten weerleggen. Dit is gelukt als evident en aantoonbaar een andere oorzaak als uitsluitende oorzaak voor de fysieke schade is aangewezen dan trillingen door mijnbouwactiviteiten. [3] Voor zover het bewijsvermoeden niet van toepassing is, ligt het op de weg van eisers om voldoende te stellen en onderbouwen dat sprake is van mijnbouw gerelateerde schade.
8.2.
Het bestreden besluit is gebaseerd op de bevindingen van Lubbers, Handgraaf en Seubring. Verweerder mag afgaan op de adviezen van deze deskundigen als die op objectieve en onpartijdige wijze tot stand zijn gekomen en op inzichtelijke wijze aangeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en die conclusies niet onbegrijpelijk zijn. Dit is anders als er concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de adviezen naar voren worden gebracht. [4]
9. Eisers betwisten dat het bewijsvermoeden is weerlegd. Zij voeren samengevat het volgende aan. De schade is veroorzaakt door (een optelsom van) aardbevingen en is niet het gevolg van fouten in de constructie van het dak van de garage, zoals de deskundigen van verweerder stellen. Door de trillingen is de zuidelijke muur van de garage 30 cm onder de dakrand scheurvorming opgetreden, over de volle lengte. Er is een kier ontstaan, waardoor vocht de garage is binnengekomen en een rottingsproces op gang kwam, wat leidde tot de instorting van het dak en de ontzette muren. Verweerder miskent het cumulatieve effect van de vele bevingen en de opslingerfactor die door de bevingen wordt gegenereerd. Een fout in de constructie was ook opgemerkt bij de oplevering of onderhoudswerkzaamheden. Eisers betwisten ten aanzien van de schades in de woning dat er vocht vanuit de betonnen vloer in de kalkstenen wanden is getrokken. De wanden zijn ook gebouwd op een isolatielaag. De trillingen hebben schade veroorzaakt aan de vloer en dit heeft eraan bijgedragen dat het vocht zich door de woning heeft verspreid, aldus eisers. De plafonds zijn niet losgescheurd door het vocht, maar door krachten van de bevingen. Dit wordt ondersteund door het feit dat de schade is ontstaan na de beving van Huizinge.
9.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bewijsvermoeden bij alle schades in het geding is weerlegd. Voor schade 22 geldt het bewijsvermoeden niet: het betreft schade door een ingestort dak als gevolg van verrotte dakbalken. Dit is naar zijn aard geen mijnbouwschade. Verweerder verwijst verder naar de rapportages van de door hem ingeschakelde deskundigen.
9.2.
De rechtbank stelt vast dat Lubbers, Seubring en Handgraaf allen concluderen dat de schade zijn oorzaak vindt in de constructie van het dak van de garage. Zij beschrijven dat er sprake is geweest van lekkend hemelwater dat de constructie heeft aangetast. Het dak is beschreven als een “koud dak”, een dakconstructie met isolatie aan de onderzijde van de dakplaten. Omdat bij een dergelijke constructie het risico bestaat van condensatie in de isolatielaag en rot in dakbalken, moet er een dampdichte folie worden aangebracht aan de onderzijde van de constructie om te voorkomen dat waterdamp komt tussen de isolatie en het dakbeschot van de dakbalken en kan condenseren. Hemelwater is via de dakconstructie de garage binnengekomen en het dak is gaan doorhangen, waarbij op een gegeven moment de accumulatie van vocht zo groot is geworden dat het dak het heeft begeven. Lubbers heeft hierbij uiteengezet dat de dakconstructie vanwege de elastische eigenschappen niet gevoelig is voor trillingen door aardbevingen. De instorting van het dak heeft, aldus de deskundigen, geleid tot de schade aan de wanden van de garage. Met betrekking tot de schades aan de woning hebben de deskundigen vastgesteld dat door de lekkage in de garage water op de vloer van de garage terecht is gekomen dat is doorgezakt naar de isolatielaag en zich heeft verspreid naar de woning. Het vocht is vervolgens opgetrokken in de binnenwanden van de woning, wat heeft geleid tot schade aan het onderste deel van de woning en aan de plafonds.
9.3.
De adviezen van de door verweerder ingeschakelde deskundigen zijn op zichzelf genomen concludent en navolgbaar: de deskundigen zijn het met elkaar eens over de schadeoorzaak en die oorzaak is voldoende inzichtelijk gemaakt. Verweerder mag de adviezen dan ook in beginsel aan het besluit ten grondslag leggen. Het ligt daarmee op de weg van eisers om aanknopingspunten te bieden die doen twijfelen aan de adviezen. Dit hebben zij niet gedaan. Eisers schetsen een andere schadeoorzaak, maar onderbouwen die vrijwel niet. De foto’s die ze hebben overgelegd zeggen niet voldoende. Het is daardoor grotendeels gebleven bij een weergave van eigen opvattingen over het ontstaan van de schade. De door eisers overgelegde rapportages van DOG Ingenieurs B.V. van 22 april 2022 en het versterkingsadvies van de NCG van 11 november 2021 onderbouwen de stellingen van eisers ook niet. Het eerste rapport heeft betrekking op andere schades. In het tweede rapport wordt wel ingegaan op de schade aan de garage, maar de tekst van het rapport biedt geen steun aan eisers: op p. 13 wordt vermeld dat de oorzaak van de schade aan de garage lijkt te zitten in “een foutieve bouw van de dakconstructie”.
9.4.
Deze beroepsgrond treft geen doel.
Bewijsaanbod
10. Eisers hebben ter zitting een bewijsaanbod gedaan. Zij hebben aangeboden om te bewijzen (1) dat sprake is van meer kosten dan € 4.581,56 ter zake van de vastgestelde schades en (2) dat het dak van de garage is ingestort door bodembeweging.
10.1.
Het eerste deel van het bewijsaanbod valt buiten het bereik van deze procedure en wordt alleen al daarom afgewezen. Het tweede deel stuit af op het feit dat eisers ruimschoots in de gelegenheid zijn geweest om bewijs aan te dragen en naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende twijfel bestaat aan de door verweerder gestelde schadeoorzaak. [5]
Proceskosten
11. Nu het beroep ongegrond is, bestaat geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van
mr.R.A. Schaapsmeerders, griffier.
De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:374, par. 52-53)
2.Zie de in noot 1 genoemde uitspraak, par. 51.
3.De rechtbank verwijst naar het toetsingskader zoals uitgeschreven in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1631, par. 34 t/m 40.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4250, par. 11.5.
5.Zie bovengenoemde uitspraak van 8 juni 2022, paragraaf 94.