ECLI:NL:RBNNE:2022:4131

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
21/3353
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardedaling van woning door mijnbouwschade en ongelijkheidsbeginsel in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) over de afwijzing van een aanvraag voor een waardedalingsvergoeding van de woning van eiser. Eiser, eigenaar van een woning in [woonplaats], had een waardedalingsvergoeding aangevraagd na schade door mijnbouwactiviteiten. Het IMG had deze aanvraag afgewezen, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft in haar uitspraak vastgesteld dat het IMG in een eerdere tussenuitspraak een gebrek had geconstateerd in de motivering van de afwijzing. Het IMG was opgedragen om dit gebrek te herstellen, maar de rechtbank oordeelde dat het IMG hierin niet was geslaagd. De rechtbank concludeerde dat het IMG onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen sprake was van gelijke gevallen tussen het postcodegebied van eiser en zes enclaves die later aan het waardedalingsgebied waren toegevoegd. De rechtbank oordeelde dat de ongelijke behandeling van eiser en de enclaves niet gerechtvaardigd was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van het IMG en bepaalde dat eiser recht had op een waardedalingsvergoeding van € 5.648,03, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast moest het IMG het griffierecht en de proceskosten van eiser vergoeden. De rechtbank benadrukte dat de afwijzing van de waardedalingsvergoeding niet in stand kon blijven, omdat deze in strijd was met het motiveringsbeginsel van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3353

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L. Brouwers),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen (het IMG)

(gemachtigde: mr. L.A. Jager).

