ECLI:NL:RBNNE:2022:3012

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
21/4008 en 21/4010
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanvragen om waardedalingsvergoeding als gevolg van mijnbouwschade door gaswinning

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, op 17 augustus 2022, zijn de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om een waardedalingsvergoeding beoordeeld. Eisers, die elk voor 50% eigenaar zijn van een woning in [woonplaats], hadden op 2 november 2020 aanvragen ingediend voor vergoeding van waardedaling als gevolg van aardbevingen door gaswinning. De aanvragen werden op 7 december 2020 afgewezen door verweerder, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, en deze afwijzing werd in stand gehouden met besluiten van 29 november 2021. De rechtbank heeft de beroepen op 13 juli 2022 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

Eisers betogen dat de door verweerder gehanteerde grenswaarde van 2,9 mm/s voor de bevingsindicator niet geschikt is en dat een drempelwaarde van 1 mm/s beter aansluit bij de daadwerkelijke schade. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 1 november 2021, waarin al was geoordeeld dat de grenswaarde van 2,9 mm/s voldoende ruimhartig en redelijk is. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. Bovendien wordt overwogen dat eisers geen recht hebben op vergoeding van het imago-effect, aangezien zij pas in 2015 eigenaar zijn geworden van de woning, terwijl het imago-effect alleen wordt uitgekeerd aan eigenaren die op 16 augustus 2012 eigenaar waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van eisers ongegrond is, omdat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat de door verweerder gehanteerde methode niet geschikt is voor hun situatie. De rechtbank bevestigt dat de keuze voor de Atlas-methode, die leidt tot de hoogste uitkomsten voor waardedaling, redelijk is en in lijn met het uitgangspunt van een ruimhartige schadeafhandeling. De uitspraak wordt gedaan door mr. H. Brouwer, in aanwezigheid van griffier mr. R.E.J. Jansen, en is openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 21/4008 en 21/4010

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. W. Dwars),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen (verweerder)

