Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, alsmede de ongemaximeerde terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging). Subsidiair vordert de officier van justitie oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden), alsmede de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) (hierna: 38z-maatregel). De officier van justitie heeft hierbij gevorderd het advies over de verminderde toerekeningsvatbaarheid over te nemen.
Tevens vordert de officier van justitie om aan verdachte de maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr (hierna: 38v-maatregel) op te leggen in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor het woonadres van [slachtoffer] , de basisschool van [naam 1] en de voetbalvereniging van [naam 1] . De officier van justitie vordert geen contactverbod ten aanzien van [naam 1] , omdat dit in strijd zou zijn met het recht op family life en het nog lopende juridische geschil rondom het gezag over [naam 1] . Bovendien zijn de bedreigingen niet aan [naam 1] is gericht. Verder stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het monitoren van het locatieverbod niet door middel van elektronische monitoring hoeft te geschieden. Tot slot vordert de officier van justitie om één week hechtenis te verbinden aan iedere overtreding van het locatie- en contactverbod, voor een maximale duur van zes maanden, en de 38v-maatregel direct uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft daartegen verweer gevoerd. Hij heeft allereerst aangevoerd dat de gevorderde gevangenisstraf te hoog is, gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, de mogelijke toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging en het geringe strafmaximum dat op bedreiging staat. Voorts zal het suïcidegevaar fors toenemen wanneer tbs met dwangverpleging aan verdachte wordt opgelegd. De raadsman heeft daarom voor oplegging van de tbs met voorwaarden gepleit.
Verdachte heeft ter terechtzitting het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven. Verdachte is niet tegen behandeling, zo lang hij zal kunnen blijven wonen in Drachten. Hij heeft dus bezwaren tegen tbs met dwangverpleging en tbs met voorwaarden met klinische behandeling langer dan een week buiten Drachten. Met een eventueel drugverbod is verdachte het ook niet eens. Verder heeft verdachte aangegeven dat hij ook voetbalt bij de voetbalvereniging waarvoor een gebiedsverbod wordt gevorderd. Verdachte verzet zich niet tegen oplegging van elektronische monitoring. Tot slot heeft verdachte nog aangegeven dat hij niet mee wil werken aan de 38z-maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de Pro Justitia-rapportage d.d. 19 september 2022 van drs. B.Y. van Toorn (GZ-psycholoog) en dr. A.J.W.M. Trompenaars (psychiater) en het reclasseringsrapport van Verslavingszorg Noord-Nederland d.d. 1 november 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het bewezen verklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-partner met wie hij samen een zoontje heeft. Het handelen van verdachte werd ingegeven door frustraties en onbegrip over (de afwikkeling van) de door aangeefster beëindigde relatie en de moeizame omgang met zijn kind. Verdachte heeft met zijn gedrag op grove wijze inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de aangeefster. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat aangeefster nog altijd gespannen en angstig door het leven gaat. Ook het zoontje van aangeefster en verdachte heeft last van het conflict tussen de ouders, en krijgt inmiddels therapie. De rechtbank neemt verdachte dit alles kwalijk.
Het bewezenverklaarde past in een reeks bedreigingen die verdachte heeft geuit en welke door hem zijn erkend. In april 2022 trok een penitentiair inrichtingswerker (piw’er) bij de politie aan de bel omdat verdachte zich in detentie dreigend had geuit over zijn ex-partner [slachtoffer] . In de periode daarna heeft hij opnieuw dergelijke bedreigingen geuit tegenover meerdere hulpverleners, zijn moeder en een politieambtenaar.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte en het reclasseringsrapport blijkt het volgende. Verdachte heeft op 5 november 2020 een gedragsaanwijzing gekregen, inhoudende dat hij geen contact mocht zoeken met zijn ex-partner. Bij vonnis van 6 april 2021 is aan hem onder andere een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor overtreding van dat contactverbod. Bijzondere voorwaarde bij deze voorwaardelijke veroordeling was (opnieuw) een contactverbod. Op 11 mei 2021 ontving hij van de reclassering een officiële waarschuwing vanwege het overtreden van de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarde van het contactverbod. Een volgende officiële waarschuwing, voor overtreding van dezelfde voorwaarde, volgde op 13 januari 2022. Bij vonnis van 14 februari 2022 is gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer moet worden gelegd. Verdachte is uit hoofde van deze beslissing gedetineerd geweest tot 30 april 2022. Op 6 mei 2022 is hij veroordeeld voor vier feiten met pleegdata in 2020, alle betreffende huiselijk geweld met als slachtoffer eveneens zijn ex-partner. Op 25 mei 2022 is verdachte aangehouden en in verzekering gesteld naar aanleiding van de thans bewezenverklaarde bedreiging. De reclassering acht verdachte op basis van het voorgaande onvoldoende gevoelig voor hulpverlening en strafrechtelijke kaders. Een patroon is evident, aldus de reclassering.