Inleiding en totstandkoming van het besluit

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor een vergoeding van waardedaling van de woning van eiser.
1.1.
Eiser is sinds 27 maart 1997 eigenaar van de woning aan de [adres] te [woonplaats], met postcode [postcode] (de woning). Voor deze woning heeft eiser een waardedalingsvergoeding aangevraagd.
1.2.
Het IMG heeft deze aanvraag met het besluit van 4 januari 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 september 2021 op het bezwaar van eiser is het IMG bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het IMG.
1.5.
De rechtbank heeft op 31 maart 2022 een tussenuitspraak [1] (de tussenuitspraak) gedaan waarbij het onderzoek heropend is en het IMG in de gelegenheid gesteld om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in de tussenuitspraak.
1.6.
Het IMG heeft met het besluit van 12 mei 2022 het bestreden besluit aangevuld met een nadere motivering.
1.7.
Eiser heeft op 13 juni 2022 op de nadere motivering van het IMG gereageerd.
1.8.
De rechtbank heeft partijen op 30 juni 2022 medegedeeld dat zij genoeg informatie heeft om zonder een nadere zitting uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het IMG het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet heeft hersteld. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank de stelling van eiser besproken dat het IMG in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel door [woonplaats eiser] en een zestal enclaves dat later aan het waardedalingsgebied is toegevoegd niet naar mate van hun ongelijkheid te behandelen. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het IMG onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake zou zijn van gelijke gevallen en waarom ongelijke behandeling van het postcodegebied van eiser en de enclaves gerechtvaardigd is. Deze ‘enclaves’ betreffen zes postcodegebieden die, ondanks dat geen sprake is van een percentage geaccepteerde schadeclaims van meer dan 20%, toch zijn toegevoegd aan het waardedalingsgebied. De rechtbank heeft het IMG de opdracht gegeven om nader te motiveren hoe de omsluiting van de zes enclaves afwijkt van de omsluiting van het postcodegebied van eiser. Ook heeft de rechtbank het IMG de opdracht te geven nader te motiveren wat de rol is geweest van opgetreden bevingen boven de drempelwaarde van 2.9 mm/s bij het toevoegen van de enclaves aan het waardedalingsgebied. Daarnaast heeft de rechtbank het IMG ook gevraagd te motiveren in hoeverre de bevolkingsdichtheid van de omringende postcodegebieden van [woonplaats eiser] van belang is geweest in zijn besluitvorming. [2]
4.1.
Het IMG heeft in navolging van de tussenuitspraak in zijn aanvullende motivering van 12 mei 2022 uiteengezet waarom er tussen het postcodegebied van eiser en de enclaves geen sprake zou zijn van gelijke gevallen en ongelijke behandeling gerechtvaardigd is. Het IMG heeft hiertoe ten eerste aangevoerd dat alle zes de enclaves volledig omsloten zijn door het waardedalingsgebied, dat wil zeggen postcodegebieden waarin het percentage geaccepteerde schadeclaims boven de 20% ligt, terwijl dit voor het postcodegebied van eiser niet geldt. Daarnaast heeft het IMG gemotiveerd dat voor twee van de enclaves geldt dat, net zoals voor het postcodegebied van eiser, sprake is van een percentage geaccepteerde schadeclaims van onder de 10%. Dit zijn beide nieuwe postcodegebieden die pas sinds 2017 bestaan en waarvoor dus ook pas vanaf dat moment schademeldingen konden worden ingediend. Voor de overige vier enclaves geldt dat het percentage geaccepteerde schadeclaims, in afwijking van het postcodegebied van eiser, tussen de 10% en 20% ligt. Het IMG concludeert daarom op basis van bovenstaande dat het postcodegebied van eiser niet gelijk is aan de enclaves.
4.2.
Verder heeft het IMG nog toegelicht dat zowel de bevolkingsdichtheid als de bevingsgeschiedenis in de enclaves geen rol heeft gespeeld bij de advisering van de Adviescommissie over het toevoegen van de enclaves aan het waardedalingsgebied. Het is daarom niet relevant of er een beving met een grondsnelheid van 2.9 mm/s bij een overschrijdingskans van 50% in het postcodegebied van eiser heeft plaatsgevonden. Bovendien blijkt uit de bevingsgeschiedenis dat dit ook niet het geval is geweest. De trillingssnelheid van 4,28 mm/s die eiser in zijn stukken heeft aangehaald is berekend op basis van de trillingstool voor fysieke schade, waarbij wordt gerekend met een overschrijdingskans van 1%.
4.3.
Eiser stelt in zijn reactie op de nadere motivering dat hij het niet eens is met de vergelijking die het IMG maakt tussen zijn postcodegebied en de enclaves. Voor de twee postcodegebieden met een percentage geaccepteerde schadeclaims van minder dan 10% had het IMG, nu dit nieuwe postcodegebieden zijn, kunnen bekijken wat het percentage geaccepteerde schadeclaims in dit gebied was geweest als er geen sprake was geweest van nieuwe postcodes. Verder begrijpt eiser niet waarom het IMG nu ineens met het argument komt dat relevant is dat het percentage geaccepteerde schadeclaims voor het postcodegebied van eiser minder dan 10 % is, en in vier van de zes enclaves tussen de 10 en 20%.
4.4.
Verder stelt eiser dat zijn postcodegebied enkel voor een zeer klein deel aan de zuidkant niet is omsloten door het waardedalingsgebied en het niet gerechtvaardigd is dat [woonplaats eiser] alleen om die reden in tegenstelling tot de enclaves niet aan het waardedalingsgebied wordt toegevoegd.
4.5.
Eiser heeft daarnaast nog aangevoerd dat er meer redenen kunnen zijn voor een percentage geaccepteerde schadeclaims van minder dan 10%. Dit zou ook kunnen zijn veroorzaakt door het grote verschil in beoordeling tussen verschillende deskundigenbureaus. Bovendien geldt voor [woonplaats eiser] op basis van het nieuwe onderzoek van Atlas met peildatum 2021 een percentage geaccepteerde schadeclaims van 42,5%. Aangezien aanvragen eenmalig en finaal zijn en eiser dus niet opnieuw een waardedalingsvergoeding kan aanvragen zou het onevenredig benadelend zijn als eiser niet nu voor een waardedalingsvergoeding in aanmerking komt.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat het IMG het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet heeft hersteld. Het IMG hecht naar het oordeel van de rechtbank onterecht waarde aan het verschil tussen het percentage geaccepteerde schadeclaims in de enclaves en het postcodegebied van eiser. Uitgangspunt van de Atlas-methode is dat uit empirisch onderzoek volgt dat in gebieden waar het percentage geaccepteerde schadeclaims beneden de grens van 20% ligt, een negatief prijseffect is uitgesloten. Daarbij is dus niet relevant hoe ver het percentage geaccepteerde schadeclaims beneden de 20% ligt, ook als dit tussen de 10 en 20% ligt is een negatief prijseffect immers uitgesloten. Ook is om die reden niet relevant dat het percentage geaccepteerde schadeclaims in twee van de zes enclaves onder de 10% ligt, omdat dit nieuwe postcodegebieden zouden zijn. Nu het IMG verder heeft aangevoerd dat de bevolkingsdichtheid en de bevingsgeschiedenis ook geen rol hebben gespeeld bij de beslissing om een gebied al dan niet in het risicogebied, blijft enkel over dat een klein gedeelte van [woonplaats eiser] niet wordt omsloten door het waardedalingsgebied. Enkel deze vaststelling vormt, mede gelet op wat hierover is geoordeeld in de tussenuitspraak, in dit geval onvoldoende motivering voor de conclusie dat geen sprake is van gelijke gevallen tussen [woonplaats eiser] en de enclaves en de ongelijke behandeling gerechtvaardigd is. Deze beroepsgrond slaagt daarom.
5. Voor de overige geschilpunten verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak, waarin deze punten zijn besproken en hier reeds een oordeel over is gegeven.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zoals is overwogen onder 4.6. Dit betekent dat de afwijzing van de waardedalingsvergoeding niet in stand kan blijven en het IMG alsnog een waardedalingsvergoeding aan eiser moet toekennen.
7. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat eiser alsnog een waardedalingsvergoeding krijgt van € 5.648,03, bestaande uit het imago-effect van 2,72%, berekend op basis van de WOZ-waarde met peildatum 1 januari 2019 van € 202.000. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met wettelijke rente.
8. Omdat het beroep gegrond is moet het IMG het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
9. Het IMG moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 759,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft deelgenomen aan de zitting bij de rechtbank. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.518,-. Daarnaast komen de reiskosten voor het bijwonen van de zitting van € 14,12, gebaseerd op het openbaar vervoer, tweede klasse, [woonplaats eiser] – Groningen en retour, voor vergoeding in aanmerking. De totale proceskostenvergoeding is daarom € 1.532,12.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 21 september 2021;
- herroept het besluit van 4 januari 2021;
- bepaalt dat het IMG aan eiser een waardedalingsvergoeding van € 5648,03, te vermeerderen met wettelijke rente, moet toekennen, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het IMG het griffierecht van € 181,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het IMG tot betaling van € 1.532,12 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. E.T. de Boer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rechtbank Noord-Nederland 31 maart 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1002, te raadplegen via
2.Zie overweging 5.3 van de tussenuitspraak.