ECLI:NL:RBNNE:2022:2874

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
18/163621-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld tegen een 78-jarige bewoonster

Op 11 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een woningoverval in Groningen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor het plegen van een gewelddadige inbraak in de woning van een 78-jarige vrouw. De overval vond plaats in de nacht van 12 op 13 april 2019, waarbij de bewoonster zwaar werd mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten de woning binnendrong, de vrouw mishandelde en goederen ontvreemde. De rechtbank baseerde haar oordeel op forensisch bewijs, getuigenverklaringen en de verklaringen van de medeverdachten. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer, wat leidde tot de opgelegde straf. De vordering van de benadeelde partij voor schadevergoeding werd ook toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/163621-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 augustus 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 juli 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, omstreeks 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of een doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
-op de slaapkamer van die [slachtoffer] en/of elders in de woning, die [slachtoffer] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de hals en/of het strottenhoofd van die [slachtoffer] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [slachtoffer] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas;
of
zij in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, omstreeks 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , door
-in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
-op de slaapkamer van die [slachtoffer] en/of elders in de woning, die [slachtoffer] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of het strottenhoofd van die [slachtoffer] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [slachtoffer] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , tezamen en in vereniging althans alleen, in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, omstreeks het tijdvak 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] ,
-in voormelde woning via een bovenlicht heeft/hebben ingebroken en/of de voordeur heeft/hebben opengebroken en/of
-op de slaapkamer van die [slachtoffer] en/of elders in de woning, die [slachtoffer] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met gebalde vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij haar rechterarm beet heeft/hebben gepakt en/of een kussen, althans een voorwerp, (met kracht) op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] heeft/ hebben uitgeoefend en/of zulks terwijl die [slachtoffer] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door nabij die woning op de uitkijk te staan teneinde te kunnen waarschuwen bij onraad en/of uit de woning weggenomen goederen aan te pakken en/of te vervoeren en/of in de auto te zetten, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft;
of
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , tezamen en in vereniging althans alleen, in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, omstreeks het tijdvak 23.30 uur - 04.30 uur, in elke geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin US dollars en/of een kaartje en/of een TV van het merk Philips en/of een doosje met daarin munten en speldjes en broches en/of doosje met daarin een "van Nelle" lepel en/of twee dasspelden en/of een dasspelddoos en/of een gouden trouwring en/of een gouden zakhorloge en/of en 50 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , door
-in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en/of de voordeur open te breken en/of
-op de slaapkamer van die [slachtoffer] en/of elders in de woning, die [slachtoffer] meermalen, althans, eenmaal (met kracht) met (gebalde) vuisten en/of handen en/of een voorwerp tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de rechterarm en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] (met kracht) bij haar rechterarm beet te pakken en/of een kussen, althans een voorwerp, met kracht op het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] te drukken en/of gedrukt te houden en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of op de hals en/of op het strottenhoofd van die [slachtoffer] uit te oefenen en/of zulks terwijl die [slachtoffer] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen in of omstreeks de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door nabij die woning op de uitkijk te staan teneinde te kunnen waarschuwen bij onraad en/of uit de woning weggenomen goederen aan te pakken en/of vervoeren en/of in de auto te zetten, althans op enigerlei wijze opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal met geweld, gepleegd in vereniging met de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Naar het oordeel van de officier van justitie kan het feit - samengevat - op grond van het navolgende worden bewezen.
Op basis van DNA dat is aangetroffen op goederen die afkomstig zijn uit de woning, in een bloedspoor achter het bed van het slachtoffer en op de tape waarmee de bewegingssensor van de buitenlamp van de woning was afgeplakt zijn de medeverdachten bij en in de woning te brengen waar de overval heeft plaatsgevonden. Op basis van getuigenverklaringen, een anonieme tip en de analyse van telefoongegevens is ook verdachte bij de woning te brengen.
Bovendien zijn bij de overval weggenomen goederen in de woningen van verdachte en medeverdachten in Duitsland aangetroffen.
Uit de resultaten van een Duits onderzoek kan voorts worden afgeleid dat deze verdachten vaker met elkaar op pad gaan om inbraken te plegen, waarbij grote overeenkomsten zijn met de wijze waarop de inbraak in de woning van het slachtoffer heeft plaatsgevonden.
De officier van justitie heeft verder aangegeven dat het medeplegen niet alleen ziet op de inbraak maar ook op het toepassen van geweld op het slachtoffer door medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte en de medeverdachten hebben bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat geweld zou volgen bij het aantreffen van een bewoner.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde nu een strafrechtelijk kwalificeerbare rol van verdachte met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld. Haar enkele aanwezigheid in de omgeving van de plaats delict is onvoldoende voor het aannemen van medeplegen. De raadsman heeft daartoe - samengevat - het volgende betoogd.
De verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] tegenover de politie zijn onbetrouwbaar en moeten worden uitgesloten van het bewijs. [medeverdachte 3] heeft ten gunste van zichzelf belastend verklaard over verdachte, die als “zwakste broeder” van het gezelschap moest worden gezien en van wie hij weinig te duchten had. Bij de rechter-commissaris is hij op deze verklaringen teruggekomen.
De omstandigheid verder dat verdachte ’s nachts mogelijk is gezien door getuige [naam 1] ter hoogte van [nummer] , wil niet zeggen dat zij betrokken is geweest bij de woninginbraak die tien huizen verderop, op [nummer] , plaats heeft gevonden. Verdachte liep immers in de omgeving van de plaats delict rond omdat zij op zoek was naar [medeverdachte 2] . De bevindingen uit het onderzoek naar de telefoongegevens bewijzen haar betrokkenheid bij het feit evenmin, nog daargelaten dat niet kan worden vastgesteld dat zij in het bezit is geweest van een Duits telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] of [telefoonnummer] .
De omstandigheid dat een deel van de buit is aangetroffen in de woning waar zij met [medeverdachte 2] verbleef zegt ook niets, omdat [medeverdachte 2] heeft bekend dat hij goederen uit de woning van het slachtoffer heeft weggenomen en het dus niet verrassend is dat een deel daarvan in de woning is aangetroffen waar hij verbleef.
Oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3]
Medeverdachte [medeverdachte 3] (verder: [medeverdachte 3] ) heeft op 4 en 5 juli 2020 bij de politie verklaringen afgelegd die belastend zijn voor verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] (verder: respectievelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ). [medeverdachte 3] is op 16 februari 2021 bij de rechter-commissaris op bepaalde belastende onderdelen van die verklaringen teruggekomen en heeft - kort gezegd - aangegeven dat de politie enerzijds zijn verklaringen heeft vervormd en dat hij anderzijds niet veel van de vragen van de politie heeft begrepen omdat hij 's nachts door hen uit zijn slaap werd gehouden.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat [medeverdachte 3] - die tweemaal in aanwezigheid van zijn raadsman is gehoord - door de politie dusdanig onder druk is gezet, of vragen niet heeft begrepen, dat hij in strijd met de waarheid heeft verklaard. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding te veronderstellen dat de politie zijn verklaringen onjuist op papier heeft gezet, temeer nu [medeverdachte 3] blijkens de betreffende processen-verbaal van verhoor na voorlezing in beide verklaringen, heeft volhard en die heeft ondertekend.
De rechtbank volgt de raadsman verder niet in zijn stelling dat [medeverdachte 3] ten gunste van zichzelf belastend over verdachte heeft verklaard. Immers [medeverdachte 3] heeft met zijn verklaringen ook zichzelf belast evenals [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
De rechtbank ziet dan ook in hetgeen [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris heeft verklaard geen reden om aan de juistheid van zijn eerdere verklaringen bij de politie te twijfelen. Zijn verklaringen bij de politie vinden immers ook ondersteuning in andere – objectief – bewijsmateriaal, zoals de telefoongegevens en DNA-sporen.
De rechtbank zal zijn verklaringen van 4 en 5 juli 2020 dan ook gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank past ten aanzien van het primair ten laste gelegde de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen en zakelijk weergegeven bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen staat vast dat [slachtoffer]
(hierna te noemen: het slachtoffer) in de nacht van 12 op 13 april 2019 in haar woning aan de [straatnaam] te Groningen ernstig is mishandeld en dat er spullen uit haar woning zijn ontvreemd die later zijn teruggevonden in de woningen van verdachte, tevens de verblijfplaats van [medeverdachte 2] , en van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in Duitsland.
