ECLI:NL:RBNNE:2022:37

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
20-986
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de tijdelijke aanstelling van een medior medewerker arbeid bij de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 januari 2022 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de tijdelijke aanstelling van eiseres, een medior medewerker arbeid bij de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden. De beëindiging vond plaats op basis van artikel 95, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) vanwege het niet melden van een privérelatie met een collega, het verstrekken van onjuiste informatie over deze relatie en het niet tijdig delen van informatie over contrabande door collega's. Eiseres had haar aanstelling sinds 5 december 2017 en was sinds september 2018 woonachtig op hetzelfde adres als haar collega, met wie zij een intensieve privérelatie had. Het Bureau Integriteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) concludeerde dat eiseres niet naar waarheid had verklaard over deze relatie.

De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de aanstelling gerechtvaardigd was, omdat eiseres niet voldeed aan de hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid die aan DJI-medewerkers worden gesteld. Eiseres had niet alleen haar relatie met haar collega niet gemeld, maar ook informatie over contrabande niet tijdig gedeeld. De rechtbank benadrukte dat het niet melden van een privérelatie met een collega risico's met zich meebrengt voor de uitvoering van werkzaamheden en de onderlinge verhoudingen binnen het team. Eiseres voerde aan dat het onderzoek naar haar handelen niet volledig was en dat zij niet op de hoogte was van de meldplicht, maar de rechtbank verwierp deze argumenten.

De rechtbank concludeerde dat het vertrouwen van de werkgever in eiseres onherstelbaar was beschadigd en dat de beëindiging van haar aanstelling in redelijkheid kon plaatsvinden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de maandag na de uitspraakdatum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/986

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats eiseres] , eiseres,
en
de Minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Sanders).

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de tijdelijke aanstelling van eiseres met ingang van 5 september 2019 beëindigd op grond van artikel 95, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR).
Bij besluit van 19 februari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 6 oktober 2021 is het beroep op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder was hierbij niet aanwezig. Omdat de gemachtigde van verweerder de uitnodiging voor deze zitting vanwege een onjuiste adressering niet ontvangen had, is de zaak op 7 december 2021 opnieuw op zitting behandeld. Eiseres was hierbij aanwezig, evenals de gemachtigde van verweerder. Namens verweerder zijn tevens verschenen [hoofd arbeid] [PI 1] en [vestigingsdirecteur] . Het beroep van eiseres is op de zittingen gevoegd behandeld met het beroep van [persoon 1] (20/980).

