De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en een alcoholverbod.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen langer dan het reeds door verdachte ondergane voorarrest. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk is. Daarbij komt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een strafbaar feit en hij geen rol heeft gehad in het ontstaan van de onenigheid met het slachtoffer.
Het oordeel van de rechtbankAlgemeen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Verdachte is, onder invloed van alcohol, naar een jongerenkeet nabij zijn woning gegaan. Daar krijgt hij een woordenwisseling met het slachtoffer. Verdachte is vervolgens weggelopen naar zijn woning en heeft daar een hamer met een rubberen kop gepakt. Hij is daarop teruggegaan naar de keet en heeft het slachtoffer onverhoeds eenmaal achter op het hoofd geslagen met die hamer. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De aanleiding van het incident is een woordenwisseling tussen verdachte en het slachtoffer. Het slachtoffer heeft herhaaldelijk zeer vervelende opmerkingen gemaakt over de moeder van verdachte. Dat verdachte zich hierdoor geraakt voelde is voorstelbaar, maar vormt geen rechtvaardiging voor zijn geweldshandeling.
Documentatie.
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 14 december 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens een (gewelds)delict is veroordeeld.
Persoon van de dader.
Uit het reclasseringsadvies van 15 november 2021, opgesteld door A. Feenstra, reclasseringswerker van Verslavingszorg Noord Nederland (verder: VNN), blijkt onder meer het volgende.
Geconcludeerd is dat verdachte tijdens het delict onder invloed was van alcohol, hetgeen een luxerende werking heeft gehad op zijn agressieve gedrag. Naast alcoholgebruik is het psychosociaal functioneren als delictgerelateerd aangemerkt. Verdachte was onvoldoende in staat om op adequate wijze met zijn emoties om te gaan.
Verder zijn er geen problemen gesignaleerd; verdachte heeft een structurele dagbesteding in de vorm van werk en hij woont op zichzelf. Er zijn geen financiële problemen.
Verdachte heeft contact met VNN en houdt zich aan de afspraken in het kader van de schorsing van de bewaring. Sinds 5 september 2021 is verdachte abstinent van alcohol.
De reclassering heeft de kans op recidive ingeschat als laag, gelet op de ontvankelijke houding van verdachte ten opzichte van hulpverlening en de aanwezige beschermende factoren. Geadviseerd wordt daarom een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden (o.a. een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een alcoholverbod). Een gevangenisstraf wordt vanuit reclasseringsperspectief niet wenselijk geacht, want dat zal een stagnerende werking hebben op de reeds ingezette positieve lijn.
Op te leggen straf.
Voor het bepalen van de strafmodaliteit heeft de rechtbank acht geslagen op het taakstrafverbod, zoals bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr).
Op grond van artikel 22b, lid 1 onderdeel a Sr kan een taakstraf niet worden opgelegd in geval van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf kan worden opgelegd van maximaal zes jaar of meer (formeel criterium). Daarbij geldt tevens de eis dat het misdrijf een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft gemaakt (materieel criterium).
Het formele criterium gaat om het wettelijke maximum zoals in de delictsomschrijving is opgenomen, te weten (gelet op artikel 302 Sr) een gevangenisstraf van maximaal acht jaren. Dat het een poging betreft doet aan voorgaande niets af, omdat het wettelijke maximum moet worden geabstraheerd van strafmaximumverlagende of -verhogende omstandigheden.
Het materiële criterium staat in het teken van de gevolgen die het gepleegde misdrijf heeft gehad. De ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit is uiteindelijk bepalend voor de mogelijkheid een taakstaf op te leggen. In dit geval is het lichamelijke letsel vastgesteld op een wijkende hoofdwond van 4 centimeter. De wond is gehecht met drie hechtingen en lijm. Nadien is middels een CT scan geconcludeerd dat sprake is van licht traumatisch schedelhersenletsel na high impact trauma. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat sprake is van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit, zodat ook aan het materiële criterium is voldaan.
De rechtbank zal bij de bepaling van de hoogte van de straf, in strafmatigende zin, rekening houden met het voornoemd (eigen) aandeel van het slachtoffer.
De rechtbank is (ook overigens) van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 64 dagen passend en geboden is. Hiervan zal de rechtbank een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk opleggen. De rechtbank vindt het, nu verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een geweldsmisdrijf en de positieve ontwikkeling van verdachte zoals blijkt uit het reclasseringsrapport, van belang dat wordt voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.
Om de ernst van het bewezen verklaarde te benadrukken zal de rechtbank voorts een taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen.