ECLI:NL:RBNNE:2022:4131
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardedaling van woning door mijnbouwschade en ongelijkheidsbeginsel in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) over de afwijzing van een aanvraag voor een waardedalingsvergoeding van de woning van eiser. Eiser, eigenaar van een woning in [woonplaats], had een waardedalingsvergoeding aangevraagd na schade door mijnbouwactiviteiten. Het IMG had deze aanvraag afgewezen, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft in haar uitspraak vastgesteld dat het IMG in een eerdere tussenuitspraak een gebrek had geconstateerd in de motivering van de afwijzing. Het IMG was opgedragen om dit gebrek te herstellen, maar de rechtbank oordeelde dat het IMG hierin niet was geslaagd. De rechtbank concludeerde dat het IMG onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen sprake was van gelijke gevallen tussen het postcodegebied van eiser en zes enclaves die later aan het waardedalingsgebied waren toegevoegd. De rechtbank oordeelde dat de ongelijke behandeling van eiser en de enclaves niet gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van het IMG en bepaalde dat eiser recht had op een waardedalingsvergoeding van € 5.648,03, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast moest het IMG het griffierecht en de proceskosten van eiser vergoeden. De rechtbank benadrukte dat de afwijzing van de waardedalingsvergoeding niet in stand kon blijven, omdat deze in strijd was met het motiveringsbeginsel van de Algemene wet bestuursrecht.