ECLI:NL:RBNNE:2022:3186

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
18-111588-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en opzetheling tijdens coronamaatregelen met zware gevolgen voor slachtoffers

Op 23 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op 16 januari 2022 schuldig heeft gemaakt aan mishandelingen tijdens een huisfeest in Leeuwarden, waarbij twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, heeft de slachtoffers met gebalde vuisten geslagen, wat resulteerde in een gebroken kaak voor één van de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van twee motoren en een geluidssysteem in de periode van 17 april tot en met 3 mei 2022. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de zwaarste aanklachten, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de meer subsidiaire aanklachten van mishandeling en opzetheling. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld, waarbij schadevergoeding is toegewezen aan één van de slachtoffers, terwijl de vorderingen van de andere benadeelden niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-111588-22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-730291-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 januari 2022 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in een woning, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, voor de geneeskundige behandeling waarvan een operatie en een of meer hechtingen noodzakelijk was/waren, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] , meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de (gebalde) vuist of hand op/tegen de kaak, althans op/tegen de (rechter)zijde van het gezicht, in elk geval tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2022, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, in een woning, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) met de (gebalde) vuist of hand op/tegen de kaak, althans op/tegen de (rechterzijde) van het gezicht, in elk geval tegen het hoofd, gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2022, te Leeuwarden, in een woning, gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) met de (gebalde) vuist of hand op/tegen de kaak, althans op/tegen (de rechterzijde van) het gezicht/hoofd, in elk geval tegen het hoofd, te stompen en/of te slaan, hetgeen zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak) ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 16 januari 2022, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in een woning gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door (meermalen) met de (gebalde) vuist of hand op/tegen de neus, althans in/tegen het gezicht/hoofd, te stompen en/of te slaan; 3
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2022 tot en met 3 mei 2022, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een motorfiets (merk Triumph Speed Triple, kleur blauw) en/of een geluidssysteem, merk Sonos, kleur wit, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2022 tot en met 19 april 2022, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten gelegen aan of bij het [straatnaam], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een motorfiets (merk Triumph) en/of twee motorhelmen en/of een motorzonnebril en/of een navigatie en/of een remslot en/of een communicatiesysteem en/of een motorhoes en/of een motorrugzak en/of een acculader en/of een binnenjas en/of motorhandschoenen en/of een highviz vest en/of een geluidssysteem en/of een laptop en/of een laptophoes en/of een horloge en/of sieraden en/of parfum en/of sleutels van de motorfiets en het slot en/of BTW-bonnen en/of externe harde schijf, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
4
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2022 tot en met 2 mei 2022, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een motorfiets (merk Suzuki, type GSX600F), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2022 tot en met 25 april 2022, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een motorfiets (merk Suzuki, type GSX600F), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen motorfiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5
hij op of omstreeks 3 februari 2022 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning, gelegen aan of bij de [straatnaam] , aldaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (onder meer) schoenen en/of kleding en/of (een) parfumflesje(s) en/of een reservesleutel van een voertuig (een Volkswagen Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of verdachtes mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond,
- dat verdachte en/of een van zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 3] heeft gericht en (daarbij) die [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd – zakelijk weergegeven- dat hij moest stoppen met hun te volgen anders zou hij hem dood schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
6
hij op of omstreeks 3 februari 2022 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een paspoort, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor het primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat niet blijkt onder welke omstandigheden en met hoeveel kracht is geslagen.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolgd, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] , de geneeskundige verklaring en de getuigenverklaringen van [naam 1] en [naam 2] .
Feit 2
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het feit, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen van [naam 1] en [naam 2] .
Feit 3
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor het primaire feit. De verklaring van verdachte is kennelijk leugenachtig en uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de diefstal heeft begaan.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het subsidiaire feit. Uit de aangifte van [benadeelde partij 1] en het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de inbraak heeft plaatsgevonden op 17 april 2022 tussen 3.42-10.00 uur waarbij meerdere goederen zijn weggenomen waaronder een motor (merk Triumph) en een geluidssysteem (merk Sonos). Zeer kort na de inbraak, op 18 april 2022, blijkt verdachte in het bezit van de motor. Op 3 mei 2022 is verdachte op de motor aangetroffen. Het geluidssysteem Sonos is op 5 mei 2022 in de woning van verdachte gevonden.
Feit 4
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het primaire feit, gelet op de aangifte van [benadeelde partij 2] , het aantreffen van de motor (merk Suzuki) op 2 mei 2022 en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
Feit 5 en 6
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor beide feiten, wegens het ontbreken van overtuigend bewijs.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en 2
Primair heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit van de feiten 1 en 2, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft de feiten ontkend. De verklaring van [naam 1] is niet bruikbaar voor het bewijs, omdat zij twee verschillende verklaringen heeft afgelegd. Enkel uit de nietondertekende verklaring van [naam 1] zou blijken dat verdachte de persoon is die aangever [slachtoffer 1] heeft geslagen. Nadien heeft zij dit ontkend. De verklaring van de getuige [naam 2] is niet bruikbaar, omdat zij van de getuige [naam 1] heeft gehoord dat verdachte de persoon is die heeft geslagen.
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman subsidiair vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen dan wel poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich meer subsidiair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het een ‘eenvoudige’ mishandeling betreft omdat uit de zich in het dossier bevindende stukken niet blijkt dat aangever [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Feit 3
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de primair ten laste gelegde heling in de variant van het voorhanden hebben. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte.
Feit 4
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Uit het enkele wegzetten van de motor (merk Suziki), op verzoek van een ander, blijkt niet dat verdachte de beschikkingsmacht had over die motor. Er is dus geen sprake van verwerven of het voorhanden krijgen.
Feit 5 en 6
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide feiten, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.

Het oordeel van de rechtbank 1

Feit 1 en 2 Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 16 januari 2022 op bezoek is bij een vriendin, te weten [naam 2] , in haar woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Op een gegeven moment komt een groep van vijf of zes jongens binnen die druk en luidruchtig zijn. [naam 2] vraagt daarop de jongens weg te gaan, maar zij blijven staan. Hierop vraagt aangever de jongens nogmaals om te vertrekken. Een van de jongens zegt daarop: “Wie ben jij, is dit jouw huis?” en slaat aangever tweemaal met zijn rechtervuist in het gezicht. Aangever voelde daarop pijn en kreeg een bloeding bij zijn neus.
2
Aangever [slachtoffer 1] heeft eveneens verklaard dat hij met [slachtoffer 2] op 16 januari 2022 op bezoek is bij [naam 2] aan de [straatnaam] in Leeuwarden. Op een gegeven moment komt een groep van vijf of zes jongens de woning in. [slachtoffer 2] vraagt hen om te vertrekken. Een van de jongens slaat [slachtoffer 2] direct met een vuistslag op zijn neus. Aangever ziet direct bloed uit de neus van [slachtoffer 2] komen. Een jongen komt daarop naar aangever toe en zegt: “Jij ook!”. De jongen komt met gebalde vuist naar aangever toe en aangever voelt een harde dreun aan de rechterkant van zijn gezicht ter hoogte van het scharnierpunt van zijn kaak. Aangever voelt daarop een stekende pijn. Aangever gaat naar het ziekenhuis omdat hij niet meer goed kan praten. In het ziekenhuis is vastgesteld dat zijn kaak is gebroken, waarna een operatie volgt.
3Uit de geneeskundige verklaring blijkt eveneens van voornoemd letsel, te weten een gebroken kaak en een operatie onder narcose.
4
De getuige [naam 1] heeft verklaard dat zij vanaf 15 januari 2022 met onder meer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te Leeuwarden in de woning van [naam 2] is. De getuige appt met verdachte om hem uit te nodigen ook naar de woning van [naam 2] te komen. Verdachte komt vervolgens de woning in met een grote groep jongens. [slachtoffer 2] stelt dat het niet de bedoeling is dat er zoveel in de woning komen en vraagt hen te vertrekken. Daarop geeft verdachte [slachtoffer 2] vuistslagen tegen zijn hoofd. [slachtoffer 2] wordt daarbij geraakt in het gezicht en onder zijn oog. Daarna hoort de getuige dat ook [slachtoffer 1] is geslagen op zijn kaak. Nadien heeft de getuige diezelfde nacht telefonisch contact met verdachte die stelt dat hij in de problemen komt als er aangifte wordt gedaan omdat hij net uit de gevangenis komt.
5
De getuige [naam 2] heeft verklaard dat zij op de [straatnaam] in Leeuwarden woont. Op 15 januari 2022 is zij thuis met onder meer [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [naam 1] . Midden in de nacht komen er vijf jongens haar woning binnen, nadat één van hen door [naam 1] is uitgenodigd. Een van de jongens begint direct [slachtoffer 2] te slaan. [slachtoffer 1] is vervolgens ook door diezelfde jongen geslagen. Nadien hoort de getuige dat de jongen die heeft geslagen [verdachte] heet.
6
Bewijsoverweging
Uit voornoemde verklaringen leidt de rechtbank af dat verdachte, ondanks zijn stellige ontkenning, zich schuldig heeft gemaakt aan het slaan van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De verklaringen van beide aangevers en de getuigen [naam 1] en [naam 2] komen op essentiële onderdelen overeen en niet blijkt dat zij hun verklaringen in strijd met de waarheid hebben afgelegd.
Dat de getuige [naam 1] haar verklaring niet heeft ondertekend doet aan voorgaande niets af. [naam 2] heeft immers bij de politie verklaard dat [naam 1] haar verklaring niet wil ondertekening omdat verdachte een vriend van haar is.
7
Onder omstandigheden kan het slaan met gebalde vuist tegen het gezicht een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar letsel in het leven roepen. In het onderhavige geval kan de rechtbank onvoldoende vaststellen of sprake was van dergelijke omstandigheden, met name waar het gaat om de kracht waarmee de verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen. De rechtbank acht dan ook de aanmerkelijk kans, en daarmee voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, niet bewezen. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van zowel feit 1 primair als feit 1 subsidiair onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat aangever [slachtoffer 1] een gebroken kaak heeft opgelopen als gevolg van de mishandeling door verdachte. De gebroken kaak kan in dit geval, gelet op bestendige jurisprudentie
8, worden aangeduid als zwaar lichamelijk letsel. Gelet op het handelen van verdachte kan het letsel van verdachte uitsluitend worden verklaard door de gevolgen van de vuistslag van verdachte.
De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De rechtbank stelt voorop dat kwalificatie als heling is uitgesloten indien de gebezigde bewijsvoering dwingt tot de gevolgtrekking dat het de verdachte is geweest die als pleger de desbetreffende voorwerpen (i.c. de motor, merk Triumph, en een geluidssysteem, merk Sonos) door misdrijf heeft verkregen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor de conclusie dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. De foto van 18 april 2022 waaruit zou blijken dat verdachte op dat moment in het bezit is van de gestolen motor (merk Triumph) is door de rechtbank niet in het dossier aangetroffen.
De rechtbank acht het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit de aangifte van [benadeelde partij 1]
9, het proces-verbaal van bevindingen
10, het proces-verbaal van bevindingen
11, het proces-verbaal van bevindingen
12en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
13blijkt genoegzaam dat verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.
Feit 4
Uit de aangifte van [benadeelde partij 2] blijkt dat zijn motor (merk Suzuki, type GSX600F) tussen 24 april 2022 om 20.15 uur en 25 april 2022 om 6.00 uur is gestolen vanaf het trottoir bij zijn woning aan [straatnaam] te Leeuwarden. De motor stond afgesloten.
14
Op 2 mei 2022 om 18.10 uur ziet verbalisant op de Van Loonstraat te Leeuwarden voornoemde motor staan. Verbalisant vraagt aan collega’s om de motor op te halen met een aanhanger. In de tussentijd doet hij een buurtonderzoek. Verbalisant wordt aangesproken door een buurtbewoner, getuige [naam 3] , die zegt “ik zie dat de motor wordt weggehaald maar dat is niet uw collega.” Verbalisant hoort daarop iemand roepen “staan blijven, staan blijven”. Later treft verbalisant de motor aan op de hoek van de Bakker Korffstraat met de Jan Lievensstraat half in de bosjes en op de stoep.
15De getuige [naam 3] heeft verklaard dat hij de persoon die de motor weghaalt herkent als verdachte.
16
Verdachte heeft verklaard dat hij op 2 mei 2022 op verzoek van een ander de motor uit de steeg heeft weggezet terwijl de politie daar aanwezig was. Hij wist wel dat het niet goed was, want toen hij bij