1
Verdachte wordt er primair van verdacht deze overval tezamen en in vereniging met [medeverdachte
2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] te hebben gepleegd, maar zij heeft iedere betrokkenheid bij het feit ontkend. Zij heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat zij in die bewuste nacht met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in Groningen is geweest en dat zij, nadat [medeverdachte 2] van de auto was weggelopen, enige tijd in de omgeving van - wat later bleek de plaats delict te zijn - heeft rondgelopen om hem te zoeken. Verdachte heeft verder verklaard dat zij op dat moment erg dronken was en dat het haar daarom niet is gelukt om [medeverdachte 2] tijdens haar zoektocht te bellen. Het intoetsen van zijn nummer op haar telefoon lukte niet, al heeft zij nog wel verbinding gekregen met zijn voicemail. Door haar dronkenschap kan zij zich niet herinneren wat zich die avond en nacht allemaal heeft afgespeeld en met wie zij - naast [medeverdachte 3] - uiteindelijk terug naar Duitsland is gereden.
De rechtbank stelt vast dat van verdachte en de medeverdachten, alleen [medeverdachte 2] op basis van forensisch bewijs in de woning van het slachtoffer kan worden gebracht ten tijde van de overval. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op de omstandigheid dat het DNA van [medeverdachte 2] is aangetroffen op de tape waarmee de buitenlamp van de woning van het slachtoffer was afgeplakt
2, in een bloedspoor achter het bed van het slachtoffer
3en in een bloedspoor op een laken dat afkomstig is uit de woning van het slachtoffer.
4[medeverdachte 2] is ook op basis van de analyse van historische verkeersgegevens bij de plaats delict te brengen
5en op zijn verblijfplaats, de woning van [verdachte] , is zoals hiervoor is overwogen, een deel van de buit aangetroffen.
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien af dat [medeverdachte 2] , al dan niet alleen, degene is geweest die de gewelddadige overval heeft uitgevoerd.
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte als medepleger aan het feit kan worden aangemerkt overweegt de rechtbank als volgt.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beantwoording van de vraag of bewezen kan worden dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met één of meer anderen heeft gepleegd gaat de rechtbank uit van de volgende - uit de bewijsmiddelen blijkende - gang van zaken.
Verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn op 12 april 2019 in het begin van avond in een grijze BMW met Lets kenteken vanuit Duitsland via de A7 naar de stad Groningen gereden. [medeverdachte 3] was de chauffeur.
6Uit de analyse van historische verkeergegevens waarbij het aanstralen van telefoonmasten door telefoonnummers, in gebruik bij verdachten, is onderzocht blijkt dat verdachten om ongeveer 20.00 uur in Groningen zijn aangekomen en zich van ongeveer 21.37 uur tot 4.00 uur 's nachts, in de omgeving van de woning van het slachtoffer hebben bevonden.
7
Uit het onderzoek naar de telefoonnummers van verdachten en de verklaring van verdachte bij de politie
8leidt de rechtbank af dat van de twee Duitse telefoonnummers, eindigend op [telefoonnummer] en [telefoonnummer] , beide op naam en/of in gebruik bij verdachte en/of [medeverdachte 2] , het nummer eindigend op [telefoonnummer] die nacht in gebruik was bij verdachte.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 3] , in combinatie met de historische verkeersgegevens, af dat verdachten tussen 20.00 uur en 21.37 uur een gelegenheid in Groningen hebben bezocht waar volgens [medeverdachte 3] in ieder geval [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] alcohol en drugs hebben gebruikt.
9Verdachte heeft over het alcoholgebruik in de groep verklaard dat ze, daarbij doelend op [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , te veel (wodka) hadden gedronken.
10[medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat bij hen toen het plan ontstond om naar huizen te gaan waar wat te stelen viel. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachten rond 21.37 uur in de omgeving van de woning van het slachtoffer terecht zijn gekomen in hun kennelijke zoektocht naar huizen om in te breken.
[medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat [medeverdachte 2] , toen ze op een gegeven moment langzaam reden, uit de auto sprong terwijl deze nog reed en ergens naar toe rende. Daarop heeft [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] gebeld en hem gezegd waar hij naartoe moest rijden. Toen verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op de door [medeverdachte 2] aangewezen plek waren aangekomen, troffen ze [medeverdachte 2] daar aan die een rol tape uit de kofferbak van de auto pakte en op pad ging. Verdachte stapte uit de auto en liep ook weg en even later volgde [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] bleef alleen bij de auto achter en werd na ongeveer een uur door hen gebeld waarbij hem werd verteld waar hij naartoe moest rijden. Aangekomen op de aangewezen plek trof hij verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan bij een prullenbak dan wel container. [medeverdachte 1] kwam vervolgens met een televisie aangelopen die hij in de kofferbak van de auto plaatste. Verdachte en [medeverdachte 2] stapten ook in de auto en [medeverdachte 2] zijn gezicht was kapotgeslagen.
11
De rechtbank overweegt dat niet is vast te stellen wat zich in de tijdsspanne van 21.37 uur tot 4.00 uur precies heeft afgespeeld. Verdachte en medeverdachten hebben daar wisselend en niet gelijkluidend over verklaard. Wat wel vast staat is dat de overval heeft plaatsgevonden na 23.30 uur, nu het slachtoffer heeft verklaard dat zij op dat tijdstip naar bed is gegaan en er toen nog niets aan de hand was.
12
Verder leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 2] met de tape die hij uit de auto van [medeverdachte 3] heeft gepakt voordat hij bij die auto is weggelopen, de bewegingssensor van de buitenlamp van de woning van het slachtoffer heeft afgeplakt. Uit meerdere braaksporen is verder af te leiden dat op verschillende manieren is getracht de voordeur te openen en dat een bovenraam naast de voordeur is vernield.
13Op enig moment is [medeverdachte 2] de woning binnengegaan en heeft daar de zeer gewelddadige overval gepleegd.
Getuige [naam 1] heeft om ongeveer 1.30 uur bij een afvalcontainer voor de woning aan de
Groningerstraat 28 een vrouw zien staan, terwijl zij gerommel bij die container hoorde.
14De volgende dag is op die plaats door getuige [naam 7] een deel van de buit gevonden, te weten een dasspelddoosje met daarop bloed van [medeverdachte 1] .
15[naam 1] heeft verder gezien dat de vrouw daarna wegliep in de richting van de garage aan het eind van de straat, waar in ieder geval van 1.00 uur tot 1.20 uur een BMW met Lets kenteken heeft gestaan, zo leidt de rechtbank uit de verklaring van getuige [naam 2] af.
16Op grond van deze bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte deze vrouw is geweest.
Uit deze gang van zaken is af te leiden dat verdachte en [medeverdachte 2] vrijwel gelijktijdig van de auto zijn weggelopen, even later gevolgd door [medeverdachte 1] . Verdachte heeft zich vervolgens ongeveer een uur in de omgeving van de plaats delict bevonden, in welk uur [medeverdachte 2] (al dan niet alleen) de overval heeft gepleegd. Na dat uur trof [medeverdachte 3] verdachte aan in gezelschap van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met een deel van de buit. Verder is, zoals hiervoor is overwogen, in de woning van verdachte een deel van de buit aangetroffen.
Deze feiten en omstandigheden kunnen - in samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen redengevend worden beschouwd voor het bewijs van medeplegen. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank geen aannemelijke verklaring gegeven die die redengevendheid zou kunnen ontzenuwen.
De hiervoor opgenomen verklaring van verdachte over haar alcoholgebruik en de gevolgen die dat voor haar handelen (rond het tijdstip van de overval) en voor haar herinneringen aan de bewuste avond en nacht hebben gehad, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank heeft daarbij gelet op haar andersluidende verklaring bij de politie, inhoudend dat zij niet veel gedronken kan hebben omdat zij niet goed tegen alcohol kan.
17Verder wordt haar verklaring dat ze contact heeft gehad met de voicemail van [medeverdachte 2] door de historische verkeersgegevens weersproken, nu op basis daarvan kan worden vastgesteld dat er geen contact is geweest tussen de telefoonnummers in gebruik bij verdachte en [medeverdachte 2] .
De rechtbank gelooft verdachte ook niet in haar verklaring dat zij niet wist dat een deel van de buit zich in haar woning bevond. De rechtbank heeft daarbij gelet op de plaats waar de betreffende voorwerpen zijn aangetroffen, te weten bij de persoonlijke spullen van verdachte.
18
De rechtbank acht op grond van het vorengaande bewezen dat verdachte als één van de medeplegers van de woninginbraak kan worden aangemerkt. Verdachte wist van het plan om te gaan inbreken en om daarvoor een geschikt huis te zoeken en is met die wetenschap met de medeverdachten mee gereden naar de omgeving van de woning van het latere slachtoffer. Nadat de overval had plaatsgevonden is zij met medeverdachten mee teruggereden naar huis in Duitsland en heeft zij gedeeld in de buit.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte samen met de medeverdachten uitvoering heeft gegeven aan het kennelijk vooraf door hen gemaakte plan om in te breken in een woning, wat uiteindelijk de woning van het slachtoffer is geworden. De omstandigheid dat de exacte rol van de verdachten bij de uitvoering niet duidelijk is geworden staat een bewezenverklaring van medeplegen niet in de weg.
19
Geweld
Ten aanzien van de vraag of het opzet van verdachte zich ook heeft uitgestrekt tot het door [medeverdachte 2] toegepaste geweld overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen van geweld is niet noodzakelijk dat verdachten zelf een aandeel in het gepleegde geweld hebben gehad. Vast moet komen te staan dat zij voorwaardelijk opzet op het geweld hebben gehad.
20
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het ontstaan van een gewelddadige confrontatie tijdens een woninginbraak - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het gezamenlijke plan van verdachte en medeverdachten was gericht op het plegen van een woninginbraak in de nachtelijke uren. De rechtbank acht het voorzienbaar dat bij een inbraak in een bewoonde woning in de nachtelijke uren een gerede kans bestaat dat een bewoner zal worden aangetroffen. De kans dat er dan een confrontatie met die bewoner zal gaan plaatsvinden die zal uitmonden in het gebruik van enig geweld om deze bewoner (tijdelijk) uit te schakelen, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk. De kans dat een dergelijke confrontatie in geweld eindigt, wordt bovendien nog verhoogd wanneer de inbreker onder invloed van alcohol verkeert zoals bij [medeverdachte 2] het geval was.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat onder meer [medeverdachte 2] die avond te veel wodka had gedronken en zij wist dus dat [medeverdachte 2] sterk onder invloed van alcohol verkeerde.
De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er bij de uitvoering van de inbraak geweld door [medeverdachte 2] zou gaan worden gebruikt.
De rechtbank verwerpt de door de raadsman gevoerde bewijsverweren en acht, alles overziend, de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
Partiële vrijspraak
De forensisch arts heeft in het letselrapport aangegeven dat er geen specifieke letselkenmerken zijn te duiden die een aanwijzing geven over de manier waarop, of eventuele objecten waarmee, de geweldsinwerking op het slachtoffer heeft plaatsgevonden.
Dit betekent dat niet is te bewijzen dat het slachtoffer met een voorwerp is geslagen zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Afgaande op de zichtbare letsels is volgens de forensisch arts evenmin aan te tonen (noch uit te sluiten) dat er sprake is geweest van smoren door middel van een kussen, zodat ook dit onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen en verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 12 april 2019 tot en met 13 april 2019 te Groningen, omstreeks 23.30 uur - 04.30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee met daarin US dollars en een kaartje en een TV van het merk Philips en een doosje met daarin munten en speldjes en broches en een doosje met daarin een "van Nelle" lepel en twee dasspelden en een dasspelddoos en een gouden trouwring en een gouden zakhorloge en 50 euro, dat geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
-in voormelde woning via een bovenlicht in te breken en
-op de slaapkamer van die [slachtoffer] , die [slachtoffer] meermalen met kracht met gebalde vuisten en/of handen tegen het hoofd en in het gezicht en tegen de rechterarm en elders tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of die [slachtoffer] met kracht bij haar rechterarm beet te pakken en/of op andere wijze geweld op/tegen het hoofd en op het gezicht en op de hals en op het strottenhoofd van die [slachtoffer] uit te oefenen, zulks terwijl die [slachtoffer] op haar bed lag, welk feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad, te weten een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Dit is naar de mening van de raadsman een passende straf gelet op, onder meer, de medische conditie van verdachte en de omstandigheid dat zij graag weer voor haar kinderen wil gaan zorgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie uit zowel Nederland als Duitsland, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval, waarbij de 78jarige bewoonster zwaar is mishandeld.
Eén van de medeverdachten is - terwijl hij zwaar onder invloed verkeerde van middelen - 's nachts door middel van braak, al dan niet alleen, de woning van het slachtoffer ingegaan. In de woning is het slachtoffer, ondanks dat zij fysiek geen enkele bedreiging voor een inbreker vormde, dusdanig zwaar mishandeld dat zij geruime tijd buiten bewustzijn is geraakt, zodat de inbraak verder ongestoord kon plaatsvinden. In de woning is een complete ravage aangericht in de kennelijke zoektocht van de medeverdachte(n) naar geld en goederen om mee te kunnen nemen. Uiteindelijk bestond de buit onder meer uit geld, sieraden en een televisie.
Ondanks dat de even bedoelde medeverdachte na afloop van het feit verwondingen aan zijn gezicht had wat op een mogelijke confrontatie met een bewoner in de woning had kunnen wijzen, heeft verdachte zich niet om een eventueel slachtoffer bekommerd.
Uit de stukken, waaronder de bijlagen bij de vordering van de benadeelde partij, blijkt dat de impact van het voorval op het slachtoffer enorm is, zowel fysiek als mentaal. Zij heeft een breuk in het linker jukbeen, breuken in de wand en bodem van de neusbijholten zowel links als rechts en een breuk in de bodem van de rechter oogkas opgelopen. Verder durfde zij, nadat zij in het ziekenhuis enigszins van de ergste verwondingen was hersteld, niet meer naar haar woning terug te keren uit angst voor herhaling van wat zich daar had afgespeeld. Terwijl zij tot het moment van de overval een zelfstandig leven leidde woont zij nu, noodgedwongen, in een verzorgingshuis.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde woningoverval, uit het oogpunt van normhandhaving en vergelding slechts kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstaf van langere duur. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS geldt als uitgangspunt voor een woningoverval met meer dan licht geweld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De rechtbank houdt er bij de bepaling van de strafduur verder rekening mee dat het slachtoffer een zeer kwetsbare persoon betrof en dat sprake was van zeer fors geweld. Verder is het feit gepleegd in vereniging met anderen, in een woning en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. Hoewel de rechtbank de diefstal met geweld en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer ten volle toerekent aan verdachte, heeft zij bij de straftoemeting rekening gehouden met het feit en dat niet verdachte, maar één van de medeverdachten het geweld op het slachtoffer heeft uitgeoefend.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij ter terechtzitting geen enkele verantwoordelijkheid voor het feit heeft willen nemen en de schuld ervan volledig bij de medeverdachten heeft neergelegd. Dit, terwijl zij zich binnen twee weken na het feit met dezelfde verdachtengroep in Duitsland wederom schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak, waarvoor zij in Duitsland inmiddels onherroepelijk is veroordeeld. Ook ten aanzien van dat feit heeft zij ter terechtzitting de schuld in het nadeel van de medeverdachten volledig van zich afgeschoven.
Verder is verdachte in Duitsland eerder veroordeeld voor diefstal. In Nederland heeft zij een blanco strafblad.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank ziet in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om tot een lagere straf over te gaan. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder nog stilgestaan bij haar medische conditie, nu bij haar borstkanker is vastgesteld waarvoor zij wordt behandeld. Dat zij daardoor geen detentie kan ondergaan is echter niet aannemelijk geworden.
