ECLI:NL:RBNNE:2022:3655

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
18-213427-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door middel van valse hoedanigheid en misleiding in investeringsprojecten

Op 2 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting. De verdachte heeft in de periode van 3 september 2010 tot en met 16 september 2015 vier personen benaderd om geld te investeren in een zogenaamd investeringsproject in Zuid-Afrika. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich heeft voorgedaan als bestuurder van een stichting en heeft beloofd dat de investeringen zouden leiden tot hoge rendementen. De slachtoffers, waaronder [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4], hebben aanzienlijke bedragen overgemaakt, variërend van €5.000 tot €20.000, maar hebben nooit hun geld terugontvangen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een valse voorstelling van zaken heeft gegeven en dat hij de slachtoffers heeft misleid door hen te laten geloven dat hun geld veilig was en zou worden geïnvesteerd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en moet de schadevergoeding aan de benadeelde partijen betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, die materiële schade hebben geleden door de oplichting.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/213427-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 augustus 2022. De strafzaak tegen de verdachte is eerder aangevangen op de zitting van 28 maart 2022, 7 oktober 2021, 24 juni 2021.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. T. van Assendelft de Coningh, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 3 september 2010 tot en met 10 februari 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland tezamen in vereniging, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld (€
20.000,-) het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de beantwoording van e-mails, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door:
  • bestuurder te zijn van [stichting] ,
  • te stellen dat hij, verdachte, een stichting heeft ten behoeve van een investeringsproject,
  • aan te bieden dat zij, die [benadeelde partij 1] , geld kon investeren via " [naam bedrijf 2] " en/of "
[stichting] ", (in een investeringsproject in Zuid-Afrika),
  • zich (daarbij) heeft voorgewend als " [naam] ", en/of
  • ten behoeve van die investering (al dan niet namens die " [naam bedrijf 2] " en/of " [stichting] "en/of " [naam] ") een participatieovereenkomst met haar, die [benadeelde partij 1] , heeft gesloten, waarin hij, verdachte, zich heeft geconformeerd het inlegde geld/de investering (doelgebonden) namens de stichting - te besteden/coördineren, zulks terwijl het geïnvesteerd geld niet ten behoeve van het doel (een investering) is aangewend; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de periode van 3 september 2010 tot en met 10 februari 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland tezamen in vereniging, althans alleen, opzettelijk geld (te weten: €20.000,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten ten nutte van een investering, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2. hij in of omstreeks de periode van 5 september 2010 tot en met 9 februari 2017 te [plaats] , althans in Nederland tezamen in vereniging, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld (€10.000,-) het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door:
  • bestuurder te zijn van [stichting] ,
  • te stellen dat hij, verdachte, een stichting heeft ten behoeve van een investeringsproject,
  • aan te bieden dat zij, die [benadeelde partij 2] , geld kon investeren via " [naam bedrijf 2] " en/of "
[stichting] ", (in een investeringsproject in Zuid-Afrika),
  • zich (daarbij) heeft voorgewend als " [naam] ",
  • ten behoeve van die investering (al dan niet namens die " [naam bedrijf 2] " en/of " [stichting] "en/of " [naam] ") een participatieovereenkomst met haar, die [benadeelde partij 1] , heeft gesloten, waarin hij, verdachte, zich heeft geconformeerd het inlegde geld/de investering (doelgebonden) namens de stichting - te besteden/coördineren, en/of
  • een rendement te garanderen van/tot 200%,
zulks terwijl het geïnvesteerd geld niet ten behoeve van het doel (een investering) is aangewend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 5 september 2010 tot en met 9 februari 2017 te [plaats] , althans in Nederland