(gemachtigden: mr. M.J.W. Timmer, mr. C. Verburg).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van de aanvragen om een waardedalingsvergoeding.
Verweerder heeft de aanvragen met de (gelijkluidende) besluiten van 7 december 2020 afgewezen. Met de (gelijkluidende) bestreden besluiten van 29 november 2021 op de bezwaren van eisers heeft verweerder de afwijzing van de aanvragen in stand gelaten.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 13 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser] , de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. Eisers zijn elk voor 50% eigenaar van de woning op het adres [adres] in [woonplaats] . Eisers hebben op 2 november 2020 elk afzonderlijk een aanvraag ingediend om vergoeding van waardedaling of verminderde waardeontwikkeling voor de woning als gevolg van aardbevingen door gaswinning.
1.1.
In de gelijkluidende primaire besluiten van 7 december 2020 heeft verweerder besloten om de aanvragen af te wijzen. In de gelijkluidende bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eisers voeren aan dat het bestreden besluit niet deugdelijk en onvoldoende gemotiveerd is, en bovendien onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eisers voeren aan dat de methode die door verweerder wordt gehanteerd niet geschikt is voor hun situatie.
Eisers betogen, onder verwijzing naar een rapport van ir. G.R.W. de Kam en E. Hol van
30 april 2021, dat een indicator met drempelwaarde 1 mm/s aanzienlijk beter aansluit bij het schadepatroon dan de nu gehanteerde indicator met drempelwaarde 2,9 mm/s. Eisers vinden het onbegrijpelijk dat door Atlas voor gemeenten -op wiens onderzoek uit 2019 de methode van verweerder is gebaseerd- niet is gekozen voor een drempelwaarde van 1 mm/s. Eisers hebben zelf berekend dat zij bij deze grenswaarde recht hebben op een waardedalingsvergoeding tussen de 2,92% en 3,70%.
3. Verweerder stelt zich -samengevat weergegeven- op het standpunt dat hij zich bij de behandeling van aanvragen om een vergoeding tot waardedaling baseert op een advies van de Adviescommissie, die een toepassing van het Atlas-model heeft geadviseerd dat
gemiddeld-dus voor alle benadeelden- tot de hoogste vergoeding van waardedaling leidt. De Adviescommissie heeft niet geadviseerd om een model te kiezen dat in het specifieke geval van eisers tot de hoogste waardedaling leidt. De methode van Atlas past het beste bij de vier uitgangspunten waarmee de Adviescommissie het toe te passen model heeft getoetst: transparantie, uitvoerbaarheid, voorspelbaarheid/navolgbaarheid en uitlegbaarheid. Er is niet geadviseerd om voor een individueel geval een model toe te passen dat in dát geval tot de hoogste waardedalingspercentages leidt, nu dat niet transparant, niet navolgbaar en niet uitlegbaar is, aldus verweerder.
4. In een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van
1 november 2021 (ECLI:NL:RBNNE:2021:4668) heeft de rechtbank geoordeeld over het gebruik van de zogeheten Atlas-methode bij de beoordeling van aanvragen om een waardedalingsvergoeding. In het bijzonder lag ook in die zaak het rapport van De Kam en Hol van 30 april 2021 voor en was tussen partijen in geschil of verweerder de juiste bevingsindicator hanteerde.
In de uitspraak van 1 november 2021 heeft de rechtbank in de kern geoordeeld dat de werkwijze van verweerder voldoende ruimhartig, redelijk en aanvaardbaar is. Verder heeft de rechtbank in het bijzonder geoordeeld dat verweerder in redelijkheid in eisers stellingen geen aanleiding heeft hoeven zien om van het beleid af te wijken en uit te gaan van de lagere grenswaarde van 1 mm/s voor de bevingsindicator. In r.o. 9.3.2. van die uitspraak is uitvoerig uiteengezet hoe de rechtbank tot dit oordeel komt. De Adviescommissie heeft geconcludeerd dat het model van Atlas voor gemeenten het meest robuuste is, gelet op opeenvolgende studies en een vergelijking met andere methodes van schadevaststelling. De conclusies van professor De Kam zijn daarentegen niet gebaseerd zijn op een vergelijkbaar empirisch onderzoek. Een model met grenswaarden van 1,0 mm/s is minder geschikt nu dat minder robuust en minder betrouwbaar is. Het model van Atlas met de grenswaarde voor bevingen van 2,9 mm/s leidt gemiddeld genomen tot de hoogste uitkomsten, daar waar het gaat om de bepaling van de hoogte van de waardedaling. De keuze voor een model met gemiddeld de hoogste uitkomsten zijn door de rechtbank het meest redelijk geacht gelet op het uitgangspunt van ruimhartige schadeafhandeling.
5. Naar het oordeel van de rechtbank komt het gevoerde betoog van eisers in deze zaak in hoofdlijnen op hetzelfde neer als het gevoerde betoog in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 1 november 2021, namelijk dat het hanteren van een bevingsindicator met een grenswaarde van 1 mm/s beter aansluit bij de daadwerkelijke schade dan de door verweerder gehanteerde grenswaarde van 2,9 mm/s. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak tot een ander oordeel te komen door te concluderen dat verweerder in dit geval van zijn beleid had moeten afwijken.
6. Voor zover eisers hebben aangevoerd dat zij recht hebben op vergoeding van het imago-effect, wordt als volgt overwogen. Het imago-effect wordt slechts uitgekeerd aan aanvragers die op 16 augustus 2012, de datum van de beving in Huizinge, eigenaar van een woning waren. Eisers zijn in 2015 eigenaar geworden van de woning waarvoor de aanvraag is gedaan. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de gestelde waardedaling op dat moment al bewust of onbewust in de koopprijs van de woning is verdisconteerd. Nu eisers circa drie jaren na 16 augustus 2012 eigenaar zijn geworden, heeft verweerder terecht besloten dat aan hen geen vergoeding voor het imago-effect wordt uitgekeerd.
7. Het betoog van eisers dat er wel een vergoeding voor fysieke schades aan de woning is toegekend, leidt ook niet tot gegrondverklaring van het beroep. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat verweerder moet uitgaan van een overblijvende waardevermindering na herstel van de fysieke schades. Daarbij wordt verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2682, r.o. 106. De rechtbank neemt daarnaast nota van het onderzoek van Atlas, dat evenmin wijst op een significant effect tussen de schadehistorie van een woning en waardedaling.
8. Dat betekent dat het beroep van eisers ongegrond is.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.