Over verdachte is een
Pro Justitia-rapportageopgesteld door GZ-psycholoog drs. B.Y. van Toorn en psychiater dr. A.J.W.M. Trompenaars. Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij verdachte is sprake van ontwikkelingsproblematiek in de vorm van ADHD, autisme en lage intellectuele vaardigheden. Daarnaast is er afhankelijkheid van speed. In de persoonlijkheid staan narcistische en antisociale gedragskenmerken op de voorgrond. Voorts is sprake van een depressieve stoornis met geagiteerde kenmerken. Het voorgaande was aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedde ook verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Toen aangeefster verdachte verliet ontstond bij hem een ernstige emotionele en sociaal-maatschappelijke ontregeling als gevolg van krenking door de verlating, wraakgevoelens en overmatige rigiditeit. Alle interventies, zowel in de zin van begrenzing, dreiging met juridische sancties of gedeeltelijk toegeven aan zijn eisen hebben niet geleid tot een aanpassing van het gedrag van verdachte. Toen aangeefster de voogdij opeiste was dit opnieuw een krenking en werden al deze emoties verder opgedreven waarna verdachte, zowel impulsief als manipulatief, aangeefster herhaaldelijk en tegen verschillende derden bedreigde. Het ten laste gelegde is tot stand gekomen door het samenspel tussen de verschillende stoornissen waarbij de preoccupatie zodanige vormen aannam en dermate dwingend was dat bijna gesproken kan worden van een waan. Daar staat tegenover dat verdachte tot op zekere hoogte doordrongen moet zijn geweest van het onwenselijke en het niet toegestane van zijn gedrag maar dat hij ervoor gekozen heeft om zich sterk zelfbepalend op te stellen en dit besef naast zich neergelegd heeft. De deskundigen adviseren derhalve om verdachte het ten laste gelegde in een sterk verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive van bedreiging maar ook op toekomstig belagingsgedrag en verdere geweldsescalaties wordt als hoog ingeschat. Er wordt geadviseerd om verdachte een klinische behandeling op te leggen, die naar inschatting alleen gerealiseerd kan worden binnen het juridisch kader van de maatregel van terbeschikkingstelling. De deskundigen zijn van mening dat behandeling binnen het kader van tbs met voorwaarden niet realiseerbaar is, omdat verdachte zich sterk zelfbepalend opstelt en zich in het verleden bij herhaling niet gehouden heeft aan voorwaarden. Daarbij wordt ingeschat dat op momenten van hoogoplopende emotionaliteit er onvoldoende dwang zal uitgaan van het juridisch kader van de tbs met voorwaarden om recidive en/of verdere geweldsescalaties te voorkomen. Tot slot adviseren de deskundigen om de 38z-maatregel op te leggen.
