€ 11.500 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering wat betreft de materiële schade toe te wijzen met uitzondering van de kosten van de kleding. Van laatstgenoemde is niet duidelijk wat daarmee gebeurd is en benadeelde partij dient ten aanzien van dit deel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor het immateriële deel refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Voor zowel het materiële als immateriële deel heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Voor zowel het materiële als immateriële deel heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Uit het dossier blijkt volgens de raadsman niet dat er kleding in beslag is genomen. De raadsman verzoekt deze gevorderde schade dan ook af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de kilometervergoeding heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voor het deel dat ziet op de immateriële schadevergoeding merkt de raadsman op dat er een te summiere onderbouwing aanwezig is van de psychische schade. Een onderzoek naar deze schade levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Voor het deel dat ziet op de immateriële schadevergoeding stelt de raadsman dat er een te summiere onderbouwing aanwezig is van de psychische schade. Een onderzoek naar deze schade levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Voor het materiële deel van de vordering blijkt uit de stukken op geen enkele wijze dat de kosten van het PMT zien op hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd. Het is onduidelijk waar de behandeling voor is ingezet. De vordering dient dan ook te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dit geldt eveneens voor de gevorderde kilometervergoeding ten aanzien van deze therapie.
Voor het deel dat ziet op de immateriële schadevergoeding merkt de raadsman op dat er geen enkele onderbouwing aanwezig is van de psychische schade en daardoor niet te beoordelen. Een onderzoek naar de vast te stellen schade levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wat betreft de gevorderde reiskosten voor het bijwonen van het bezoek aan stichting Slachtofferhulp Nederland (€ 41,04) en het bezoek aan het openbaar ministerie (€ 57,78) oordeelt de rechtbank dat deze niet aan te merken zijn als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit, zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), maar proceskosten in de zin van artikel 532 Sv zouden kunnen zijn. Deze kosten zijn echter ook niet toewijsbaar als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. Zij worden in die regeling niet genoemd. De rechtbank zal de vordering voor dit deel dan ook afwijzen.
Met betrekking tot de schade ten aanzien van de kleding overweegt de rechtbank als volgt.
Onduidelijk is gebleven of er kleding van aangever is achtergebleven bij verdachte of dat er kleding in beslag is genomen en zo ja, welke kleding het betreft.
Schorsing van het onderzoek om hierover duidelijkheid te krijgen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1] voldoende aannemelijk dat hij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de algemene ervaring dat dit tot psychische schade leidt, van oordeel dat de schade voldoende is onderbouwd De rechtbank zal de vordering ten aanzien van het immateriële deel geheel toewijzen.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wat betreft de gevorderde reiskosten voor het bijwonen van het bezoek aan stichting Slachtofferhulp
Nederland (€ 20,52) oordeelt de rechtbank dat deze niet aan te merken zijn als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit, zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), maar proceskosten in de zin van artikel 532 Sv zouden kunnen. Deze kosten zijn echter ook niet toewijsbaar als proceskosten op grond van de toe te passen civiele proceskostenregeling. Zij worden in die regeling immers niet genoemd. De rechtbank zal de vordering voor dit deel dan ook afwijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 2] voldoende aannemelijk dat hij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. subsidiair bewezen verklaarde. De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de algemene ervaring dat dit tot psychische schade leidt, van oordeel dat de schade voldoende is onderbouwd. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 750,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van de gevorderde materiële schade door benadeelde partij [benadeelde partij 3] voldoende komen vast te staan dat hij schade heeft geleden. Uit de aangeleverde stukken en hetgeen ter terechtzitting is aangevoerd, blijkt dat de gevolgde therapie noodzakelijk was en in voldoende sterk verband staat met het onder 3. primair bewezenverklaarde. Ook ten aanzien van de gemaakte kilometervergoeding (verplaatste schade) komt de rechtbank tot oordeel dat deze volledig toewijsbaar is, omdat voldoende is onderbouwd dat het slachtoffer niet zelfstandig naar de therapie kon komen en daarvoor was aangewezen op zijn ouders.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 3] voldoende aannemelijk dat hij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3. primair bewezen verklaarde. De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de algemene ervaring dat dit tot psychische schade leidt, van oordeel dat de schade voldoende is onderbouwd. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de immateriële schade op € 10.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38z, 57, 242 en 247 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.