ECLI:NL:HR:2018:443

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 maart 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
17/01584
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van strafoplegging en terugwijzing in zaak van poging tot afpersing en bedreiging met geweld

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was veroordeeld voor poging tot afpersing, bedreiging met geweld en belaging. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd dat de gepleegde feiten als geweldsmisdrijf konden worden gekwalificeerd, wat van belang is voor de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS). De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en concludeerde dat de motivering van het Hof ontoereikend was. Hierdoor werd de strafoplegging vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de straf. De Hoge Raad benadrukte dat de beslissing over de oplegging van TBS moet worden gemotiveerd in het licht van de aard van het misdrijf en de veiligheid van anderen. De uitspraak heeft implicaties voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, vooral in zaken waarin de kwalificatie van geweldsmisdrijven aan de orde is.

Uitspraak

27 maart 2018
Strafkamer
nr. S 17/01584
JHO/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 1 maart 2017, nummer 22/002661-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, waaronder begrepen de last tot terbeschikkingstelling maar niet de aan de verdachte opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in art. 38e, eerste lid, Sr en art. 359, zevende lid, Sv.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij in de periode van 29 mei 2015 tot en met 16 juni 2015 te gemeente Kaag en Braassem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [betrokkene 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van 48.500,00 euro, toebehorende aan [betrokkene 1] ,
- op 29 mei 2015 een (bedreigende) mail heeft gestuurd met daarin onder meer opgenomen de tekst dat [betrokkene 1] geld moet betalen en als hij dat niet doet dat dan zijn vrouw en dochters met zoutzuur overgoten zullen worden en dat hij de politie niet mag inschakelen en
- op 16 juni 2015 heeft gebeld met [betrokkene 1] en daarin heeft gezegd: "oké, maar als ik bij [betrokkene 2] over haar gezicht zoutzuur over heen gooi, wat gebeurt er dan, weet je wat zoutzuur is" en "ik wil dat u gaat lijden en ik kan u wel door uw kop heen schieten maar dan lijdt u niet, dan ben je in één keer weg. Als ik uw dochter te grazen neem bijvoorbeeld [betrokkene 2] en ik gooi zoutzuur over haar gezicht dan gaat zij lijden en dan gaat u ook lijden"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij in de periode van 24 februari 2014 tot en met 16 juni 2015 te gemeente Kaag en Braassem en Zaandam een persoon genaamd [betrokkene 1] en één of meer van diens familieleden te weten [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 4] , meerdere malen heeft bedreigd met verkrachting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
- op 24 februari 2014 een telefoongesprek gevoerd met [betrokkene 3] (echtgenote van [betrokkene 1] ) en daarbij gezegd: "ik ga u en uw man doden" en
- in de periode van 24 februari 2014 tot en met 25 februari 2014 meerdere malen gebeld naar [betrokkene 1] en/of familieleden van [betrokkene 1] , waarin door de beller werd gezegd: "dat hij een einde moest maken aan het leven van [betrokkene 1] " en "hoe hij het zou vinden als [betrokkene 3] (= echtgenote van [betrokkene 1] ) zou worden verkracht" en in een telefoongesprek met [betrokkene 2] , dochter van [betrokkene 1] , heeft gezegd: "dat hij haar zou verkrachten" en
- op 29 mei 2015 een bedreigende mail heeft gestuurd met daarbij gevoegd foto's van vrouwen wier lichaam/gezicht waren verminkt door zoutzuur met daarin onder meer opgenomen de tekst dat [betrokkene 1] geld moet betalen en als hij dat niet doet dat dan zijn vrouw en dochters met zoutzuur overgoten zullen worden en dat hij de politie niet mag inschakelen en
- op 16 juni 2015 gebeld met [betrokkene 1] en daarin gezegd: "oké, maar als ik bij [betrokkene 2] over haar gezicht zoutzuur over heen gooi, wat gebeurt er dan, weet je wat zoutzuur is" en "ik wil dat u gaat lijden en ik kan u wel door uw kop heen schieten maar dan lijdt u niet, dan ben je in één keer weg. Als ik uw dochter te grazen neem bijvoorbeeld [betrokkene 2] en ik gooi zoutzuur over haar gezicht dan gaat zij lijden en dan gaat u ook lijden";
3. hij in de periode van 24 februari 2014 tot en met 21 september 2015 te gemeente Kaag en Braassem en Zaandam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een persoon genaamd [betrokkene 1] met het oogmerk [betrokkene 1] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, door
- in de periode tussen 24 februari 2014 te 14.37 uur en 15 februari 2014 te 15.12 uur zes (6) keer te bellen naar [A] (bedrijf van [betrokkene 1] ) en
- in de periode tussen 24 februari 2014 te 14.37 uur en 25 februari 2014 te 00.44 uur tweeëntwintig (22) keer te bellen naar de huistelefoon van [betrokkene 1] en
- in de periode tussen 15 juni 2015 te 18.01 uur en 19 juni 2015 te 19.30 uur ongeveer vijftig (50) keer te bellen naar de huislijn van [betrokkene 1] en ongeveer veertig (40) keer naar [A] (bedrijf van [betrokkene 1] ) en veertig (40) keer naar de huislijn van [betrokkene 5] (broer van [betrokkene 1] ) en één (1) keer naar de huislijn van de moeder van [betrokkene 1] ."
3.2.2.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde onder 1, 2 en 3, onder aanhaling van art. 285, 285b en 317 Sr, gekwalificeerd als respectievelijk "poging tot afpersing", "bedreiging met verkrachting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, meermalen gepleegd" en "belaging".
3.2.3.
Het Hof heeft de verdachte te dier zake veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Voorts heeft het Hof gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Met betrekking tot de maatregel van terbeschikkingstelling heeft het Hof, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, overwogen dat:
"(...) vast [staat] dat het door de verdachte begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het betreft tevens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft de slachtoffers verbaal en per e-mail bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling en heeft deze bedreiging kracht bijgezet door middel van het sturen van foto's naar het e-mailadres van een van de slachtoffers waarop de gevolgen (ernstige verminkingen) van genoemd misdrijf staan afgebeeld.
Gelet op de (...) persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte alsmede op de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten en de aanzienlijke kans op recidive, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging vereisen. Het hof zal voorts de maatregel, niet gemaximeerd aan de verdachte opleggen."
3.3.
Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 37a, eerste lid, Sr:
"De verdachte bij wie tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan op last van de rechter ter beschikking worden gesteld indien:
1° het door hem begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld dan wel behoort tot een der misdrijven omschreven in de artikelen (...) 285, eerste lid, 285b (...) Wetboek van Strafrecht (...) en
2° de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist."
- art. 38e, eerste lid, Sr:
"De totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege gaat een periode van vier jaar niet te boven, tenzij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen."
- art. 359, zevende lid, Sv:
"Als de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, geeft het vonnis dit onder opgave van redenen aan."
3.4.
Ingeval aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd, dient de rechter – bij voorkeur in de bewoordingen van art. 359, zevende lid, Sv – in zijn motivering van de maatregel tot uitdrukking te brengen dat deze wel of niet ter zake van een geweldsmisdrijf is opgelegd. Zulks is vooral van belang indien het misdrijf ter zake waarvan de terbeschikkingstelling is opgelegd, niet zonder meer kan worden gekarakteriseerd als een geweldsmisdrijf – dus als een misdrijf dat was gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen – bijvoorbeeld in geval van bedreiging (art. 285 Sr) of belaging (art. 285b Sr), ter zake waarvan op grond van art. 37a, eerste lid onder 1°, Sr de onderhavige maatregel kan worden opgelegd. (Vgl. HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8434, NJ 2013/161 en HR 30 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:116.)
3.5.
Blijkens zijn overwegingen heeft het Hof kennelijk geoordeeld dat sprake was van een geweldsmisdrijf in de hiervoor bedoelde zin omdat "de verdachte (...) de slachtoffers verbaal en per e-mail [heeft] bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling en (...) deze bedreiging kracht [heeft] bijgezet door middel van het sturen van foto's naar het e-mailadres van een van de slachtoffers waarop de gevolgen (ernstige verminkingen) van genoemd misdrijf staan afgebeeld". Daarmee heeft het Hof zijn oordeel echter, gelet op hetgeen hiervoor onder 3.4 is vooropgesteld, ontoereikend gemotiveerd.
3.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de bestreden uitspraak wat betreft de strafoplegging niet in stand kan blijven en in zoverre dient te worden vernietigd. In die vernietiging zijn begrepen alle in de bestreden uitspraak genomen beslissingen als bedoeld in art. 351 Sv omtrent de oplegging van een straf en/of maatregel, waaronder ook de schadevergoedingsmaatregel, maar niet de beslissingen als bedoeld in art. 361 Sv omtrent een vordering van de benadeelde partij (vgl. HR 26 november 2013, ECLI:NL:HR2013:1430, NJ 2014/42). :

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 maart 2018.