Verslavingszorg Noord-Nederland heeft een
reclasseringsrapportuitgebracht. Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Het risico op recidive, letselschade en onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Verdachte heeft uitgesproken zich te willen houden aan verplichtingen, zolang die onderdeel zijn van een ambulant traject. De reclassering adviseert negatief over tbs met voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden ziet om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Tevens adviseert de reclassering om de 38z-maatregel op te leggen. De problematiek zoals gediagnosticeerd door beide Pro Justitia-rapporteurs is van chronische aard, waardoor niet wordt uitgesloten dat er een noodzaak bestaat tot een langdurende en intensieve forensische begeleiding en monitoring. Tot slot geeft de reclassering in overweging een contact- en locatieverbod op te leggen in de vorm van een 38v-maatregel. Het contactverbod geldt ten aanzien van aangeefster en het locatieverbod geldt ten aanzien van de woning van aangeefster. Ter terechtzitting heeft dhr. [naam 6], namens de reclassering, een mondelinge aanvulling op het contacten locatieverbod gegeven. Hij adviseert om het locatieverbod ook op te leggen ten aanzien van de zoon van aangeefster en verdachte, en het locatieverbod uit te breiden naar de basisschool van hun zoon en de voetbalvereniging van hun zoon. Daarbij is het advies om ook elektronische monitoring op te leggen.
Straf en maatregel
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de rapporten verenigen en neemt deze over, en zal het bewezenverklaarde feit aan verdachte in sterk verminderde mate toerekenen.
Gelet op de hierboven genoemde Pro Justitia-rapportage, het reclasseringsrapport en de informatie over de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een behandeling ondergaat om het gevaar van herhaling en geweldsescalatie te beperken. De rechtbank acht de kans op een succesvolle behandeling in een voorwaardelijk kader onvoldoende. Uit het (recente) verleden is gebleken dat verdachte zich meermalen niet heeft gehouden aan de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden. Geen van de deskundigen ziet een kader met voorwaarden als reële mogelijkheid. Verdachte heeft ter terechtzitting ook meerdere keren aangegeven dat hij zich niet langdurig (lees: langer dan één week) wil laten opnemen in een kliniek. Gelet op verdachte zijn zelfbepalende en afwijzende houding ter terechtzitting en de rapportages is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet in staat kan worden geacht om zich (gedurende enige tijd) aan voorwaarden te houden. Met de deskundigen komt de rechtbank daarom tot de conclusie dat de tbs met dwangverpleging het enige passende kader is.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van tbs met dwangverpleging, zoals opgenomen in de artikelen 37a en 37b Sr, is voldaan. De rechtbank stelt vast dat artikel 285 Sr, bedreiging, een misdrijf is die genoemd wordt in artikel 37a, eerste lid, onder 2, Sr. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens die bestond ten tijde van de strafbare feiten. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de stoornissen van verdachte, waarvan niet aannemelijk is dat deze zonder behandeling zullen afnemen, zodanig zijn dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank is, mede gelet ook op de deskundigenrapporten, sprake van een hoog recidivegevaar. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit vereist.
Ingeval aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd, dient de rechter in zijn motivering van de maatregel tot uitdrukking te brengen of deze is opgelegd ter zake van een geweldsmisdrijf, dus als een misdrijf dat was gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dat is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad vooral van belang indien het misdrijf ter zake waarvan de terbeschikkingstelling is opgelegd niet zonder meer kan worden gekarakteriseerd als zo een geweldsmisdrijf, bijvoorbeeld in geval van bedreiging (artikel 285 Sr) of belaging (artikel 285b Sr).
1
In dergelijke gevallen zal de rechter zich een oordeel dienen te vormen of, gelet op alle feiten en omstandigheden, het bewezenverklaarde feit een dergelijk ‘geweldsmisdrijf’ oplevert. Daarbij zal hij niet alleen kunnen betrekken of het misdrijf – in deze zaak: de bedreiging – werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van de bedreigde dan wel op enigerlei (andere) wijze werd ondersteund, maar ook of aannemelijk is dat de bedreiging zou worden uitgevoerd.