tezamen in vereniging, althans alleen, opzettelijk geld (te weten: €10.000,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten ten nutte van een investering, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2010 tot en met 10 februari 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland tezamen in vereniging, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld (€ 10.000,-) het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de beantwoording van emails, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
  • bestuurder te zijn van [stichting] ,
  • te stellen dat hij, verdachte, een stichting heeft ten behoeve van een investeringsproject,
  • aan te bieden dat zij, die [benadeelde partij 3] , geld kon investeren via " [naam bedrijf 2] " en/of "[stichting] ", (in een investeringsproject in Zuid-Afrika),
  • (daarbij) te stellen dat er, ten behoeve van die investering, een minimale inleg van €10.000,- vereistis,
  • zich (daarbij) heeft voorgewend als " [naam] ",
  • ten behoeve van die investering (al dan niet namens die " [naam bedrijf 2] " en/of " [stichting] "en/of " [naam] ") een participatieovereenkomst met haar, die [benadeelde partij 1] , heeft gesloten, waarin hij, verdachte, zich heeft geconformeerd het inlegde geld/de investering (doelgebonden) namens de stichting - te besteden/coördineren, en/of
  • een rendement te garanderen,zulks terwijl het geïnvesteerd geld niet ten behoeve van het doel (een investering) is aangewend; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de periode van 9 april 2010 tot en met 10 februari 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland tezamen in vereniging, althans alleen, opzettelijk geld (te weten: € 10.000,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten ten nutte van een investering, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 9 februari 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland tezamen in vereniging, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld (€ 5.000,-) het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de beantwoording van e-mails, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, door:
  • bestuurder te zijn van [stichting] ,
  • te stellen dat hij, verdachte, een stichting heeft ten behoeve van een investeringsproject,
  • aan te bieden dat zij, die [benadeelde partij 4] , geld kon investeren via [naam bedrijf 2] " en/of "[stichting] ", (in een investeringsproject in Zuid-Afrika),
  • (daarbij) te stellen dat er, ten behoeve van die investering, een minimale inleg van €5.000,- vereistis,
  • zich (daarbij) heeft voorgewend als " [naam] ",
  • ten behoeve van die investering (al dan niet namens die " [naam bedrijf 2] " en/of " [stichting] "en/of " [naam] " en/of " [naam bedrijf 1] ") een participatieovereenkomst met haar, die [benadeelde partij 1] , heeft gesloten, waarin hij, verdachte, zich heeft geconformeerd het inlegde geld/de investering (doelgebonden) - namens de stichting - te besteden/coördineren, en/of
  • een rendement te garanderen (van van € 3.100,- en/of 55%),
zulks terwijl het geïnvesteerd geld niet ten behoeve van het doel (een investering) is aangewend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 9 februari 2017 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland tezamen in vereniging, althans alleen, opzettelijk geld (te weten: €5.000,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten ten nutte van een investering, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair op grond van de aangiftes van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] , de verklaring van verdachte en de transactiegegevens van de bankrekeningen waar aangevers het geld naar over moesten maken op naam van [stichting] , de partner van verdachte en van verdachte. Zij acht een kortere periode dan ten is gelegd wettig en overtuigend bewezen, namelijk:
feit 1: tot en met 31 september 2010; feit 2: tot en met 31 april 2014: feit 3: tot en met 31 maart 2011; feit 4; 20 september 2014 tot en met 16 september 2015.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 4, primair ten laste gelegd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In alle vier de feiten dienen als cruciale handelingen te worden beoordeeld het aannemen van een valse hoedanigheid en het niet investeren ten behoeve van het doel. Uit het onderzoek is een vermoeden ontstaan dat verdachte zich heeft voorgedaan als [naam] , maar hier is geen nader onderzoek naar verricht waardoor dit niet kan worden bewezen.
Verder staat niet vast dat de door aangevers overgemaakte geldbedragen niet zijn geïnvesteerd. De geldstromen die zien op het door aangevers [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] overgemaakte geld zijn niet meer te verifiëren.
De investeringen zijn gedaan zonder dat hierbij een einddatum is bepaald. Verdachte had en heeft nog altijd de intentie het geld uit te betalen op het moment er rendement is ontstaan.
