In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een tegemoetkoming in het kader van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, mr. M.A. JansenH, terwijl de verweerder, De Belastingdienst/Toeslagen, zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdagingsbeslissing van 30 oktober 2021 aan eiseres is verzonden, en dat eiseres geen omstandigheden heeft aangetoond die de verzending van deze brief in twijfel trekken. De rechtbank oordeelt dat de brief niet aangetekend is verzonden, maar dat het bestuursorgaan aannemelijk heeft gemaakt dat de brief op het juiste adres is verzonden. Eiseres heeft in haar verweer aangevoerd dat zij de verdagingsbrief niet heeft ontvangen en dat de verzending niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzendadministratie en het rapport van verzending voldoende bewijs leveren voor de verzending van de brief. Aangezien de ingebrekestelling door eiseres prematuur was, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.