In de PJ-rapportage hebben de deskundigen ruim aandacht besteed aan de risicoprognose. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van diverse instrumenten en hun klinische inschatting. De instrumenten geven aan dat de kans op hernieuwde geweldsescalaties richting aangeefster als hoog moeten worden ingeschat, evenals de kans op volharding in belagingsgedrag en dreigend gedrag. Voorts is uit onderzoek bekend dat schade die aanhoudende stalkingsactiviteiten bij plegers veroorzaakt, het risico op verder stalkingsgedrag en geweldsescalaties verhoogt. De deskundigen wijzen erop dat verdachte in feite alles kwijt is: zijn partner, zijn kind, lichamelijke gezondheid, woning, werk, inkomen, vrienden en contacten met familie. Hij heeft niets meer te verliezen en geeft dat zelf ook aan. Tot slot is door de deskundigen op klinische basis overwogen dat verdachte aangeeft dat hij niets zal doen omdat hij het nog nooit gedaan heeft. Zij wijzen erop dat dat niet juist is, omdat uit de stukken blijkt dat zich in ieder geval twee keer fysiek agressieve incidenten richting aangeefster hebben afgespeeld, waarvoor verdachte ook is veroordeeld. De deskundigen beschouwen het feit dat verdachte zegt nog nooit agressief geweest te zijn ook niet als beschermende factor. Dit impliceert immers niet dat hij dat in de toekomst niet zou kunnen zijn. Bovendien wordt ingeschat dat verdachte daarin zijn eigen keuzes zal maken: tot op heden gaat hij onverstoorbaar zijn eigen gang en trekt hij zich van niemand iets aan ondanks de schade die hij toebrengt aan bijvoorbeeld zijn zoon. Tot slot wijzen de deskundigen op de door verdachte uitgesproken waarschuwing dat “Niemand dit uit mijn hoofd praat, ik doe het”, waarin hij naar hun mening zeer serieus genomen moet worden. De rechtbank neemt deze conclusie over en leidt daar uit af dat aannemelijk is dat de doodsbedreiging in de richting van [slachtoffer] zou worden uitgevoerd.
Ter terechtzitting heeft verdachte er opnieuw op gewezen dat hij nooit agressief is geweest tegen
[slachtoffer] en dat hij dat ook niet zal worden. Hij heeft aangegeven zich erbij neer te leggen dat [slachtoffer] zal worden belast met het eenhoofdig gezag. Hij verklaarde: “Mijn zoon bestaat niet meer. Ik heb geen kind meer. Dus hoef ik ook niet meer naar haar toe te gaan. Op papier is hij mijn zoon maar dat is het enige.” Deels herhaalt hij daarmee wat hij eerder heeft gezegd en waarmee de deskundigen rekening hebben gehouden in hun rapportage. Nog daargelaten dat de civiele rechter nog geen beslissing heeft genomen op het verzoek van [slachtoffer] om te worden belast met het eenhoofdig gezag, verandert een dergelijke beslissing niets aan de stoornissen die bij verdachte zijn vastgesteld, zijn gedragspatroon uit het verleden en het feit dat hij alles kwijt is. Juist op die factoren is het risico op geweldsescalatie door de deskundigen gebaseerd. Gelet daarop maakt dat wat verdachte heeft gesteld om het geconstateerde gevaar van herhaling en geweldsescalatie te weerspreken, het oordeel van de rechtbank niet anders.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr stelt de rechtbank vast dat het bewezen verklaarde delict - bedreiging - een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, omdat aannemelijk is dat de bedreiging zou worden uitgevoerd. De totale duur van de terbeschikkingstelling is daarom niet beperkt tot de duur van vier jaren.
Gelet op de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid zal de rechtbank een korter durende gevangenisstraf opleggen dan is gevorderd. De rechtbank acht – met name omdat verdachte bij voortduring strafbare feiten pleegt waarvan aangeefster het slachtoffer is en eerdere straffen en andere sancties naast zich neer heeft gelegd – naast de oplegging van de tbs-maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend.
De rechtbank legt – zoals gevorderd – de 38z-maatregel op ter bescherming van de veiligheid van anderen.
Nu de rechtbank de tbs met dwangverpleging zal gelasten en daarnaast de 38z-maatregel aan verdachte oplegt, bestaat voor het opleggen van een contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v Sr naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding.