3.2.1.Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij in de periode van 29 mei 2015 tot en met 16 juni 2015 te gemeente Kaag en Braassem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [betrokkene 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van 48.500,00 euro, toebehorende aan [betrokkene 1] ,
- op 29 mei 2015 een (bedreigende) mail heeft gestuurd met daarin onder meer opgenomen de tekst dat [betrokkene 1] geld moet betalen en als hij dat niet doet dat dan zijn vrouw en dochters met zoutzuur overgoten zullen worden en dat hij de politie niet mag inschakelen en
- op 16 juni 2015 heeft gebeld met [betrokkene 1] en daarin heeft gezegd: "oké, maar als ik bij [betrokkene 2] over haar gezicht zoutzuur over heen gooi, wat gebeurt er dan, weet je wat zoutzuur is" en "ik wil dat u gaat lijden en ik kan u wel door uw kop heen schieten maar dan lijdt u niet, dan ben je in één keer weg. Als ik uw dochter te grazen neem bijvoorbeeld [betrokkene 2] en ik gooi zoutzuur over haar gezicht dan gaat zij lijden en dan gaat u ook lijden"
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij in de periode van 24 februari 2014 tot en met 16 juni 2015 te gemeente Kaag en Braassem en Zaandam een persoon genaamd [betrokkene 1] en één of meer van diens familieleden te weten [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 4] , meerdere malen heeft bedreigd met verkrachting en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
- op 24 februari 2014 een telefoongesprek gevoerd met [betrokkene 3] (echtgenote van [betrokkene 1] ) en daarbij gezegd: "ik ga u en uw man doden" en
- in de periode van 24 februari 2014 tot en met 25 februari 2014 meerdere malen gebeld naar [betrokkene 1] en/of familieleden van [betrokkene 1] , waarin door de beller werd gezegd: "dat hij een einde moest maken aan het leven van [betrokkene 1] " en "hoe hij het zou vinden als [betrokkene 3] (= echtgenote van [betrokkene 1] ) zou worden verkracht" en in een telefoongesprek met [betrokkene 2] , dochter van [betrokkene 1] , heeft gezegd: "dat hij haar zou verkrachten" en
- op 29 mei 2015 een bedreigende mail heeft gestuurd met daarbij gevoegd foto's van vrouwen wier lichaam/gezicht waren verminkt door zoutzuur met daarin onder meer opgenomen de tekst dat [betrokkene 1] geld moet betalen en als hij dat niet doet dat dan zijn vrouw en dochters met zoutzuur overgoten zullen worden en dat hij de politie niet mag inschakelen en
- op 16 juni 2015 gebeld met [betrokkene 1] en daarin gezegd: "oké, maar als ik bij [betrokkene 2] over haar gezicht zoutzuur over heen gooi, wat gebeurt er dan, weet je wat zoutzuur is" en "ik wil dat u gaat lijden en ik kan u wel door uw kop heen schieten maar dan lijdt u niet, dan ben je in één keer weg. Als ik uw dochter te grazen neem bijvoorbeeld [betrokkene 2] en ik gooi zoutzuur over haar gezicht dan gaat zij lijden en dan gaat u ook lijden";
3. hij in de periode van 24 februari 2014 tot en met 21 september 2015 te gemeente Kaag en Braassem en Zaandam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een persoon genaamd [betrokkene 1] met het oogmerk [betrokkene 1] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, door
- in de periode tussen 24 februari 2014 te 14.37 uur en 15 februari 2014 te 15.12 uur zes (6) keer te bellen naar [A] (bedrijf van [betrokkene 1] ) en
- in de periode tussen 24 februari 2014 te 14.37 uur en 25 februari 2014 te 00.44 uur tweeëntwintig (22) keer te bellen naar de huistelefoon van [betrokkene 1] en
- in de periode tussen 15 juni 2015 te 18.01 uur en 19 juni 2015 te 19.30 uur ongeveer vijftig (50) keer te bellen naar de huislijn van [betrokkene 1] en ongeveer veertig (40) keer naar [A] (bedrijf van [betrokkene 1] ) en veertig (40) keer naar de huislijn van [betrokkene 5] (broer van [betrokkene 1] ) en één (1) keer naar de huislijn van de moeder van [betrokkene 1] ."
3.2.2.Het Hof heeft het bewezenverklaarde onder 1, 2 en 3, onder aanhaling van art. 285, 285b en 317 Sr, gekwalificeerd als respectievelijk "poging tot afpersing", "bedreiging met verkrachting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, meermalen gepleegd" en "belaging".
3.2.3.Het Hof heeft de verdachte te dier zake veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. Voorts heeft het Hof gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Met betrekking tot de maatregel van terbeschikkingstelling heeft het Hof, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, overwogen dat:
"(...) vast [staat] dat het door de verdachte begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het betreft tevens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft de slachtoffers verbaal en per e-mail bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling en heeft deze bedreiging kracht bijgezet door middel van het sturen van foto's naar het e-mailadres van een van de slachtoffers waarop de gevolgen (ernstige verminkingen) van genoemd misdrijf staan afgebeeld.
Gelet op de (...) persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte alsmede op de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten en de aanzienlijke kans op recidive, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging vereisen. Het hof zal voorts de maatregel, niet gemaximeerd aan de verdachte opleggen."