Verdachte erkent leugentjes te hebben verteld om de slachtoffers gerust te stellen, maar dat maakt niet dat er sprake is van opzet bij verdachte. Hij heeft nooit de opzet gehad om het geld nooit terug te betalen.
Oordeel van de rechtbank1
Verdachte heeft in de periode van 1 januari 2005 tot en met 16 september 2015 vier personen verzocht geld te investeren in een investeringsproject. Hiervoor zijn deze personen, aangevers [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] , een participatieovereenkomst aangegaan met [stichting] . Verdachte is daarbij de (enige) persoon geweest die namens deze stichting contact met hen heeft gehad. De geldbedragen zijn overgemaakt naar een rekening van [stichting] .
Aangeefster [benadeelde partij 1] zag verdachte regelmatig in een café te [plaats] . Verdachte heeft aan [benadeelde partij 1]
2gevraagd een geldbedrag van € 20.000,00 te investeren. [benadeelde partij 1] zou binnen drie maanden het dubbele van het ingelegde bedrag terug ontvangen. Op 3 september 2010 is door verdachte een e-mail
3aan [benadeelde partij 1] gestuurd met de gegevens om het geldbedrag over te kunnen maken. [benadeelde partij 1] heeft vervolgens op 3 september 2010 een bedrag van € 20.000,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [nummer] op naam van [naam bedrijf 2] onder vermelding van psp- [benadeelde partij 1] -9-2010
4. [benadeelde partij 1] heeft hiervoor een participatieovereenkomst
5ondertekend. De participatieovereenkomst vermeldt is [naam] , als degene die namens de [stichting] heeft getekend. Hierin staat onder meer opgenomen dat projectmatige investeringen met betrekking tot call/put mixfunds mede door de stichting worden gecoördineerd. [benadeelde partij 1] heeft haar geld niet terug gekregen.
In augustus 2010 heeft verdachte aan aangeefster [benadeelde partij 2] , wonende te [plaats] , verteld dat hij een succesvol investeringsbedrijf had, te weten [naam bedrijf 2] . Hij vertelde haar dat hij een beleggingsfonds had met een rendement tot 200 procent
6. [benadeelde partij 2] heeft op 5 september 2010 een bedrag van € 10.000,00 overgemaakt
7op de rekening van [naam bedrijf 2] . Op 9 september 2010 heeft [benadeelde partij 2] een participatieovereenkomst
8ondertekend. De participatieovereenkomst vermeldt [naam] , als degene die namens de [stichting] tekende. Hierin staat onder meer opgenomen dat projectmatige investeringen m.b.t. call/put mixfunds mede door de stichting worden gecoördineerd. In april 2014 heeft [benadeelde partij 2] voor het laatst contact gehad met verdachte. [benadeelde partij 2] heeft haar ingelegde geld nimmer terug ontvangen.
Aangever [benadeelde partij 3]
9zag verdachte regelmatig in een café in [plaats] . Verdachte vertelde hem dat hij een investeringsproject had genaamd: [naam bedrijf 2] waarbij de minimale inleg € 10.000,00 bedroeg. [benadeelde partij 3] heeft omstreeks 9 april 2010 een bedrag van € 10.000,00 overgemaakt
10naar rekeningnummer [nummer] ten name van [stichting] . onder vermelding van BKS09-2010. Dit deed hij nadat verdachte hem had verteld dat hij een investeringsproject had genaamd: [naam bedrijf 2] . Per e-mail
11van 16 februari 2011 afkomstig van het e-mailadres van [verdachte] ( [mailadres] ), ondertekend door [naam] , is aangever geïnformeerd over het behaalde rendement en dat “men voornemens was de optie af te clicken op factor 201”. Aangever is verzocht om bij akkoord zich te conformeren aan de regeling voor de investering. Per e-mail van 31 maart 2011 afkomstig van het e-mailadres van [verdachte] ( [mailadres] ) en ondertekend door [naam] , is aangever geïnformeerd over dat men de totale optieparticipatie aangeboden had aan de Optie exchange en dat men had verzocht om toestemming de optie te beëindigen; dit zou op 24 maart 2011 zijn gedaan. Het te behalen rendement was bijna 90% en er was daarom baat bij een snelle afwikkeling, waarna de uitbetaling zou kunnen plaatsvinden. Hierna heeft [benadeelde partij 3] verdachte meermalen gevraagd naar het geld waarop verdachte antwoordde dat het nog komt
12. [benadeelde partij 3] heeft geen geld van verdachte ontvangen.