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. Eiseres is sinds 5 december 2017 aangesteld in tijdelijke dienst bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) [PI 1] als medior medewerker arbeid. Eiseres woont sinds september 2018 op hetzelfde adres als [persoon 1] , medior medewerker arbeid bij de [PI 2] . Vanaf 1 januari 2019 is [persoon 1] op zijn verzoek gedetacheerd bij de [PI 1] in dezelfde functie.
2. Bij besluit van 8 april 2019 heeft verweerder eiseres de toegang tot de [PI 1] ontzegd in verband met het vermoeden dat zij niet naar waarheid heeft verklaard over het bestaan van een relatie met haar collega medior medewerker arbeid [persoon 1] .
3. Vervolgens is onderzoek verricht door het Bureau Integriteit (BI) van de DJI. In het onderzoeksrapport van 8 juli 2019 heeft het BI geconcludeerd dat duidelijk is geworden dat er sprake is van een intensieve privérelatie tussen eiseres en haar collega [persoon 1] .
De bestreden beëindiging van het dienstverband
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de tijdelijke aanstelling van eiseres met ingang van 5 september 2019 beëindigd op grond van artikel 95, tweede lid, van het ARAR. Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat zij haar privérelatie met haar collega medior medewerker arbeid [persoon 1] niet heeft gemeld, dat zij bij herhaling onjuiste informatie heeft verstrekt over deze relatie en dat zij informatie over het invoeren van contrabande door collega’s niet tijdig en niet met de juiste personen heeft gedeeld. Als gevolg daarvan is het vereiste vertrouwen in eiseres niet meer aanwezig.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres met overneming van en verwijzing naar het advies van 20 januari 2020 van de Adviescommissie bezwaarschriften Algemene wet bestuursrecht inzake personele aangelegenheden Ministerie van Justitie en Veiligheid (commissie) ongegrond verklaard. Volgens het advies voldoet eiseres niet aan de redelijke eisen die aan haar in haar functie worden gesteld en heeft verweerder het tijdelijke dienstverband met haar tussentijds kunnen beëindigen. Hierbij is gewezen op de Gedragscode DJI en de hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid die aan een DJI-medewerker mogen worden gesteld. Eiseres heeft hierop inbreuk gemaakt door de privérelatie met [persoon 1] niet te melden, door over deze relatie bij herhaling niet naar waarheid te verklaren en informatie over de invoer van contrabande niet tijdig bij de juiste personen te melden. Door deze integriteitsinbreuk is het noodzakelijkerwijs in eiseres te stellen vertrouwen geschaad en heeft zij er blijk van gegeven niet te voldoen aan de hoge eisen van integriteit, betrouwbaarheid en professionaliteit die aan een DJI-medewerker worden gesteld.
De beroepsgronden
6. Eiseres voert in beroep aan dat het onderzoek is gebaseerd op aannames en vermoedens en dat het niet volledig is uitgevoerd. Eiseres geeft aan dat zij niet beter wist dan dat het gemeld moest worden als er sprake was van een liefdesrelatie. Eiseres ontkent dat zij en [persoon 1] een liefdesrelatie hebben. Zij delen uit financiële overwegingen een woning. Eiseres is van mening dat zij door aantijgingen van derden die niet op feiten berusten nu in deze situatie verkeert. Eiseres geeft aan dat op het moment dat zij in de gelegenheid was gesteld om een zienswijze in te dienen, het team waarin zij werkte al te horen had gekregen dat zij en [persoon 1] onherroepelijk niet meer zouden terugkeren. Om die reden zou eiseres de rekening van haar toenmalige gemachtigde die de zienswijze heeft opgesteld vergoed wensen te zien.
Overgangsrecht
7. Met ingang van 1 januari 2020 is de Ambtenarenwet gewijzigd en Ambtenarenwet 2017 (AW 2017) gaan heten. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de AW 2017 blijft op besluiten of handelingen die vóór 1 januari 2020 bekend zijn gemaakt, het toen geldende recht van toepassing wat betreft de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen en wat betreft de behandeling van dat bezwaar of beroep.
Het onderzoeksrapport
8. Verweerder heeft het onderzoeksrapport van het BI van 8 juli 2019 integraal overgelegd met mededeling dat uitsluitend de rechtbank hiervan kennis mag nemen – kort gezegd – ter bescherming van collega’s van eiseres die als getuigen verklaringen hebben afgelegd. Verweerder heeft tevens een beperkte versie van het rapport overgelegd waaruit onderdelen en bijlagen zijn verwijderd, met de mededeling dat deze versie aan eiseres kan worden doorgestuurd.
