ECLI:NL:RBNNE:2022:3030

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
LEE 22/681
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake kinderopvangtoeslag en verdagingsbeslissing

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een tegemoetkoming in het kader van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, mr. M.A. JansenH, terwijl de verweerder, De Belastingdienst/Toeslagen, zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdagingsbeslissing van 30 oktober 2021 aan eiseres is verzonden, en dat eiseres geen omstandigheden heeft aangetoond die de verzending van deze brief in twijfel trekken. De rechtbank oordeelt dat de brief niet aangetekend is verzonden, maar dat het bestuursorgaan aannemelijk heeft gemaakt dat de brief op het juiste adres is verzonden. Eiseres heeft in haar verweer aangevoerd dat zij de verdagingsbrief niet heeft ontvangen en dat de verzending niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzendadministratie en het rapport van verzending voldoende bewijs leveren voor de verzending van de brief. Aangezien de ingebrekestelling door eiseres prematuur was, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/681

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.A. JansenH),
en

De Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om een tegemoetkoming in het kader van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag.
Het onderzoek ter zitting in de beroepszaak heeft plaatsgevonden op 2 juni 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Op 18 mei 2021 heeft eiseres zich bij verweerder gemeld in het kader van de situatie met haar kinderopvangtoeslag. Eiseres heeft een beroep gedaan op (één van) de herstelregelingen die in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag in het leven zijn geroepen. Verweerder heeft bij brief van 27 mei 2021 de ontvangst van deze melding bevestigd. Op zo’n aanvraag moet verweerder binnen zes maanden beslissen, tenzij hij de termijn met nog eens zes maanden verlengt.
3. In zijn verweerschrift heeft verweerder gesteld dat de ingebrekestelling prematuur is en er geen sprake is van een beroepsrecht. De beslistermijn is bij brief van 30 oktober 2021 verlengd tot en met 18 mei 2022.
4. In geschil is of de verdagingsbeslissing wel is verzonden. Vaststaat dat verweerder de brief van 30 oktober 2021 niet aangetekend heeft verzonden. Indien de geadresseerde stelt dat hij een niet aangetekend verzonden poststuk niet heeft ontvangen, is het in beginsel aan het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat een poststuk wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst van het poststuk op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het poststuk is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. In het Rapport Datum Verzending van 1 april 2022 inzake de verzending van het verdagingsbesluit UHT/BTV is onder meer het volgende opgenomen:
“lk heb op 30 maart 2022, in het kader van het hiervoor genoemde verzoek, de volgende systemen geraadpleegd:
TVS ( Toeslagen Verstrekken Systeem)
ZPO5 (SAP Dispositielijst)
VA03 (SAP Verkooporderoverzicht)
lk heb in een mailcorrespondentie van UTH/BTV ten aanzien van betrokkene, inzake het document Verdagingsbesluit UHT/BTV het volgende waargenomen:
Dat op 15-10-2021 het bestand, 20211015 BTV populatie november.xlsx, met in begrepen het BSN [BSN], [eiseres], is aangeboden aan het malingenloket.
lk heb in een mailcorrespondentie van C AP IPS Mailingen Loket ten aanzien van betrokkene, inzake het document Verdagingsbesluit UHT/BTV het volgende waargenomen:
Dat deze in het verzendbestand, POD_ UHT_ BTV_ 20211030.xlsx, t.b.v. BS N [BSN], [eiseres], [adres], in een aantal van 3.675 stuks, is opgenomen.
lk heb in een mailcorrespondentie van CAP IPS Mailingen Loket ten aanzien van betrokkene, inzake het document Verdagingsbesluit UHT/BTV het volgende waargenomen:
Dat er op 20-10-2021 een productieorder opdracht, documenten UHT-BTV_ 20211030, met documenten dagtekening 30-10-2021, onder het eindproductnummer 900685, in een aantal van 3.675 stuks, is aangeboden aan de printstraat ter verwerking.
lk heb in TVS ten aanzien van betrokkene, inzake het document Verdagingsbesluit UHT/BTV het volgende waargenomen:
Dat er op 25-10-2021, t.b.v. BS N [BSN], een verzonden bericht (brief) UHT_ Verdagen met kenmerk UHT_ BTV en dagtekening 30-10-2021 is gearchiveerd t.n.v.[eiseres] en deze is verzonden aan het adres, [adres].
lk heb in ZPO5 ten aanzien van betrokkene, inzake het document Verdagingsbesluit UHT/BTV het volgende geconstateerd:
Dat dit document is opgenomen in de partij documenten, genaamd PR IS MA Mailing Toeslagen (Rood) A met partijnummer29521- j2708330-UHT_ B en eindproductnummer 900685, in een aantal van 3.675 stuks.
lk heb in ZPO5 waargenomen dat de partij documenten met het partijnummer 29521-j2708330-UHT_ B en eindproductnummer 900685 op 27-10-2021 is aangeboden aanPOSTNL, ter verzending.
lk heb in VA03 ten aanzien van betrokkene, inzake het document Verdagingsbesluit UHT/BTV het volgende waargenomen:
Dat de partij documenten (PR IS MA Mailing Toeslagen (R ood) ADHOC ) met het partijnummer 29521-j2708330-UHT_ B en eindproductnummer 900685, onder het verkoopordernummer 7005084399, in een aantal van 3.675 stuks, tijdig en zonder problemen is aangeboden aan de postleverancier.
Met postbedrijf POSTNL heeft de Belastingdienst in het kalenderjaar 2021 contractueel vastgelegd dat partijen documenten van het soort als partijnummer 29521-j2708330-UHT_ B en eindproductnummer 900685, worden bezorgd binnen 48 uren na aanbieding.”
5. Bij aanvullend verweerschrift van 25 mei 2022 heeft verweerder gesteld dat de brief
van 30 oktober 2021 is verzonden met inachtneming van de criteria van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2014:2444). De verdagingsbrief is verzonden naar het juiste adres en de verzenddatum is er op vermeld. De brief is terug te vinden in het verzendsysteem onder het kopje “verzonden brieven” en daarmee kan worden geconcludeerd dat de benodigde stappen zijn doorlopen om de verdagingsbrief te verzenden. Verweerder heeft ter onderbouwing verwezen naar het Rapport Datum Verzending van 1 april 2022.
6. Eiseres heeft in reactie op het aanvullend verweerschrift de rechtbank laten weten dat zij de verdagingsbrief niet heeft ontvangen. Na de aanmelding heeft eiseres geen schriftelijke stukken meer ontvangen. Naar de mening van eiseres is met een Rapport Datum Verzending de verzending van het verdagingsbesluit niet aannemelijk gemaakt. Hierbij verwijst eiseres naar een uitspraak van de Hoge Raad van 17 april 2020 (ECLI:NL:HR:2020:674) en een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 augustus 2021 (ECLI:RBNN: 2021:3627) waarin wordt geconcludeerd dat met een dergelijk rapport de daadwerkelijke verzending niet aannemelijk is gemaakt. Eiseres is dus van mening dat er niet tijdig is verdaagd en het beroep daarom wel ontvankelijk is.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met hetgeen hiervoor onder 4 en 5 is vermeld, aannemelijk heeft gemaakt dat de brief van 30 oktober 2021 aan eiseres is verzonden. De verdagingsbrief is voorzien van een verzenddatum en niet is betwist dat de adressering juist is. Verder is de brief te vinden in het verzendsysteem onder het kopje “verzonden brieven”. Aan de hand van het Rapport Datum Verzending heeft verweerder verder genoegzaam toegelicht hoe het door hem gehanteerde verzendsysteem werkt. De rechtbank wijst er daarbij op dat een ontvangstbevestiging van 27 mei 2021, die via hetzelfde verzendsysteem is verzonden, wel is ontvangen door eiseres. Dat, zoals eiseres heeft gesteld, uit het Rapport Datum Verzending wel blijkt dat de verdagingsbrief door verweerder als onderdeel van een partij van 3.675 documenten is aangeboden aan postbedrijf PostNL, maar niet dat die partij ook daadwerkelijk door PostNL is opgehaald, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de aannemelijkheid van de verzending. Eiseres heeft derhalve geen omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan kan worden betwijfeld dat de brief van 30 oktober 2021 is verstuurd.
7. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
8. In dit geval eindigde de beslistermijn op 18 mei 2022. Eiseres heeft verweerder op 10 februari 2022 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.
9. Het beroep is niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2022.
de griffier
de rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze
uitspraak getroffen voorlopige voorziening.