Aangever [benadeelde partij 4]
13ontving verdachte op 20 september 2014 bij hem in zijn woning te [plaats] . Verdachte vertelde hem over een plan om een geldbedrag van € 5.000,00 te investeren.
[benadeelde partij 4] heeft op 22 september 2014 een bedrag van € 5.000,00 overgemaakt
14naar [stichting] . Verdachte zat in een investeringsclubje en zou het geld gaan investeren in een arm land in een hotel in Lesotho, Zuid-Afrika. [benadeelde partij 4] ontving een e-mail van 17 september 2014
15afkomstig van [naam bedrijf 1] , ondertekend door [naam] , voorzitter, waarin stond opgenomen dat de inleg via de bank overgemaakt moest worden naar rekening [nummer] tnv [naam bedrijf 2] . Bij een inleg van € 5.000,00 zou een rendement te behalen zijn van minimaal € 3.100,00. Het gemiddelde rendement van de afgelopen drie jaren zou 55 procent bedragen. [benadeelde partij 4] heeft op 24 september 2015 een e-mail
16ontvangen dat zijn inleg van € 5.000,00 plus een bedrag van € 3.476,00 (totaal € 8.476,00) aan hem wordt overgemaakt na bevestiging van zijn kant. Op 28 september 2015 heeft [benadeelde partij 4] een e-mail
17ontvangen van [naam] dat een bedrag van € 8.476,00 op de rekening van aangever is overgemaakt. Op 6 oktober 2015 en 16 oktober 2015 ontving [benadeelde partij 4] wederom e-mails
18van [naam] over de overboeking van het geldbedrag. [benadeelde partij 4] heeft geen geld ontvangen.
Verdachte heeft verklaard bestuurder te zijn van [stichting]
19. Hij was voorzitter/secretaris en penningmeester van de stichting. Verdachte had toegang tot de bankrekening met rekeningnummer [nummer] waarop aangever [benadeelde partij 4] € 5.000,- had overgemaakt.
Verdachte heeft verklaard bezig te zijn geweest met een project in Zuid-Afrika waar geld in geïnvesteerd zou worden en dit zou geld opleveren. Dit betrof het investeringsproject “Koninkrijk Lesoto”.
20Verdachte had de beschikking over het door [benadeelde partij 1] overgemaakte geldbedrag van € 20.000,00
21.
Ook het door aangever [benadeelde partij 3] overgemaakte bedrag van € 10.000,00 is op de rekening terecht gekomen waar verdachte beschikking over had. Dit heeft [benadeelde partij 3] overgemaakt ten behoeve van het Lesoto project.
Aangever [benadeelde partij 2] heeft volgens de verklaring van verdachte een bedrag van € 10.000,00 overgemaakt ten behoeve van het investeringsproject Lesoto
22.
Verbalisanten hebben onderzoek gedaan naar de in de aangiftes genoemde bankrekeningnummers en zij verklaren het volgende. Uit de aangiftes die tegen verdachte zijn gedaan, kwamen twee bankrekeningnummers naar voren waar de aangevers geld naar hadden overgemaakt, namelijk bankrekeningnummer: [nummer] (aangevers [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] ) en bankrekeningnummer [nummer] (aangever [benadeelde partij 4] ). Beide bankrekeningen stonden op naam van [stichting]
23. Van bankrekeningnummer [nummer] ontbreken de saldo- en transactiegegevens over het jaar 2010 omdat deze niet meer beschikbaar waren bij de Rabobank. Hierdoor zijn de geldstromen van aangevers [benadeelde partij 3] ,
[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet te volgen
Uit het overzicht van bankrekeningnummer [nummer] van 28 januari 2011 tot en met 16 november 2011 blijkt dat er na 16 november 2011 geen gebruik meer is gemaakt van dit bankrekeningnummer. Op de opgevraagde afschriften van dit bankrekeningnummer zijn geen geldtransacties aangetroffen die te maken hadden met beleggingsfondsen dan wel investeringen.