9. De rechtbank heeft bij beslissing van 4 mei 2021 bepaald dat de door verweerder verzochte beperking van de kennisneming van de stukken (het integrale onderzoeksrapport) met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 8 mei 2021 verzocht of zij toestemming wil geven om de stukken te gebruiken bij de beoordeling van het beroep. Eiseres heeft de rechtbank hiervoor geen toestemming gegeven. Dit betekent dat de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb niet mede op de grondslag van het integrale BI-rapport uitspraak kan doen. De rechtbank heeft dan ook geen kennis genomen van de inhoud van dit integrale rapport.
Wettelijk kader
10. Ingevolge artikel 95, tweede lid, van het ARAR kan aan de ambtenaar die is aangesteld in tijdelijke dienst ontslag worden verleend.
Het emailbericht van 26 juli 2019
11. De productie coördinator Arbeid [PI 1] heeft in het emailbericht van 26 juli 2019 aangegeven dat de [directeur] tijdens het overleg die dag met de medewerkers arbeid heeft meegedeeld dat eiseres en [persoon 1] onherroepelijk niet meer binnen de [PI 1] en de [PI 2] terugkeren. Voor zover eiseres op basis van de inhoud van dit emailbericht het standpunt inneemt dat op dat moment al definitief beslist was om haar ontslag te verlenen, en dat verweerder daarom de kosten moet vergoeden voor het indienen van de zienswijze door haar toenmalige gemachtigde, onderschrijft de rechtbank dit niet. De rechtbank betrekt hierbij dat verweerder heeft aangegeven dat deze coördinator in deze email de woorden van de directeur verkeerd heeft geïnterpreteerd. Bovendien is het niet de bevoegdheid van de productiecoördinator arbeid maar de bevoegdheid van verweerder om een besluit te nemen over eventueel ontslag van eiseres. In ieder geval blijkt uit de brief van 24 juli 2019, waarbij verweerder eiseres op de hoogte heeft gesteld van het voornemen om haar te ontslaan en haar in de gelegenheid heeft gesteld om haar zienswijze hierop te geven, dat verweerder op dat moment nog geen definitief ontslagbesluit had genomen. Het besluit daartoe is genomen op 4 september 2019. In dit besluit heeft verweerder gereageerd op de zienswijze die eiseres op 6 augustus 2019 (schriftelijk) en 15 augustus 2019 (mondeling) op het ontslagvoornemen heeft gegeven.
Rechtspraak
12. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan de ambtenaar die in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd is aangesteld op elke redelijke grond ontslag worden verleend. Daarbij geldt wel de voorwaarde dat het bestuursorgaan daarmee niet in strijd komt met geschreven of ongeschreven recht en algemene rechtsbeginselen. De toetsing van een besluit als dit is terughoudend. Deze toetsing is in beginsel beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan in redelijkheid tot het oordeel is gekomen dat de betrokken ambtenaar niet aan de door het bestuursorgaan redelijkerwijs te stellen eisen en verwachtingen heeft voldaan. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2882. Wel dient sprake te zijn van een voldoende feitelijke grondslag. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 november 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN8809.
De meldplicht
13. Zoals verweerder heeft aangegeven mogen aan medewerkers van de DJI hoge eisen worden gesteld qua betrouwbaarheid en integriteit. Deze eisen zien ook op de naleving van de meldplicht die in de Gedragscode DJI is opgenomen indien een medewerker een privérelatie met een collega aangaat of heeft. Volgens de Gedragscode DJI is dit in beginsel niet verboden maar kan dat het wel risico’s opleveren, een goede uitvoering van de werkzaamheden belemmeren en onderlinge verhoudingen verstoren. Zoals in het primaire besluit is aangegeven, is het melden van een privérelatie van belang om een juiste inschatting te kunnen maken van de risico’s voor het werk en de onderlinge verhoudingen binnen het team, zodat de leidinggevende hierop kan sturen.
14. Vorenbedoelde meldplicht in de Gedragscode DJI ziet uitdrukkelijk op het bestaan van een ‘privérelatie’. Het had eiseres naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat hieronder niet alleen een liefdesrelatie valt maar bijvoorbeeld ook een vriendschapsrelatie. Dit staat ook uitdrukkelijk in de Gedragscode Integriteit Rijk, waarvan de Gedragscode DJI een verbijzondering is. Het betoog van eiseres dat zij geen melding heeft gemaakt van haar relatie met [persoon 1] omdat geen sprake is van een liefdesrelatie en dat op dit punt alleen maar sprake is van onbewezen aannames, vermoedens en aantijgingen, slaagt dan ook niet. Verweerder betwist overigens ook niet dat het bestaan van een liefdesrelatie tussen eiseres en [persoon 1] niet kan worden bewezen.