Gelet op de duur van deze vrijheidsstraf, zal niet tot opheffing van de voorlopige hechtenis worden overgegaan, waar de raadsman om heeft verzocht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.612,50 ter vergoeding van materiële schade en € 3.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot algehele toewijzing van de vordering met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de hoofdelijkheidsbepaling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering omdat verdachte moet worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
Subsidiair heeft de raadsman de vordering betwist nu een gedeelte van het bedrag mogelijk al is voldaan door de medeverdachten dan wel door het schadefonds geweldsmisdrijven.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat slechts sprake kan zijn van toewijzing van een achtste deel van de vordering, gelet op de rol van verdachte ten opzichte van die van de medeverdachten, waarbij zij niet op de plaats delict is geweest en geen geweldshandelingen heeft verricht.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van de raadsman overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat de schadevergoeding al (deels) is voldaan.
Verder is vastgesteld dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Daarbij is niet duidelijk geworden welke rol verdachte en de medeverdachten ieder voor zich bij de uitvoering hebben vervuld. Nu verdachte en haar drie medeverdachten niettemin alle vier verantwoordelijk worden gehouden voor het feit, zijn zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de daaruit voortgevloeide schade. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan verdachte slechts een deel van de schade toe te rekenen.
De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien haar medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
De vordering, waarvan de hoogte € 5.112,50 niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 april 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/163621-20, primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 5.112,50(zegge: vijfduizend en honderd en twaalf euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer] te betalen een bedrag van € 5.112,50 (zegge: vijfduizend en honderd en twaalf euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 60 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 1.612,50 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2022.

Bewijsmiddelen

1. De door verdachte ter terechtzitting van 28 juli 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 12 april 2019 ben ik met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in een BMW met Lets kenteken naar Groningen gereden. [medeverdachte 3] was de chauffeur. Wij hebben de auto ergens geparkeerd en zijn in een bar gaan eten en drinken. We zijn toen weer gaan rijden en zijn daarna weer gestopt. [medeverdachte 2] en ik zijn tegelijkertijd uit de auto gestapt.
[medeverdachte 2] verdween en ik ben hem gaan zoeken. Dat was in een buurt met wat huizen. Ik heb daar rondgelopen dus het is goed mogelijk dat ik de vrouw ben geweest die getuige [naam 1] kort na middernacht ter hoogte van [nummer] heeft gezien.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2019,opgenomen op pagina 1 e.v. (deel 2) van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH 2019092626, d.d. 27 oktober 2020, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 april 2019, omstreeks 16:45 uur, kreeg ik de melding om te gaan naar de [straatnaam] te Groningen. De meldster die met de meldkamer had gebeld klonk verward volgens de meldkamer. Ik hoorde van de meldkamer dat de meldster had verteld dat er mogelijk was ingebroken afgelopen nacht en dat ze mogelijk zou zijn mishandeld. Ik kwam om 16:50 uur aan bij het pand [straatnaam] in Groningen. Ik zag dat rechtsboven het raam aan de voorzijde een klein raampje kapot was. Ik zag dat de voordeur van de woning open stond. Ik zag een vrouw zitten op een stoel aan een tafel. Ik schrok van de vrouw want ik zag ernstig aangezichtsletsel bij de vrouw. Ik zag dat de vrouw op leeftijd was. Ik zag verschillende blauwe paarse plekken om beide ogen van de vrouw. Ik zag dat deze blauwe plekken opgezwollen waren. Ik zag dat het linkeroog van de vrouw bloed doorlopen was. Ik zag dat de neus opgezwollen was, het leek alsof de neus van de vrouw gebroken was. Ik zag dat de lippen van de vrouw onder opgedroogd bloed zaten en dat ze opgezwollen waren. Ik zag opgedroogd bloed in de mond van de vrouw. Ik zag blauwe plekken zowel links als rechts boven, naast en onder de mond van de vrouw. Tevens zag ik nog meer opgedroogd bloed op het voorhoofd van de vrouw.
(p. 2) Ik hoorde dat ze vertelde dat ze hoofdpijn had en last had van haar mond. Ik hoorde dat ze vertelde dat ze duizelig was. Ik vroeg aan haar wat er was gebeurd. Ik hoorde dat ze vertelde dat ze dit niet wist. Ik hoorde dat ze zei dat haar hele woning overhoop was gehaald. Ik zag dat de hele woning doorzocht was. Ik hoorde dat het slachtoffer vertelde dat er een raam kapot was en wees naar het kapotte raam aan de voorzijde van de woning. Ik zag inderdaad dat het raam kapot was. Ik zag dat in de slaapkamer alles overhoop lag en op de grond lag. Ik zag dat er 2 kussen op het bed lagen op het hoofdeinde. Ik zag dat het linker kussensloop doordrenkt was met rood bloed. Ik zag op het bed ook delen van een kunstgebit liggen. Ik zag dat het kunstgebit in meerdere stukken lag. Ook zag ik een deel van het kunstgebit op de grond liggen links van het bed.
Ik hoorde dat ze vertelde dat ze gisteravond, 12 april 2019 omstreeks 23:30 uur, naar bed is gegaan. Ze vertelde dat ze haar woning in goede en nette staat achterliet en dat ze in bed ging liggen. Het volgende wat ze zich kan herinneren is dat ze wakker werd met het gevoel alsof ze haar kunstgebit nog in had. Toen ze goed voelde, voelde ze dat haar mond opgezet was en had ze last van haar gezicht. Ze zag vervolgens dat de slaapkamer overhoop gehaald was. Ze is naar de woonkamer gelopen en heeft de politie gebeld. Ik zei tegen het slachtoffer dat het al bijna 17:00 uur was. Ik vroeg aan het slachtoffer of ze eerder nog wakker is geworden. Ik hoorde dat ze vertelde dat ze zich dat niet kon herinneren, de laatste herinnering was dat ze op bed ging.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 mei 2019, opgenomen op pagina 76 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] : (p. 77) Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning in de voor de nachtrust bestemde tijd d.m.v. braak en inklimming, waarbij ik zwaar mishandeld werd.
(p. 84) V: Wat voor waardevolle spullen heeft u in uw huis?
A: Op dat moment had ik ongeveer 50 euro. (p. 86) V: Waren er nog sieraden in huis?
A: Mijn man had vaak van die mooie dasspelden. Zilveren dasspelden. De gouden ring van mijn man ligt in het laadje van ons bedmeubel.
(p. 87) V: Die ring die van uw man was. Stond er ook iets ingegraveerd? A: Ja, stond in wanneer wij verloofd waren.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2019, opgenomen op pagina 2020 e.v. (deel 14) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 1 mei 2019 werd door mij voor een doorzoeking binnengetreden in perceel [straatnaam] te Groningen. Tijdens het opnemen van de aangifte bleek dat niet duidelijk was welke goederen waren weggenomen. In haar aangifte gaf bewoonster aan welke (waardevolle) spullen waar in de woning zouden moeten liggen.
(p. 2021) • Gouden trouwring met daarin de verlovingsdatum [datum] en de naam [slachtoffer] gegraveerd. Zou liggen in laadje van bedmeubel.
Werd niet aangetroffen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2019, opgenomen op pagina 110 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant: Op maandag 6 mei 2019, tussen 16:00 uur en 18:00 uur, bevond ik mij in verzorgingstehuis de [naam 3] alwaar slachtoffer [slachtoffer] verblijft. Ik toonde foto’s van sieraden welke wij bij de doorzoeking op 1 mei 2019 in de woning van het slachtoffer hebben aangetroffen. Ik hoorde haar het volgende zeggen:
“De sieraden die u mij op de foto’s toont herken ik als zijnde mijn eigen sieraden, dan wel de
sieraden van mijn overleden man, dan wel sieraden van overleden familieleden van mijn man en mij. Het enige sieraad wat er niet bij zit, en wat niet op een foto staat, is de gouden ring van mijn overleden man.
6.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2019, opgenomen op pagina 2028 e.v. (deel 14) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op donderdag 14 november 2019 omstreeks 06.00 uur werden door de politie Emsland/Grafschaft Bentheim twee woningen betreden ter aanhouding en doorzoeking, zijnde:
[woonplaats] , [straatnaam] , zijnde het woonadres van [verdachte] , geboren
[geboortedatum] -1979 en het verblijfadres van [medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum] -1979 en
[woonplaats] , [straatnaam] , zijnde het woonadres van [medeverdachte 3] , geboren [geboortedatum] -1963 en [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum] -1991.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , was aanwezig op het adres, [straatnaam] te [plaats] . Ik zag dat er door medewerkers van de zoekploeg diverse goederen in beslag werden genomen, waaronder een grijze etui/portemonnee met als inhoud buitenlandse valuta (Amerikaanse dollar biljetten ) en een kaartje in de vorm van een hartje met de tekst “Voor Moeder”. Op de achterzijde van het kaartje stond handgeschreven “1996 [naam 4] en [naam 5] "
21.
(p. 2029) Ik hoorde dat door de Duitse collega werd gezegd, dat hij de grijze etui/portemonnee had aangetroffen in het wandmeubel in de woonkamer bij andere persoonlijke spullen van [verdachte] . Verder werden er onder andere aangetroffen en inbeslaggenomen doosjes met daarin munten en/of sieraden/speldjes
22.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , was aanwezig op het adres [straatnaam] te [plaats] . Ten tijde van het betreden van de woning, werd in de woning [medeverdachte 3] aangetroffen. Ik zag tijdens de zoeking dat een televisie, merk Philips, model 37PFL3807H/12, in beslag werd genomen
23, omdat het serienummer was weggekrast. Ik hoorde dat de aanwezige [medeverdachte 3] in het Duits zei dat de televisie van [medeverdachte 1] was.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2020, opgenomen op pagina 178 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant: Op donderdag 14 mei 2020 toonde ik het slachtoffer foto’s van goederen welke bij een doorzoeking in Duitsland in beslag zijn genomen en waarvan wij denken dat het haar eigendommen zijn. Ik hoorde haar het volgende zeggen:
Die grijze portemonnee. Het geld wat erin zit is nog van onze vakantie in Amerika en Canada. En dat hartje met de namen [naam 5] en [naam 4] erop geschreven. Die televisie die u mij op de foto laat zien moet wel die van mij zijn. Ik had zo’n televisie. Ik had een Philips. U laat mij nu het rode doosje met inhoud zien. Ik herken meteen de vlinder broches. De munten in het doosje kunnen buitenlandse munten zijn van mijn man. Ik kan niet goed zien uit welk land deze munten komen maar wij zijn onder andere naar Amerika en Canada geweest. Ik heb de munten altijd bewaard. En dat doosje met dat blauwe vilt daar zat een munt in. Het speldje met daarop Lethbridge was ook van ons. Het speldje van het CDA was ook van mijn man. Dat speldje van Geigy-Agro was van de boerderij van mijn man. En ook het speldje welke groen/wit van kleur is herken ik als ons eigendom. Het witte doosje met daarin het schepje is een theeschepje. Het gouden horloge was van mijn man.
8.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2020, opgenomen op pagina 2035 (deel 14) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant: Op 18 juni 2020 ontving ik een zwarte televisie van het merk Philips met goednummer 1278320. Mij werd gevraagd onderzoek te doen naar het serienummer van deze televisie. Ik zag op de achterkant van de televisie niet het stickertje zitten met daarop het serienummer. Hierop heb ik na raadplegen van de website van Philips een manier gevonden om het serienummer te achterhalen. Door met een afstandsbediening de code 123654 snel achter elkaar in te drukken, zag ik dat er een menu verscheen. Hier zag ik de volgende code staan: FZ1A1249000223. Ik zag dat dit nummer overeen kwam met het nummer dat bij de aangifte was opgegeven al zijnde het serienummer.
9. Een geneeskundige verklaring van de GGD, op 15 april 2019 opgemaakt en ondertekend door drs.
J.E. Keizer, arts maatschappij en gezondheid, opgenomen op pagina 613 e.v. (deel 5) van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Betrokkene, [slachtoffer] , is op 13 april 2019 gezien in het kader van een letselonderzoek.
(p. 614)
Aangezicht
Uitgebreide blauw verkleuringen van de huid. Ook gelegen in beide oogkassen (brilhematoom), met een uitgesproken subconjunctivale bloeding in het linker oog. Vorm afdruk neusvleugels van een brilmontuur op beide zijden van de neusrug. De blauwverkleuring verloopt naar beneden langs de naso-labiale plooien naar beide mondhoeken.
Vanuit de mondhoeken verlopen de verkleuring via beide labio-mandibulaire plooien naar de onderzijde van het hoofd richting de hals. De buitenzijde van de bovenlip is blauw verkleurd. Op de rechterwang, verlopen twee horizontale krassen, de bovenste, vlak onder het jukbeenlangs gebogen, met een lengte van 4 centimeter. De onderste kras verloopt in het verlengde van de onderste kaaklijn, richting het rechteroor en meet ongeveer 4 centimeter. In de mondholte binnenzijde van de onderste lip is een beschadiging van het slijmvlies te zien. Op de rechter onderzijde van de tong bevindt zich een bloeduitstorting. In de linker wenkbrauw verloopt schuin naar buiten omlaag een snijverwonding van 1 1/2 cm lang. Het rechterneusgat, aan de voorzijde bevind zich een kleine scherpbegrensde snijwond. (p. 616)
Hals
Uitgebreide blauwe verkleuring huid van de hals (oppervlakte beslaat o.a. het gehele strottenhoofd). Verloopt van de donkerpaars verkeurde kaakranden puntvorming in de richting van het borstbeen. Bloeduitstorting.
(p. 617)
Rechter arm
Een drietal losse bloeduitstortingen op de rechter arm. De bovenste bevindt zich aan de zijkant van de bovenarm, onder het schoudergewricht. Er zijn verschillende tinten van de blauwe kleur te onderscheiden over een oppervlakte van ongeveer horizontaal 3 cm bij verticaal 3 centimeter. Middelste, is de kleinste (2 bij 2cm), de blauw verkleuring heeft een lichtere tint dan de andere twee bloeduitstortingen. Hij bevindt zich 8 cm onder de bovenste, ook aan de buitenzijde van de bovenarm. Onderste is de grootste, deze forse bloeduitstorting is gelokaliseerd aan de achterzijde en binnenzijde van de onderarm, onder het ellebooggewricht. Het oppervlak meet ongeveer 10 cm verticaal bij 6 cm horizontaal. Het letsel bestaat ook uit verschillende tinten blauw/ paarse verkleuring. Het deel welke zich het dichtstbij het ellenboog bevind is een schaafwond ter grote van 1 bij een 1/2 cm. De kern van de bloeduitstorting vertoont een afdruk/ patroon van een cirkel met een kruis er in.
10. Een forensisch medische letselrapportage van de GGD, op 9 februari 2021 opgemaakt en ondertekend door drs. T. van Mesdag, forensisch arts, opgenomen bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Hoe zijn de letsels ontstaan?
Zoals aangegeven in de door collega Keizer opgestelde letselbeschrijving
24zijn de letsels meest waarschijnlijk ontstaan als gevolg van van buitenaf inwerkend stomp geweld. Door de veelheid aan letsels op verschillende plaatsen in het gelaat en in de hals is het aannemelijk dat er sprake is van meerdere afzonderlijke geweldsinwerkingen. Een toedracht die gekenmerkt wordt door een enkele impact op het gelaat zoals een val op de grond of tegen een object acht ik daarom zeer onwaarschijnlijk.
In hoeverre en op welke manier kunnen de letsels het buiten bewustzijn van het slachtoffer verklaren?De neuroloog constateerde licht traumatisch schedelhersenletsel (LTSH) na mishandeling waarbij sprake was van geheugenverlies (post-traumatische amnesie, in het kort PTA).
Het is gelet op de definitie van LTSH aannemelijk dat aangeefster maximaal 30 minuten bewusteloos is geweest.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2019, opgenomen op pagina 16 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant: Op zaterdag 13 april 2019, te 17:35 uur kwam ik ter plaatse op de [straatnaam] te Groningen.
(p. 17) Collega [verbalisant 3] van de geüniformeerde politie heeft meerdere interviews afgenomen van buurtbewoners die aanwezig waren. Hieruit kwamen de volgende gegevens naar voren die anders waren dan het normale beeld van deze buurt.
Er werd een personenauto met Litouws kenteken met daarin twee uitziende Oostblokkers gezien in de nachtelijke uren, omstreeks 01:00 uur.
Omstreeks 20:06 uur kwam collega [verbalisant 4] van de Speurhonden met zijn hond voor een onderzoek in de omgeving van de woning [straatnaam] te Groningen.
Omstreeks 20:25 uur sloeg de speurhond aan in het water ter hoogte van de woning [straatnaam] te Groningen. In het water half onder een duiker (toegang tot het terrein van de woning) lag een wit laken met vermoedelijk bloedsporen in dit laken.
(p. 18) De FO heeft dit laken onmiddellijk veiliggesteld en in beslag genomen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 april 2019,opgenomen op pagina 247 (deel 3) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant: Op woensdag 24 april 2019 heb ik telefonisch contact gehad met [naam 6] .
25Desgevraagd verklaarde [naam 6] dat zijn kameraad [naam 7] op zaterdag 13 april 2019, omstreeks 13:00 uur, bij hem thuis kwam. [naam 7] nam een doosje mee naar binnen. [naam 7] vertelde aan [naam 6] dat hij het doosje bij de container aan het begin van de oprit had gevonden. In het doosje bleek een dasspeld te zitten. Het doosje met de dasspeld zijn in beslag genomen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning d.d. 3 juli 2020, opgenomen in het forensisch dossier (deel 20) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op zaterdag 13 april 2019 om 18:00 uur kwamen wij, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal
met geweld in/uit woning, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] te Groningen.
(p. 3) Aan voorzijde van de woning was te zien dat een bovenlicht, links van de voordeur, kapot was. Het glas was uit het bovenlicht gehaald en lag voor een deel in de woonkamer en in de voortuin. In de voordeur was een van de vier gele ramen uit de voordeur gehaald. Hierbij waren de glaslatten verwijderd. Het glas werd door ons in de voortuin en in de haag in de voortuin aangetroffen. Door middel van handreiking had men een deurklopper die aan de binnenzijde van de deur zat afgebroken.
Deze deurklopper werd buiten de woning, links naast de voordeur aangetroffen en veiliggesteld. Tevens was geprobeerd een deurpaneel onder uit de voordeur te verwijderen.
Boven de voordeur hing een buitenlamp. Deze buitenlamp was voorzien van een bewegingssensor. Over de bewegingssensor zat een stuk bruine tape geplakt, kennelijk om de bewegingssensor uit te schakelen. Van het veiligstellen van het stuk tape werd, in het belang van het onderzoek, apart proces-verbaal opgemaakt.
Er waren meerdere braaksporen te zien op het bovenlicht.
In een grijze afvalcontainer voor de woning [straatnaam] werd een dasspeld aangetroffen met daarop en bloeddruppel. De dasspeld was niet van de bewoners van de woning [straatnaam] en kwam mogelijk uit de woning van het slachtoffer. De bloeddruppel werd veiliggesteld voor eventueel vervolg DNA-onderzoek.
(p. 5) Slaapkamer
Op de muur achter het bed en op de buitenmuur waren meerdere bloedsporen zichtbaar. Er werden van deze bloedsporen meerdere bemonsteringen genomen. Deze bemonsteringen bleken allemaal bloed te zijn. De bemonsteringen werden veiliggesteld voor eventueel vervolgonderzoek.
Op het hoofdeind van het bed werd een bovengebit, met bloed, aangetroffen. Deze was in tweeën gebroken. Onder het nachtkastje, aan de beslapenzijde van het bed, werd een ondergebit aangetroffen. Ook hierop was bloed aanwezig. Het gebit bleek van het slachtoffer te zijn. Op het nachtkastje lagen papieren in een plastic insteekhoed. Op deze insteekhoed was bloed aanwezig. Onder de verwarming, nabij de wastafel, werd een bril aangetroffen. Op deze bril was bloed zichtbaar. De bril werd veiliggesteld voor eventueel vervolgonderzoek. De bril bleek later van het slachtoffer te zijn.
In de ruimte tussen het bed en de wastafel werden meerdere bloedspatten aangetroffen op de grond. Deze bloeddruppels liepen vanaf het bed naar de deur van de slaapkamer.
Op de wastafel en het wastafel meubel werden bloedvlekken en bloedvegen aangetroffen. Vanaf het bed werden de beide kussenslopen apart van elkaar, veiliggesteld voor eventueel vervolg DNAonderzoek. Op beide kussenslopen werd bloed aangetroffen.
Onder het bed werd een kussen, sierkussen, aangetroffen. Op dit kussen was in een hoek van het kussen bloed zichtbaar.
(p. 6) De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
(p. 8) Spoornummer : PL0100-20190 92 62 6-52210
SIN : AAHC1051NL
Spooromschrijving : Bloed
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Plaats veiligstellen : Bloed looppad achter het bed
(p. 9) Spoornummer : PL0100-2019092626-52220
SIN : AALS7028NL
Spooromschrijving : Bloed
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Plaats veiligstellen : Bemonstering bloeddruppel dasspelddoos
Goednummer : PL0100-2019092626-1127306
SIN : AAHC1042NL
Object : Plakband
Merk/type : Breed
Kleur : Bruin
Bijzonderheden : Op sensor buitenlamp naast voordeur
(p. 12) Goednummer : PL0100-2019092626-1127335
SIN : AAHC1037NL
Object : Beddegoed (Laken)
Bijzonderheden : Onder duiker nr 40 met bloed
14. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 001), d.d. 26 april 2019, opgenomen op pagina 636 e.v. ( deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn haar verklaring:
Onderzoek naar biologische sporen Tape AAHC1042NL.
De rugzijde van de tape is in zijn geheel bemonsterd en als AAHC1042NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Op de kleefzijde van de tape is een dactyloscopisch spoor #D01 waargenomen. Dit dactyloscopische spoor is bemonsterd en als AAHC1042NL#02 veiliggesteld voor DNA-onderzoek.

(p. 637) Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek

SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNAprofiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAHC1042NL#01
(rugzijde tape)
DNA-mengprofiel
afgeleid DNA-hoofdprofiel
van een man
onbekende man A
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAHC1042NL#02
(dactyloscopisch spoor tape)
DNA-mengprofiel
onbekende man A en minimaal twee andere
persoon
niet berekend
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAHC1042NL#01 (gekoppeld aan onbekende man A) is op 25 april 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Sindsdien wordt het vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen.
15. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 003), d.d. 20 juni 2019, opgenomen op pagina 641 e.v. ( deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Het DNA-onderzoek aan bemonstering AAHC1042NL#02 van dactyloscopisch spoor #D01 op de kleefzijde van de tape is herhaald met als doel van het DNA in deze bemonstering een informatiever DNA-mengprofiel te verkrijgen.

(p. 642) Tabel 2 Interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek

SIN
(omschrijving)
Beschrijving DNAprofiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAHC1042NL#02
(dactyloscopisch spoor #D01)
DNA-mengprofiel afgeleid DNA-hoofdprofiel:
onbekende man B
kleiner dan 1 op 1 miljard
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAHC1042NL#02 (gekoppeld aan onbekende man B) is op 14 juni 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Sindsdien wordt het vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen.
161. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van het NFI d.d. 18 juni 2019, met als onderwerp
"Match met buitenlands profiel", opgenomen op pagina 644 (deel 5) van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Er is een match gevonden tussen het DNA-profiel uit Nederland met code AAHC1042NL#02 en het DNA-profiel uit Denemarken met code P 2010-56731.
162 (p. 13 relaas, deel 20) Op 27 juni 2019 werd naar aanleiding van het internationaal rechtshulp verzoek door de Deense autoriteiten doorgegeven dat het DNA-profiel P2010-56731 gekoppeld is aan:
[medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteland] .
Uit de informatie bleek dat [medeverdachte 2] zijn naam had veranderd. Deze persoon wordt in het dossier verder genoemd: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteland] .
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van biologisch vooronderzoek d.d. 17 oktober 2019, opgenomen in het forensisch dossier (deel 20) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb een forensisch onderzoek verricht naar sporen aan sporendrager met goednummer PL01002019092626-1127335 en SIN AAHC1037NL.
Ik heb het laken visueel onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zag ik meerdere op bloed lijkende sporen. Ik heb een deel van een bloedspoor aan de zijkant van het laken, ongeveer in het midden uitgeknipt en veiliggesteld en verzegeld.
Veiliggesteld spoor:
(p. 2) Spoornummer : PL0100-2019092626-57209
SIN : AANI8425NL
Relatie met SIN : AAHC1037NL
Spoortype : Biologisch
Spooromschrijving : Bloed
Wijze veiligstellen : Op drager
Datum/tijd veiligstellen: 17 oktober 2019 om 12:57 uur
Plaats veiligstellen : Deel bloedspoor midden laken aan de zijkant
18. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 006), d.d. 8 november 2019, opgenomen op pagina 660 e.v. (deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
(p. 661)
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
(omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AALS7028NL#01
(bloeddruppel dasspeldoos)
AANI8425NL#01
(deel bloedspoor midden laken aan de zijkant)
onbekende man C
onbekende man B
kleiner dan 1 op 1 miljard
kleiner dan 1 op 1 miljard
Het DNA-profiel AALS7028NL#01 (gekoppeld aan onbekende man C) is op 4 november 2019 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Sindsdien wordt het vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen.
191. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van het NFI d.d. 8 november 2019, met als onderwerp "Match met buitenlands profiel", opgenomen op pagina 663 (deel 5) van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Er is een match gevonden tussen het DNA-profiel uit Nederland met code AALS7028NL#01 en het DNAprofiel uit [geboorteland] met code 86745.
192 (p. 13 relaas, deel 20) Op 3 januari 2020 werd naar aanleiding van het internationaal rechtshulp verzoek door de Letse autoriteiten doorgegeven dat het DNA-profiel 86745 gekoppeld is aan: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteland] .
20. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 008), d.d. 18 september 2020, opgenomen op pagina 713 e.v. (deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Aan de referentiekaart WAAJ6335NL van de verdachte [medeverdachte 2] is DNA-onderzoek verricht.
Van het DNA in dit referentiemonster is een DNA-profiel verkregen.
Het DNA-profiel WAAJ6335NL van de verdachte [medeverdachte 2] is op 26 augustus 2020 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een overeenkomst gevonden met het eerder in deze zaak opgenomen DNA-profiel AAHC1042NL#02 (dactyloscopisch spoor tape; in het rapport van aanvraag 003 gekoppeld aan onbekende man B).
Bovenstaande betekent dat de verdachte [medeverdachte 2] de onbekende man B kan zijn. Dit betekent dan ook dat het bloed in de bemonstering AAN18425NL#01
(deel bloedspoor midden laken aan de zijkant; zie het rapport van aanvraag 006) van [medeverdachte 2] afkomstig kan zijn. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man met het DNA-profiel van onbekende man B matcht is kleiner dan één op de één miljard.
21.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (relaas) d.d. 19 oktober 2020, opgenomen in het forensisch dossier (deel 20) van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
(p. 10) Op de kleefzijde van het plakband werd één dactyloscopisch spoor zichtbaar. Dit spoor werd door het NFI gemerkt als AAHC1042NL#D01 en fotografisch vastgelegd. Door de forensische opsporing van de eenheid Noord Nederland werd dit spoor voorzien van een nieuw SIN, te weten AAHC1036NL.
22. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport Dactyloscopisch Onderzoek, d.d. 1 oktober 2019,opgenomen in deel 20 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Het spoor met SIN AAHC1036NL en Havanknummer 092304190000001 is, geïndividualiseerd op een afdruk van de rechter duim voorkomend op het vingerafdrukkenblad ten name van:
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] geboren [geboortedatum] -1979.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen het spoor met SIN AAHC1036NL en Havanknummer 092304190000001 en de afbeelding van de rechter duim afkomstig van het vingerafdrukkenblad ten name van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 2] geboren [geboortedatum] -1979 opgenomen te [geboorteland] d.d. 06-09-2019.
23. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanVeiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.04.23.021 (aanvraag 011), d.d. 18 september 2020, opgenomen op pagina 719 e.v. (deel 5) van voornoemd dossier, opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

(p. 720) Tabel 2 Interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek

SIN
(omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAHC1051NL#01
(bloed looppad achter het bed)
verdachte [medeverdachte 2]
kleiner dan 1 op 1 miljard
24. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van analyse Duitse mobiele telefoonnummers en IMEI-nummer d.d. 9 juni 2020, opgenomen op pagina 1541 e.v.
deel 9) van voornoemd dossier, inhoudend als van verbalisant:
(p. 1542) Het Duitse telefoonnummer [telefoonnummer] staat op naam van [medeverdachte 2] en heeft als gebruikers [verdachte] , [medeverdachte 2] en [naam 9] .
(p. 1546) Het Duitse nummer [telefoonnummer] staat op naam van [verdachte] , met als regelmatige/doorgaande gebruiker [medeverdachte 2] .
(p. 1548) Het Duitse nummer [telefoonnummer] staat op naam van [naam 8] met gebruiker [medeverdachte 3] .
(p. 1553) Het Duitse nummer [telefoonnummer] staat op naam van [medeverdachte 1] , gebruiker [medeverdachte 1] .
(p. 1556) Het toestel met IMEI-nummer [nummer] zou gekoppeld zijn aan het Duitse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] op naam van [verdachte] met als regelmatige/doorgaande gebruiker [medeverdachte 2] .
(p. 1557) Naar aanleiding van de analyse van de historische verkeersgegevens in combinatie met de verkregen informatie uit Duitsland omtrent genoemde Duitse mobiele telefoonnummers, vermoedt het onderzoeksteam dat [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] tussen 12 april 2019 21:31:47 uur en 13 april 2019 04:06:46 uur op dan wel in de nabijheid van de [straatnaam] te Groningen waren.
(p. 1558) Uit de historische verkeersgegevens (B-analyse) valt te lezen dat er onderling contact dan wel poging contact is geweest tussen genoemde data en tijdstippen 12 april 2019 21:31:47 uur en 13 april 2019 04:06:46 uur.
Uit de Nederlandse B-analyse blijkt dat het Duitse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] met als vermoedelijke gebruiker [verdachte] op 12 april 2019 om 19:44:44 uur een mast in Winschoten aanstraalde. Op 12 april 2019 om 20:08:03 uur werd door het Duitse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 3] de mast aan het Kattegat te
Groningen aangestraald. Ongeveer anderhalf uur later werd de mast aan de [straatnaam] te
Groningen aangestraald door het Duitse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] / toestel met
IMEI-nummer [nummer] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 2] en de mast aan de Virulystraat 14 te Groningen door het Duitse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 1] , waaruit blijkt dat de verdachten zich mogelijk op en/of in de nabijheid van de plaats delict ophielden.
Op 13 april 2019 om 04:42:55 uur werd door het Duitse mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] met als vermoedelijke gebruiker [medeverdachte 1] de mast aan het Kattegat te Groningen aangestraald en om 04:54:28 uur de mast aan de Industrieweg 15 te Zuidbroek.
25. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 april 2019, opgenomen op pagina 206 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
O: Tijdens het buurtonderzoek heeft u aangegeven dat u op zaterdag 13 april 2019 een Litouws voertuig heeft zien staan.
A: Ik ben de eigenaar van [bedrijf] , gevestigd aan de [straatnaam] , mijn woonhuis is direct naast de garage gevestigd.
(p. 207) A: Rond 1 uur liet ik de hond uit. Ik ben naar de overkant gelopen en ben ik richting de Hornbach gegaan. Toen ging de hond even wat doen, dus ik draaide mij om en ik zie een auto mijn erf oprijden. Hij kwam vanaf de stoplichten, draaide het erf op en ging met de neus de andere kant opstaan. Ik loop tot zo’n beetje het viaduct en ben weer terug gelopen. Ik zag geen licht meer branden van die auto. Eerst hadden ze de lampen wel even aangelaten. Maar dat hele stuk zijn ze dus daar blijven staan. Toen ik hier weer voor kwam. O: Getuige wijst naar de zijkant van zijn garagebedrijf.
A: Het was een BMW met een Litouws kenteken 2 mannen erin, waarvan de bijrijder, met een grijs vest met zo’n capuchon op, erin zat en het waren ok echt eh ja buitenlandse medeburgers om maar even netjes te zeggen.
A: Het waren geen hele jonge mensen.
V: En op welke afstand heeft u de personen gezien?
A: Nou ik ben langs de auto gelopen, nog geen meter afstand. En ik ben naar het woonhuis gegaan, ben onder de douche gestapt en na het douchen stond de auto nog op dezelfde plek met de verlichting uit. De auto stond met de neus in de richting van de stoplichten.
(p. 208) A: Deze heeft hier sowieso een 20 minuten gestaan wat ik zeker weet.
V: Hoe laat ging u ongeveer op bed?
A: Ik zou zeggen rond 01:15 - 01:20 uur
26. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 april 2019, opgenomen op pagina 231 e.v. (deel 2) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] , wonende aan de [straatnaam] te Groningen:
V: We hebben begrepen dat jij een vrouw hebt gezien bij een container welke in de straat stond. Welke datum was dit?
A: Het was op zaterdag 13 april.
V: Hoe laat was het?
A: Ik was om 01:30 uur thuis en kort daarvoor zag ik haar want zij stond bij een container die voor mijn huis stond.
(p. 232) A: Ik heb haar gezien en heb mijn fiets op de oprit gezet. Heb toen mijn fiets op slot gezet. Ik heb me omgedraaid om te kijken of ik haar nog zag. Toen zag ik dat de vrouw naar de autogarage liep. Dit is een garagebedrijf aan het eind van de straat.
V: Hoe zag deze container eruit?
A: Is een lichtgrijze container. Het is geen normale afvalcontainer. Meer voor groter afval.
(p. 233) V: Wat voor postuur had de vrouw?
A: Wat kleiner en wat breder. Ja mijn moeder noemt het was gezet.
V: Wat was de lengte van de vrouw?
A: 1.65 lang dus.
V: Wat was de leeftijd van de vrouw?
A: Ik dacht zelf om en nabij 40 jaar.
V: Wat voor kleur haar had de vrouw?
A: Zwart.
(p. 234) V: Wat was de vrouw bij de container aan het doen?
A: Ik heb geen flauw idee. Ik hoorde wel wat gerommel maar toen had ik haar nog niet gezien.
V: Hoe klonk dat gerommel dan?
A: Alsof iemand wat bij mijn container aan het doen was. Ik hoorde niet het open en dichtklappen van de deksel van mijn container maar meer een gerommel wat je wel hoort in een container.
27. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 april 2019, opgenomen op pagina 248 e.v. (deel 3) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 7] :
V: Hoe laat bent u op zaterdag 13 april 2019 de [straatnaam] aangekomen?
A: Ik denk dat ik ongeveer om 13:00 uur daar ben aangekomen.
A: Ik ben naar de [straatnaam] gegaan waar mijn kameraad [naam 6] woont.
(p. 249) A: Ik heb mijn auto geparkeerd op de oprit van de buren aan de linkerkant van de woning van [naam 6] . Toen ik uitgestapt was, ben ik langs een metalen container gelopen. Toen ik langs die container liep, zag ik iets glimmends liggen. Ik zag ook dat er een plastic doosje lag.
28. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 23 juni 2020, opgenomen op pagina 1730 e.v. (deel 11) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 1733) V: Op welk adres sta jij momenteel officieel ingeschreven?
A: [straatnaam] , [woonplaats] .
A: Ik heb altijd op dat adres gewoond.
(p. 1734) V: Met wie heb je een relatie?
A: Met [medeverdachte 2] .
(p. 1740) A: Wij zijn met [medeverdachte 3] naar Nederland gereden. En nog een keer in april. V: Wanneer was het in april?
A: Dat moet dan de 13de zijn geweest.
V: Met wie waren jullie naar Nederland gegaan?
A: Ik, mijn man, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] .
V: Waar gingen jullie in april naartoe in Nederland? A: Naar Groningen. We zijn naar een bar gegaan.
(p. 1741) V: Wat betreft het bezoek in de bar. Je spreekt over jezelf en jouw man. Waar waren [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ?
A: Die waren ook daar.
(p. 1743) V: Wat hadden die anderen gedronken?
A: Hetzelfde. Dat is het enige dat Russen drinken: wodka.
V: Net zoveel?
A: Ik weet alleen dat ze te veel hebben gedronken. Behalve [medeverdachte 3] , want die reed.
V: In wat voor voertuig zijn jullie naar Groningen gegaan?
A: In een BMW 3-serie.
29. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 augustus 2020, opgenomen op pagina 1789 e.v. (deel 11) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 1792) V: In het vorige verhoor verklaarde je dat jij gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [medeverdachte 3] verklaarde dat jij hem gebeld had om jullie op te halen. Telecomgegevens wijzen uit dat dit nummer om 01.24 uur 8 seconden met [medeverdachte 3] heeft gebeld. Klopt dit?
A: Ik heb hem gebeld om hem te vragen of mijn man [medeverdachte 2] al terug was.
30. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juli 2020, opgenomen op pagina 1855 e.v. (deel 12) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] :
(p. 1872) A: Op die avond hebben ze me omgepraat om mee te gaan. Ik weet niet hoe de stad heet maar ze hebben me omgepraat.
OV: Groningen?
OV: Verdachte knikt bevestigend.
A: [verdachte] bedacht altijd alles. [medeverdachte 2] was verliefd ofzo en hij deed alles wat zij hem opdroeg. Hierna kwamen wij naar de stad.
A: Ze gingen hasj roken en daarna drinken. Hierna zeiden ze laten wij naar huizen gaan waar wat te stelen valt. We reden langzaam langs een bepaalde straat. Toen de auto nog bewoog sprong [medeverdachte 2] uit de auto en rende ergens naar toe. Hierna belde hij mij en zei waar we heen moesten rijden. [verdachte] ging naar hem toe en ze zeiden tegen ons dat wij moesten wachten in de auto. Ik en [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] ) zaten in de auto. [medeverdachte 1] probeerde tot drie keer toe ook uit mijn auto te springen om naar hem toe te gaan. Toen rukte [medeverdachte 1] zich los en rende [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 2] toe. Voordat [medeverdachte 2] weg ging nam hij uit mijn auto de tape mee. Daarna waren
[medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] ongeveer een uur afwezig. Daarna hebben ze mij gebeld en gezegd waar ik naar toe moest rijden. Ik ben daar naar toe gereden. Bij een prullenbak hadden zij een voorwerp gehaald. [medeverdachte 1] bracht een televisie naar de auto en zette deze in de kofferbak. [verdachte] en [medeverdachte 2] stapten ook in de auto. [medeverdachte 2] zijn gezicht was kapot geslagen. Bij zijn wenkbrauw ofzo.
31. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 juli 2020, opgenomen op pagina 1879 e.v. (deel 12) van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] :
A: Later zei hij (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 3] ) nog iets over de verwonding. Hij ging naar binnen in de woning of kamer, draaide zich om en bezeerde zijn gezicht. Hij viel op een nachtkastje.
(p. 1881) V: Zijn jullie in de BMW 3 serie met kenteken [kenteken] naar Groningen gereden?
A: Ja, inderdaad, met deze auto, met deze kentekenplaat.
(p. 1886) V: Hoe droeg zij (de rechtbank begrijpt: verdachte) haar haar?
A: Ze heeft dezelfde lengte haar als u: tot op de schouders. Niet pikzwart, maar wel donker.
Bewijsmiddelen 3, 6, 7, 8, 9 en 10.
Bewijsmiddelen 13, 14, 15, 161 en 162.
Bewijsmiddelen 13 en 23.
Bewijsmiddelen 11, 13, 18 en 20.
Bewijsmiddel 24.
Bewijsmiddelen 1, 28, 30 en 31.
Bewijsmiddel 24.
Bewijsmiddel 29.
Bewijsmiddel 30.
Bewijsmiddel 28.
Bewijsmiddel 30.
Bewijsmiddel 2.
Bewijsmiddel 13.
Bewijsmiddel 26.
Bewijsmiddelen 13, 18, 191 en 192.
Bewijsmiddel 25.
Verklaring van verdachte, procesdossier, p. 1743.
Bewijsmiddel 6.
Hoge Raad 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1019.
Hoge Raad 20 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY0267.
Kennisgeving van inbeslagneming, p. 2031.
Kennisgevingen van inbeslagneming, p. 2030 (rode doos met munten en broches), p. 2032 (gouden zakhorloge), en p. 2033 (wit doosje met Van Nelle lepel).
Kennisgeving van inbeslagneming, p. 2034.
Bewijsmiddel 9.
Wonende aan de [straatnaam] te Groningen, p. 211 (deel 2).