In het overzicht van bankrekeningnummer [nummer] van 9 februari 2010 tot en met 28 oktober 2015 is te zien dat [benadeelde partij 4] op 22 september 2014 een bedrag van € 5.000 heeft overgemaakt naar dit bankrekeningnummer. Op bankrekeningnummer [nummer] werden geen geldtransacties gevonden die te maken hadden met beleggingsfondsen dan wel investeringen.
Verdachte heeft in zijn verhoor verklaard dat het geld geïnvesteerd is in project Lesoto. Dit project was niet terug te zien in de afschriften van de bankrekeningnummers [nummer] en [nummer] .
Overwegingen
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen vast dat [benadeelde partij 4] door verdachte is benaderd om te investeren. Verdachte heeft aangegeven dat hij lid was van een investeringsclub. Op 17 september 2017 ontving [benadeelde partij 4] een e-mail ondertekend door [naam] , voorzitter, waarin stond opgenomen dat de inleg via de bank overgemaakt moest worden naar rekening [nummer] ten name van [naam bedrijf 2] . Vervolgens heeft [benadeelde partij 4] op 22 september 2014 een bedrag van € 5.000,00 overgemaakt naar dit bankrekeningnummer op naam van
[stichting] .
Verdachte heeft daarna nog meerdere malen bij [benadeelde partij 4] aangegeven dat hij het geld zou ontvangen, maar tot op heden heeft [benadeelde partij 4] geen geld ontvangen.
Uit onderzoek naar het bankrekeningnummer waar [benadeelde partij 4] het bedrag naar heeft overgemaakt, is naar voren gekomen dat er geen geldtransacties zijn aangetroffen die te maken hadden met beleggingsfondsen dan wel investeringen. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring gegeven.
Schakelbewijs
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs is toegelaten
24. Het dient daarbij te gaan om bewijsmateriaal dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen. Dat betekent dat het bewijsmateriaal voor het ene feit als ondersteunend bewijs kan dienen voor het andere soortgelijke feit, mits er op belangrijke punten overeenkomsten bestaan.
In onderhavige zaak dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het bewijs voor het ene ten laste gelegde feit als schakelbewijs kan dienen voor een ander ten laste gelegde feit. De aan de rechtbank voorgelegde feiten vertonen de volgende overeenkomsten.
Verdachte heeft bij alle vier aangevers een verhaal verteld over een investeringsproject. Verdachte vertelde telkens over [stichting] . Deze stichting zou een investeringsproject in Zuid-Afrika hebben. Verdachte was bestuurder van deze stichting. Na een investering van variërend van € 5.000,- tot € 20.000,- zouden alle vier aangevers een goed rendement ontvangen. Hij liet hen alle vier een participatieovereenkomst ondertekenen dan wel akkoord bevinden middels de e-mail. Hierbij werd steeds gehandeld onder de naam [naam] .
Verdachte beloofde de aangevers meermalen dat zij hun geld zouden krijgen en zond hiertoe e-mails.
Gelet op voornoemde omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een voldoende herkenbare, specifieke en soortgelijke modus operandi, die bovendien voldoende uniek en onderscheidend is. In onderhavige zaak kan dan ook gebruik worden gemaakt van een schakelbewijsconstructie. Daar waar voor sommige feiten geen directe ondersteuning voor de aangifte beschikbaar is, kan het steunbewijs voor die feiten worden afgeleid uit de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de andere feiten. Gelet op de samenhang tussen de afzonderlijke zaken kan worden vastgesteld dat de oplichtingen, telkens door dezelfde dader, zijnde verdachte, zijn gepleegd. Op grond van voornoemde is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels en het aannemen van een valse hoedanigheid bij de slachtoffers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze zijn bewogen tot de afgifte van grote geldbedragen.
In het bijzonder heeft de rechtbank bij de beoordeling van de betreffende oplichtingsmiddelen als omstandigheden in aanmerking genomen dat verdachte een mooi verhaal heeft verteld over een investeringsproject in Zuid-Afrika waarmee na investering een rendement tot wel 200 procent behaald kon worden. Hij heeft zich hiermee naar het oordeel van de rechtbank voorgedaan als bonafide investeerder.
Verdachte heeft hiervoor mensen benaderd die hem goed kenden. Hierdoor heeft hij vertrouwen bij de slachtoffers gewekt dat het om een eerlijke investering zou gaan. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de bestaande vertrouwensrelatie tussen hem en de slachtoffers. Na de investeringen heeft verdachte de slachtoffers meermalen toegezegd dat zij het geld zouden ontvangen, maar geen enkel slachtoffer heeft geld ontvangen. Daar komt bij dat uit onderzoek naar de bankrekeningnummers waar aangevers het geld naar toe hebben overgemaakt, is gebleken dat er geen geldtransacties hebben plaatsgevonden die die te maken hadden met beleggingsfondsen dan wel investeringen. In dit licht bezien had, gelet op de bewijsmiddelen en de daaruit te trekken conclusies, het op de weg van de verdachte gelegen om opheldering te verschaffen en de redengevende bewijsmiddelen te ontzenuwen, hetgeen hij heeft nagelaten. Dit terwijl verdachte al meerdere jaren aangeeft dat hij met stukken komt waaruit de gedane investeringen zouden blijken.
De rechtbank hecht geen waarde aan de verklaring van verdachte dat het geld nog moet komen. Nergens is uit gebleken dat de geldbedragen daadwerkelijk zijn geïnvesteerd. Het had naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verdachte gelegen om de door hem gestelde investeringen aan te tonen. Daarentegen zijn er wel privébetalingen verricht door verdachte en/of zijn partner vanaf de rekening van de stichting.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Opzet
Met betrekking tot het opzet van verdachte om de slachtoffers een geldbedrag te laten overmaken overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft alle slachtoffers weten over te halen tot het overmaken van een groot geldbedrag als zijnde een investering. Hiervoor heeft hij de slachtoffers een participatieovereenkomst dan wel per e-mail akkoord laten gaan met de zogenaamde investering. Met deze handeling, terwijl verdachte wist dat hij geen geld zou gaan investeren, was er sprake van opzet tot oplichting van de vier slachtoffers. Verdachte zou immers nooit een rendement uit kunnen betalen na een niet gedane investering.