15. Eiseres erkent dat tussen haar en [persoon 1] sprake is van een (intensieve) vriendschappelijke privérelatie en dat hun levens sterk met elkaar verweven zijn. Gelet op de in de Gedragscode DJI opgenomen uitdrukkelijke meldplicht op dit punt, de achtergrond hiervan en de hoge eisen qua betrouwbaarheid en integriteit die aan een DJI-medewerker zijn te stellen, had van eiseres mogen worden verwacht dat zij hierover van meet af aan, gevraagd en ongevraagd, volledig openheid van zaken had gegeven richting haar leidinggevende. De rechtbank onderschrijft op basis van de beschikbare gegevens het standpunt van verweerder dat eiseres hierin te kort is geschoten. Eiseres heeft in de gesprekken op 16 oktober 2018 en 7 maart 2019 met [hoofd arbeid] immers ontkend dat zij en [persoon 1] een relatie hebben en meegedeeld dat zij enkel om praktische/financiële redenen op hetzelfde adres wonen. Eiseres heeft haar leidinggevende ook niet buiten deze gesprekken om geïnformeerd over haar privérelatie met [persoon 1] .
16. Doordat eiseres geen melding heeft gemaakt van haar relatie met [persoon 1] , heeft zij haar leidinggevende de gelegenheid onthouden om een inschatting te maken van de risico’s daarvan voor het werk en de onderlinge verhoudingen binnen het team en om daarop te kunnen sturen. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat in het feit dat meerdere collega’s hebben verklaard dat eiseres en [persoon 1] samen een eilandje vormden en buiten het team kwamen te staan een bevestiging kan worden gezien voor de conclusie dat deze risico’s reëel zijn. De rechtbank wijst er in dit verband ook op dat verweerder er ter zitting op heeft gewezen dat bij het werken met gedetineerden gevaar en dreiging altijd op de loer liggen en dat medewerkers dan ook volledig op elkaar moeten kunnen vertrouwen.
Informatieplicht
17. In de Gedragscode DJI is ook in algemene zin het belang van open kaart spelen benadrukt. Informatie die voor de DJI van belang is, moet worden gedeeld met de leidinggevende. Het opzettelijk verstrekken van onjuiste of gemanipuleerde informatie wordt niet getolereerd, evenmin als het opzettelijk verzwijgen van informatie waarvan je redelijkerwijs kunt aannemen dat die voor een collega of de dienst belangrijk is.
18. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat eiseres ook op dit punt te kort is geschoten, doordat zij informatie die zij had verkregen van gedetineerden over collega’s die contrabande binnen de inrichting zouden brengen voor zich heeft gehouden. Mede gelet op de aan eiseres als DJI-medewerker te stellen hoge eisen op het gebied van betrouwbaarheid en integriteit had van haar verwacht mogen worden dat zij de betreffende collega’s met deze informatie had geconfronteerd en dat zij haar leidinggevende/het hoofd Veiligheid op de hoogte had gesteld. Eiseres heeft de betreffende collega’s echter niet geconfronteerd met de op hen betrekking hebbende informatie over het naar binnen brengen van contrabande. Eiseres heeft deze informatie pas met haar leidinggevende/het hoofd Veiligheid gedeeld tijdens de gesprekken op 7 maart 2019, de dag van de spitactie (van de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid), nadat zij zelf op de aanwezigheid van contrabande (drugs) was gecontroleerd.
Bevoegdheid tot beëindiging dienstverband
19. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht het standpunt inneemt dat eiseres niet aan redelijkerwijs in haar functie te stellen eisen voldoet. Verweerder heeft zich dan ook terecht bevoegd geacht tot beëindiging van de tijdelijke aanstelling van eiseres.
20. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het geval van eiseres in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het vertrouwen van verweerder in eiseres onherstelbaar is beschadigd omdat zij nog steeds meent dat zij niet onjuist heeft gehandeld en dat zij de risico’s van haar handelen niet afdoende inziet. De rechtbank kan dit volgen.
21. De mededeling van de leidinggevende tijdens het gesprek op 7 maart 2019 met eiseres, dat de kwestie wordt afgesloten en dat er geen vervolg aan wordt gegeven, staat evenmin in de weg aan gebruikmaking van de ontslagbevoegdheid. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat deze mededeling blijkbaar zag op het niet opvolgen door eiseres van de instructie om tijdens de spitactie niet naar de afdeling arbeid te gaan en het verrichte onderzoek naar drugs. Verweerder heeft een en ander ook niet mede aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd.

Conclusie

22. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en dat het beroep dus ongegrond is.
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 7 januari 2022 gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. P.A. Schoenmakers, griffier. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.