de motor kwam zag hij dat het slot niet goed was.17

De rechtbank neemt ten aanzien van de beoordeling van de primair ten laste gelegde heling het volgende in aanmerking:
  • verdachte heeft voor een onbekend gebleven persoon de motor verplaatst;
  • terwijl daar politie aanwezig was;
  • toen verdachte bij de motor kwam zag hij dat het slot niet goed was.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de motor, op zijn minst, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze van misdrijf afkomstig was. Dat dit voorhanden hebben slechts een kort moment duurde maakt voornoemde conclusie niet anders.
18
Feit 5 en 6
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van zowel feit 5 als feit 6 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring. De rechtbank zal verdachte daarom van beide feiten vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair) hij op 16 januari 2022, te Leeuwarden, in een woning, gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met de gebalde vuist tegen de rechterzijde van het gezicht te stompen, hetgeen zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak) ten gevolge heeft gehad;
2
hij op 16 januari 2022, te Leeuwarden, in een woning gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen met de gebalde vuist tegen het gezicht te slaan;
3 ( ( primair) hij in de periode van 17 april 2022 tot en met 3 mei 2022, te Leeuwarden, een motorfiets (merk Triumph Speed Triple, kleur blauw) en een geluidssysteem, merk Sonos, kleur wit, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3 ( ( primair) hij op 2 mei 2022, te Leeuwarden, een motorfiets (merk Suzuki, type GSX600F) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. meer subsidiair mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft 2 mishandeling
3. primair opzetheling
4. primair opzetheling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 meer subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen overeenkomstig het reeds door verdachte ondergane voorarrest, subsidiair een gevangenisstraf van 6 maanden.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 16 januari 2022 schuldig gemaakt aan een tweetal mishandelingen op een huisfeest tijdens de coronamaatregelen. Verdachte is bij zijn aankomst door [slachtoffer 2] aangesproken op de medebrenging van een groot aantal ongenode gasten, waarbij hem tevens is gevraagd te vertrekken. Daarop heeft verdachte [slachtoffer 2] mishandeld door hem twee vuistslagen in het gezicht te geven. Vrijwel direct daarna geeft verdachte ook [slachtoffer 1] een vuistslag tegen het gezicht, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een gebroken kaak. Een operatie en een overnachting in het ziekenhuis waren noodzakelijk.
Door zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank overweegt dat dergelijke geweldsuitspattingen bijdragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte geen enkele vorm van verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen.
Verdachte heeft zich daarna in een korte periode schuldig gemaakt aan opzetheling van twee motoren (merk Triumph en Suzuki) en een Sonos geluidssysteem. Dit zijn ernstige feiten doordat helers profiteren van een misdrijf dat door een ander is begaan en heling diefstal in de hand werkt. De omstandigheden waaronder verdachte op de motor (merk Triumph) is gezien geven daarbij te denken. Hij heeft immers gereden zonder helm en zonder geldig rijbewijs. Hij heeft geprobeerd te ontkomen aan de politie waarbij hij dusdanig heeft gereden dat hij ten val is gekomen. Verdachte heeft door zijn handelen grote risico’s voor andere weggebruikers in het leven geroepen alsmede voor zijn vriendin die achterop de motor zat.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 8 juli 2022. Hieruit blijkt dat verdachte vaker wegens met name vermogensdelicten is veroordeeld.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de reclasseringsrapporten van 8 en 12 juli 2022, opgesteld door [naam 4], reclasseringswerker van het Leger des Heils (Groningen). Geconcludeerd is dat bij verdachte in algemene zin sprake is van problemen op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte is vanaf zijn jeugd bekend met hulpverlening in een verplicht kader. Hij is geregistreerd veelpleger met de kanttekening dat er geen recente veroordelingen zijn mede omdat verdachte in detentie en klinieken verbleef.
Verdachte is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een licht verstandelijke beperking, verslavingsproblemen en mogelijk ADHD. Indien bewezen hebben de in het verleden ingezette trajecten niet geleid tot recidivevermindering. Verdachte wordt omschreven als een man die externaliseert en die onvoldoende intrinsieke motivatie heeft om buiten detentie zijn doelen na te blijven streven die hij als hulpvraag formuleert tijdens detenties. Hij is zelf een andere mening toegedaan: de forensische instellingen hebben fouten gemaakt en het klinische traject heeft hem veel gebracht.
Het risico op recidive kan niet worden ingeschat. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
Geadviseerd is om bij veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden. Een gevangenisstraf gelijk aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten, mede gelet op de eerdere veroordelingen, de ingezette hulpverlening in het verleden en de houding van verdachte. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie van feit 3. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Inbeslaggenomen goederen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst vermelde voorwerpen 1 (34,6 gram cocaïne) onttrekken aan het verkeer nu het bezit daarvan in strijd met de wet is. De rechtbank zal de op de beslaglijst vermelde voorwerpen 2 en 3 (een trainingsjas met politie opdruk en een kentekenplaat) verbeurdverklaren nu dit voorwerpen betreft die tot het begaan van een misdrijf zijn vervaardigd of bestemd.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] (feit 1), tot een bedrag van in totaal € 1.509,74, te weten € 409,74 aan materiëleschade en € 1.100,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] (feit 2), tot een onbepaald bedrag aan immateriële schade;
[benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 3.959,72, te weten € 3.959,72 aan materiële schadeen een onbepaald bedrag, nader te bepalen door de rechtbank, aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te weten € 1.509,74, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 2] formeel geen vordering heeft ingediend, omdat er geen schadebedrag is genoemd.
[benadeelde partij 1]
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , te weten € 3.959,72, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren wegens de reeds bepleite vrijspraak.
[slachtoffer 2]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [slachtoffer 2] formeel geen vordering heeft ingediend, omdat er geen schadebedrag is genoemd.
[benadeelde partij 1]
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] af te wijzen, omdat niet is gebleken dat de materiële schade rechtstreeks is ontstaan door de heling.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 januari 2022.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
[slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat, nu in de vordering geen bedrag is genoemd, zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de eventueel geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[benadeelde partij 1]
De door de benadeelde partij gevorderde schade is gebaseerd op de onder 3 subsidiair ten laste gelegde inbraak. De rechtbank komt echter tot een bewezenverklaring van de onder 3 primair ten laste gelegde heling (van een motor en een geluidssysteem). Verdachte heeft vanwege de heling niet zonder meer rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij.
Uit het dossier volgt echter dat verdachte met de motor (merk Triumph) is gevallen waardoor vermoedelijk schade is veroorzaakt. Uit de vordering blijkt dat aan de benadeelde partij een bedrag is uitgekeerd voor de vermissing van de motor. De rechtbank kan op basis van deze summiere informatie niet vaststellen wat de door de heling veroorzaakte schade is en of deze schade geheel dan wel gedeeltelijk reeds aan de benadeelde is vergoed. De rechtbank beschikt daarmee over onvoldoende informatie om de hoogte van de schade te kunnen beoordelen.
Ten aanzien van de immateriële schade is geen bedrag genoemd, zodat de rechtbank voor dat deel van de vordering ook over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte te kunnen beoordelen.
Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 12 juni 2018 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank NoordNederland te Leeuwarden is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 29 juni 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij niet-ontvankelijk is in de vordering tot tenuitvoerlegging dan wel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat de proeftijd inmiddels verstreken is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat de proeftijd is verstreken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan in dit geval niet vaststellen of de proeftijd inmiddels is verstreken. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 8 juli 2022 blijkt dat de proeftijd eindigt op 25 februari 2022. De reclassering heeft echter benoemd dat de proeftijd is verlengd tot juli 2022 wegens de detentie van verdachte. Dit zou kunnen betekenen dat de proeftijd nog niet is verstreken, omdat een proeftijd niet loopt gedurende detentie. Wegens de ontstane onduidelijkheid en het standpunt van de officier van justitie ter zitting zal de rechtbank daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 57, 63, 300 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 5 en 6 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdde op de beslaglijst onder 2 en 3 vermelde voorwerpen, te weten:
2. trainingsjas met politie opdruk (goednummer 1492715)
3. kentekenplaat (goednummer 1494186).
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet op de beslaglijst onder 1 vermelde voorwerp, te weten:
1. gram cocaïne (goednummer 1492696).

Ten aanzien van [slachtoffer 1] , feit 1 meer subsidiair:

Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.509,74 (zegge: vijftienhonderdnegen euro en vierenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 409,74 aan materiële schade en € 1.100,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 25 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van [slachtoffer 2] , feit 2:

Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] haar eigen proceskosten draagt.

Ten aanzien van [benadeelde partij 1] , feit 3 primair/subsidiair:

Verklaart de vordering van [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] haar eigen proceskosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.730291-17:

Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 18-730291-17.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 augustus 2022. Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002022110292, doorgenummerd 1 tot en met 266.
Pagina’s 35 en 36.
Pagina’s 10 en 11.
Pagina’s 32 en 33.
Pagina 15.
Pagina 21.
Pagina 20.
Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051, r.o. 2.6.
Pagina’s 39 en 40.
Pagina 51.
Pagina’s 82 en 83.
Pagina 227
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 augustus 2022.
Pagina 63.
Pagina’s 67 en 68.
Pagina 78.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 augustus 2022.
Hoge Raad 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2009.