[naam]
Met betrekking tot de naam [naam] overweegt de rechtbank dat deze naam enkel in de overeenkomsten en de e-mails staat opgenomen. Uit de voorhanden zijnde stukken is niet gebleken dat deze persoon op enig andere wijze bij de zaken betrokken is geweest. Het is verdachte geweest die de aangevers heeft bewogen tot het overmaken van forse geldbedragen. Vervolgens zijn de geldbedragen op rekeningen overgemaakt waar verdachte beschikking over had.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de feiten samen met een ander heeft gepleegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Periode
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde periode verkort moeten worden tot het laatste moment waarop de slachtoffers contact hebben gehad met verdachte. Van het overig deel van de ten laste gelegde periode zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4, telkens primair, ten laste gelegde feiten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair hij in de periode van 3 september 2010 tot en met 31 september 2010 te [plaats] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld € 20.000,-, door: - bestuurder te zijn van [stichting] ,
  • te stellen dat hij, verdachte, een stichting heeft ten behoeve van een investeringsproject,
  • aan te bieden dat zij, die [benadeelde partij 1] , geld kon investeren via " [naam bedrijf 2] " en/of "
[stichting] ", (in een investeringsproject in Zuid-Afrika),
  • zich (daarbij) heeft voorgewend als " [naam] ", en
  • ten behoeve van die investering (al dan niet namens die " [naam bedrijf 2] " en " [stichting] " en/of "[naam] ") een participatieovereenkomst met haar, die [benadeelde partij 1] , heeft gesloten, waarin hij, verdachte, zich heeft geconformeerd het inlegde geld/de investering (doelgebonden) - namens de stichting - te besteden/coördineren,
zulks terwijl het geïnvesteerd geld niet ten behoeve van het doel (een investering) is aangewend;
2. primair hij in de periode van 5 september 2010 tot en met 31 april 2014 te [plaats] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld €10.000,-, door:
  • bestuurder te zijn van [stichting] ,
  • te stellen dat hij, verdachte, een stichting heeft ten behoeve van een investeringsproject,
  • aan te bieden dat zij, die [benadeelde partij 2] , geld kon investeren via " [naam bedrijf 2] " en/of "
[stichting] ", (in een investeringsproject in Zuid-Afrika),
  • zich daarbij heeft voorgewend als " [naam] ",
  • ten behoeve van die investering (al dan niet namens die " [naam bedrijf 2] " en/of " [stichting] "en/of " [naam] ") een participatieovereenkomst met haar, die [benadeelde partij 1] , heeft gesloten, waarin hij, verdachte, zich heeft geconformeerd het inlegde geld/de investering (doelgebonden) namens de stichting - te besteden/coördineren, en - een rendement te garanderen van/tot 200%,
zulks terwijl het geïnvesteerd geld niet ten behoeve van het doel (een investering) is aangewend;
3. primair hij in de periode van 9 april 2010 tot en met 31 maart 2011 te [plaats] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld € 10.000,- door,
  • bestuurder te zijn van [stichting] ,
  • te stellen dat hij, verdachte, een stichting heeft ten behoeve van een investeringsproject,
  • aan te bieden dat zij, die [benadeelde partij 3] , geld kon investeren via " [naam bedrijf 2] " en/of "[stichting] ", (in een investeringsproject in Zuid-Afrika),
  • daarbij te stellen dat er, ten behoeve van die investering, een minimale inleg van € 10.000,- vereistis,
  • zich (daarbij) heeft voorgewend als " [naam] ",
  • ten behoeve van die investering (al dan niet namens die " [naam bedrijf 2] " en/of " [stichting] "en/of " [naam] ") een participatieovereenkomst met haar, die [benadeelde partij 1] , heeft gesloten, waarin hij, verdachte, zich heeft geconformeerd het inlegde geld/de investering (doelgebonden) namens de stichting - te besteden/coördineren, en
  • een rendement te garanderen,
zulks terwijl het geïnvesteerd geld niet ten behoeve van het doel (een investering) is aangewend;
4. primair hij in de periode van 20 september 2014 tot en met 16 september 2015 te [plaats] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geld € 5.000,-, door:
  • bestuurder te zijn van [stichting] ,
  • te stellen dat hij, verdachte, een stichting heeft ten behoeve van een investeringsproject,
  • aan te bieden dat zij, die [benadeelde partij 4] , geld kon investeren via [naam bedrijf 2] " en/of "[stichting] ", (in een investeringsproject in Zuid-Afrika),
  • daarbij te stellen dat er, ten behoeve van die investering, een minimale inleg van €5.000,- vereist is,- zich daarbij heeft voorgewend als " [naam] ",
  • ten behoeve van die investering (al dan niet namens die " [naam bedrijf 2] " en/of " [stichting] "en/of " [naam] " en/of " [naam bedrijf 1] ") een participatieovereenkomst met haar, die [benadeelde partij 1] , heeft gesloten, waarin hij, verdachte, zich heeft geconformeerd het inlegde geld/de investering (doelgebonden) namens de stichting - te besteden/coördineren, en - een rendement te garanderen van € 3.100,- en/of 55%, zulks terwijl het geïnvesteerd geld niet ten behoeve van het doel (een investering) is aangewend.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, telkens: oplichting
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarbij zij rekening heeft gehouden met de forse bedragen en het grote tijdsverloop.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging gezien het grote tijdsverloop geen gevangenisstraf op te leggen, maar hooguit een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting door vier slachtoffers zogenaamd te laten investeren in een fonds, terwijl zij daarvan nooit rendement hebben ontvangen of zullen ontvangen doordat het geld nooit aangewend is voor investeringen. De slachtoffers hebben grote bedragen, variërend van bedragen van € 5.000,- tot € 20.000,-, overgemaakt naar een bankrekening.
Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen verlangen naar geldelijk gewin en hij heeft zich niets gelegen laten liggen aan de grote financiële en emotionele gevolgen voor de slachtoffers, die hun beleggingen in rook hebben zien opgaan.
Integriteit en vertrouwen zijn belangrijke pijlers in het handelsverkeer en de financiële dienstverlening. Verdachte heeft aan deze pijlers gezaagd. De slachtoffers die hij met een financiële en vaak ook emotionele strop hebben opgezadeld, zijn daarmee niet de enige benadeelden. De branche als zodanig heeft door het handelen van verdachte eveneens schade opgelopen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte in 2010 onherroepelijk is veroordeeld valsheid in geschrift.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met een andere straf worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het in de LOVS gestelde oriëntatiepunt voor een fraudedelict, waarbij sprake is van een benadelingsbedrag van € 10.000,00 tot € 70.000,00, is een gevangenisstraf voor de duur van twee tot vijf maanden. Strafverzwarend voor verdachte is dat hij meerdere slachtoffers heeft gemaakt voor grote geldbedragen. Dat de feiten deels (zeer) lang geleden hebben plaatsgevonden en vervolging van verdachte (als gevolg van een aanvankelijk sepot gevolgd door artikel 12 Sv-procedures) geruime tijd heeft geduurd, weegt in licht strafverminderende zin mee. Daarbij heeft de rechtbank tevens betrokken dat de vertraging die is ontstaan na dagvaarding met name is veroorzaakt door omstandigheden die in de risicosfeer van verdachte liggen. De vertraging is, gelet op de ernst en omvang van de feiten en de impact daarvan op aangevers, voor de rechtbank geen reden om voor een andere strafmodaliteit te kiezen.
Al met al acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 20.000,00 ter zake van materiële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 10.297,50 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 10.000,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 4] , tot een bedrag van € 5.000,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard moeten worden gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] .
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] de gestelde schade hebben geleden en dat deze schades een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de raadsman van verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/213427-17, feit 1 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij 1]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 september 2010 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 20.000,00 (zegge: twintigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 september 2010 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 135 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/213427-17, feit 2 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij 2]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 april 2014 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van €
10.297,50(zegge: tienduizend tweehonderd en zevenennegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 april 2014 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 86 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/213427-17, feit 3 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij 3]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 maart 2011 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat te betalen een bedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2011 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18/213427-17, feit 4 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij 4]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2015 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 4] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2015 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 september 2022.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002020031453, doorgenummerd 1 tot en met 177.
Pagina 65 e.v.
Pagina 72
Pagina 71
Pagina 68 e.v.
Pagina 52 e.v.
Pagina 56
Pagina 54
Pagina 58 e.v.
Pagina 61
Pagina 63
Pagina 58 e.v.
Pagina 32 e.v.
Pagina 41
Pagina 39
Pagina 42
Pagina 46 18 Pagina 48, 49
19. Pagina 18 e.v.
20. Pagina 21
21. Pagina 21
22. Pagina 23
23. Pagina 105
24. Vgl. HR 11 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD1146, NJ 2000/194; HR 15 januari 2008,
ECLI:NL:HR:2008:BB5370, NJ 2008/61 en HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2024, NJ 2017/38.